Soberheid

De volgende dag stond hij er al: de nieuwe koelkast. We waren het allebei immers goed zat: de tweede tweedehands koelkast begaf het op een onverwacht en ongelukkig moment. Op sommige zaken moet je niet bezuinigen, concludeerden we eensgezind de volgende ochtend aan het ontbijt. En dat terwijl we bij de eerste - door goede bekenden - gebruikte koelkast niet geheel vrij van nederige hoogmoed waren geweest op onze in de praktijk gebrachte soberheid.

Maar we lieten ons niet uit het veld slaan. Twee dagen voordat we verblijd werden met de geboorte van onze dochter, bracht ik onze auto naar de autohandelaar. Een gammele bak van veertien jaar oud, die ons alleen maar veel geld had gekost. Opnieuw probeerden we Hollandse zuinigheid en soberheid te combineren met zo weinig mogelijk inleveren aan levensgemak. En dat gaat tot nog toe heel best, zo melden we dapper aan vrienden en familieleden. Gelukkig wonen we dicht bij het station en weten autoverhuurbedrijven handig in te spelen op onze sobere gemakzucht. Binnenskamers is de sfeer soms wat minder positief, en zonder het elkaar te laten merken werpen we af en toe een blik op de aanbiedingen in de tweedehands automarkt.

Deze banale voorbeelden uit ons bestaan vormen een illustratie bij een vraag die mij soms behoorlijk dwars kan zitten. Kunnen wij nog zonder? Zonder koelkast, zonder auto, zonder afzuigkap, kortom zonder al die dingen die ons leven zo gemakkelijk maken? Pas viel in Wapenveld te lezen dat eenvoud één van de kernen van het gereformeerde levensbesef is, om over de vrijwillige armoede van Franciscus nog maar te zwijgen. Nu vraag ik mij af wat ik me precies bij die soberheid moet voorstellen. Natuurlijk hebben wij de vrijheid om dingen wel of niet te kopen, maar hoe vaak hoor je niet het woordje ‘nog’ in zinnen als: wij hebben nog geen internet thuis. ‘Hebben’ is vanzelfsprekend en ‘niet hebben’ is vaak ‘nog niet hebben’. En als we de dingen eenmaal in bezit hebben, is er meestal geen weg terug meer. We zouden werkelijk niet weten hoe we het zonder magnetron en afzuigkap moesten stellen. Onze ouders konden dat nog – dat was een andere tijd – maar wij niet meer. En als we het al proberen, zijn we uiterst berekenend bezig, want één ding gaat voor alles: ons eigen levensgemak.

Helemaal spannend wordt het als we deze situatie in verband brengen met onze bereidheid tot het brengen van offers. Met een schok stond ik daar pas bij stil, al lezend in het Markus evangelie over de twee munten van de arme weduwe die ze in de offerkist van de tempel gooide. Geven van je gebrek is meer dan geven van je overvloed, zegt de Heere Jezus dan. Toch is iets weggeven ten koste van jezelf in onze tijd zelfs voor christenen een gedachte die strijdt met onze Hollandse nuchterheid.

Toch verlang ik naar een soberheid die je merkt in je portemonnee en aan den lijve ondervindt. Ik ben beducht voor de enorme onvrijheid waaraan wij worden blootgesteld in de moderne consumptiemaatschappij. Die onvrijheid kan ons evengoed in het verderf storten als de macht van de zonde in ons. Ik stel voor om te zoeken naar waarachtige soberheid en daarbij – goed gereformeerd – een toeleidende weg te gaan. Misschien blijven we wel altijd onderweg, maar dan is toch de vanzelfsprekendheid van het vermeerderen van ons bezit doorbroken. Laten we beginnen met kleine tekens van vrijheid, genoeg om ons ongerust te maken over onze luxe levensstandaard. Geen fietsverzekering en allrisk autoverzekering bijvoorbeeld. Of wat groter: geen afwasmachine en tien procent van ons tweeverdienerssalaris afdragen. Misschien kunnen deze tekens ons bevrijden van de navolging van het uitgavepatroon van onze buurman. Daar denk ik dan maar aan als ik door de regen naar de supermarkt fiets.