Geloven leren

Een theoretisch en empirisch onderzoek naar wederkerig geloofsleren
A. Lanser- van der Velde

We weten het allemaal: geloven en het geloof doorgeven aan de volgende generatie gaat niet meer vanzelf [1]. In het proefschrift van Hans Alma (zie elders in deze recensierubriek) wordt gewezen op het belang van datgene wat van huis uit wordt meegegeven door het (religieuze) gedrag van de ouders en de gesprekken tussen ouders en kinderen. Het godsdienstpedagogische onderzoek van Lanser concentreert zich op dit laatste element: de geloofsgesprekken met jongeren. Zij gaat daarbij uit van het begrip ‘wederkerig geloofsleren’: de één legt niet de ander uit hoe het zit, maar samen zoekt men en beide gesprekspartners kunnen ervan leren. Veel geloofsgesprekken tussen ouders en kinderen vinden plaats in de thuissituatie (‘tussen eten en afwas’). Daarnaast is het georganiseerd een plek gegeven binnen de catechese. De catechese is bij uitstek het moment waarop jongeren voor een geloofsgesprek bij elkaar komen.

Lanser heeft een zogenaamde handelingsonderzoek uitgevoerd. Bij dit type onderzoek als zodanig vallen heel wat kanttekeningen te maken. Eén van de bezwaren is dat de conclusies uit het onderzoek nauwelijks te extrapoleren zijn naar andere situaties dan de onderzochte. De onderzoeker is namelijk zelf een actor in het onderzoek en grijpt agogisch in in het proces. De uitkomsten van het onderzoek zijn geldig met die bepaalde proefpersonen in die situatie, maar kunnen met andere proefpersonen, of met deze proefpersonen op een ander moment geheel anders uitvallen.

Toch zitten er voor de praktijk van de catechese en voor de geloofsgesprekken thuis interessante elementen in het boek. Zo is het opvallend dat in de voor het onderzoek georganiseerde gesprekken tussen jongeren en hun ouders voortdurend de begrippen trouw en vertrouwen een rol speelden. In deze begrippen werden de traditie en de actualiteit met elkaar verbonden. Trouw en vertrouwen werden gezien als ‘attributen’ van God; mensen die deze eigenschappen in houding en gedrag waarmaken, laten iets van God zien. Uit deze visie spreekt het inzicht dat het in geloven gaat om een relationeel mensbeeld, en dat relaties in een geloofsperspectief komen te staan door handelen waaruit blijkt dat mensen elkaar vertrouwen en trouw zijn. Het godsbeeld blijkt ook vaak relationeel te zijn en samen te hangen met trouw en vertrouwen. Lanser wijst er in haar proefschrift terecht op dat vertrouwen de ‘helft’ van het geloof is. De Heidelberger Catechismus citerend omschrijft zij geloof als een stellig weten of kennis maar ook een vast vertrouwen. Geloof als het antwoord op de ervaren betrouwbaarheid van God. Uit de gesprekken tussen jongeren en hun ouders die in dit onderzoek beschreven zijn blijkt dat in de begrippen trouw en vertrouwen de samenhang tussen individueren en participeren ontstaat. Ze vormen een voorwaarde en een zogeheten handelingskwaliteit. De ontwikkeling van geloven en van onderlinge relaties zijn intern met elkaar verbonden via de begrippen trouw en vertrouwen.

Het onderzoek levert een schat aan materiaal op (de gesprekken zijn vrij uitvoerig weergegeven) voor iedereen die zich bezighoudt met de geloofsontwikkeling van jongeren. Voorwaarde is wel dat je vertrouwen hebt in intersubjectiviteit en in intersubjectieve processen. Wederkerigheid staat centraal. Dat betekent dat de ‘oudere’ (vader of moeder, catecheet etc.) zich ook kwetsbaar moet opstellen, niet de wijsheid in pacht meent te hebben maar daadwerkelijk bereid is van de ander, de jongere, te leren. De ontwikkeling van geloven wordt niet in de eerste plaats gestimuleerd door het toedienen van zoveel mogelijk nieuwe informatie in een beperkte tijd, maar door een gevoelige antenne voor de beginsituatie en het uitzetten van een leerweg. De betrokkenen (zowel ouders als jongeren) verwoorden hun vragen, en kunnen vervolgens bijvoorbeeld een voor hen relevant deel van de traditie onderzoeken. Respect hebben voor elkaars subjectiviteit, voor de persoon van de ander, hoort daarbij.

  1. Uitg. Kok, Kampen, 2000, 350 pg.