Jefta's dochter

Tragiek van een vrouwenleven in theologie en kunst
Cees Houtman, Klaas Spronk

In de jaren dat ik nog actief werkzaam was als docent aan de theologische faculteit heb ik studenten nog wel eens horen klagen over de verbrokkeling in de studieopzet [1]. De exegeet, de historicus, de dogmaticus, de homileet en de literator, ze zaten allemaal in hun eigen hokje en kwamen maar zelden bij elkaar over de vloer. Gelukkig waren er de Hydepark-dagen waar exegeten en systematici, dichters en schilders, werkers in de kerk en de samenleving elkaar ontmoeten rondom een gezamenlijk thema.

Zo’n ontmoeting vindt ook plaats in dit boeiend geschreven boek over de dochter van Jefta. Anders gezegd: over dat weerbarstige bijbelgedeelte uit Richteren 11. Ooit heb ik het zelf gewaagd er over te preken, geïnspireerd door een schets van E.L. Smelik (overigens niet genoemd in dit boek). Ik heb de preek maar één keer gehouden en had er achteraf niet zo’n goed gevoel bij. De twijfel of ik de perikoop recht had gedaan wou maar niet weg! Ik denk niet dat dat zo vreemd is. Juist de lezing van dit boek heeft me daar van overtuigd. Wie durft beweren dat hij een afdoend antwoord heeft op de vragen die dit gedeelte oproept!

En die vragen zijn er in overvloed. Wat wil dit vreemde verhaal zeggen? Is het een protest tegen een lichtvaardige gelofte? Een mens als brandoffer...gaat dat niet tegen de geest van het Oude Testament in? Is Jefta’s dochter echt geofferd of moeten we denken aan een wijding tot de dienst aan de HERE, een leven in afzondering? Hoe valt dit portret van Jefta te rijmen met Hebreeën 11 waar we Jefta aantreffen onder de wolk der getuigen? Wat valt er psychologisch over te zeggen? En hoe vertel je het aan kinderen en jongeren?

Het boek van Houtman en Spronk is te rangschikken onder de geschiedenis van de bijbeluitleg de eeuwen door en de werking die er van zo’n perikoop uitgaat tot op de dag van vandaag. Daarbij zijn ze niet alleen te rade gegaan bij de vakexegeten. Nee, kerkvaders en reformatoren, feministen en psycho-analytici, dichters, schrijvers en denkers, componisten en schilders, preken en catechisatieboekjes, kinderbijbels en vertelbijbels passeren de revue. U komt er bekende namen tegen van Vondel en Benno Barnard, Händel en Carissimi, Amoz Oz en Lion Feuchtwanger. Maar ook een mij onbekend schrijver als Vinzenz Zapletal en de nagenoeg vergeten 19e eeuwse theoloog Henricus Oort.

Die veelheid van namen en interpretaties komt op de lezer ook wat verwarrend over. Althans zo verging het mij. De variabelen in de uitleg zijn vele!

De auteurs maken op bladzijde 183 de balans op: binnen het kader van de joodse en christelijke visie is de uitleg van Richteren 11 te typeren als variaties op een bijbels thema, terwijl het in de recente literatuur en in de feministische en psychoanalytische leeswijzen meer vrije vertolkingen van de partituur zijn die de ‘componisten’ in de gelegenheid stellen hun eigen levens- en wereldbeschouwing uit te dragen. Het is een boek dat mij daarom veel te denken geeft. In elk geval maakt het je bescheiden. De eeuwen door is er over de bijbel nagedacht. Niemand moet pretenderen dat zijn of haar uitleg de enig juiste is.

Vertalen, verklaren, vertolken is een verrukkelijke bezigheid, maar ook een zaak van vallen en opstaan. In ons hermeneutisch en homiletisch bezig zijn hebben we te maken met de tekst en de context. Het gevaar van ‘inlezen’ is groot. En niet minder de verzoeking om de witte plekken in de uitleg op te vullen met onze moraal of levensvisie. Stellen we de goede vragen aan de tekst of redeneren we vanuit onze context? Het Griekse woord voor het proces van het doorgeven van de boodschap betekent overleveren en verraden. Dat zegt voldoende.

Er is meer wat te denken geeft. Theologen hebben de neiging om zich bij de preekvoorbereiding vaak te beperken tot commentaren, lexica en bijbels-theologische studies. Maar dit boek maakt nog weer eens duidelijk hoe belangrijk het is ook je oor te luister te leggen bij dichters, schrijvers en componisten - en dan niet alleen de geestverwanten! - en het oog te slaan op de beeldende kunst. Vaak kom je door lezing of beschouwing van een kunstwerk dichter bij het geheim van een tekst dan via een zeer geleerd commentaar. Vaak ook ontdek je in de spiegel van je gesprekspartner je eigen tijd- en cultuurgebondenheid.

De uitgever gaf het boek de ondertitel mee: Tragiek van een vrouwenleven. Ik krijg niet de indruk dat de schrijvers erg gelukkig zijn met deze kwalificatie. Want bij alle variaties en eigenzinnige visies, Jefta’s dochter is in de uitleg steeds degene die groot is in haar geloof, toewijding en vastberadenheid. En kun je Jefta tragisch noemen? Ook daar is het laatste woord nog niet over gezegd.

  1. Meinema, Zoetermeer 1999, 192 pag., f35,-.