Verhaal
Ik heb een oude buurman gehad die prachtig kon vertellen. De simpelste voorvallen veranderden in zijn verhalen tot bijzondere gebeurtenissen. Niet dat zijn leven zo opwindend was, integendeel, zijn leven lang was hij een eenvoudige arbeider. Grijnzend vertelde hij dat hij na de zomervakantie weer aan het werk ging ‘met nieuwe moed en oude hekel’. Toch was hij niet verbitterd. Dat kwam omdat hij kon genieten van kleine dingen. Eindeloos heeft hij na zijn pensionering samen met zijn vrouw gefietst, in het hele land. In Drente en op de Veluwe wist hij bij wijze van spreken de weg net zo goed als in de Alblasserwaard. Duizend kilometer in vier weken was heel normaal. Onderweg beleefden ze van alles, spraken zij met wildvreemde mensen en werden ze geboeid door bloemen en dieren. En daarvan vertelde hij dan als ik hem zo nu en dan nog sprak. Of hij verhaalde van wat hem allemaal was ingevallen bij het maken van zijn jaarlijkse inleiding voor de hervormde mannenvereniging. Daar zat altijd wel een pareltje tussen.
Op zondagavond las mijn moeder altijd voor. Uit een goed boek. En dat was volgens mijn moeder een boek met een strekking. Boeken waarin iets van de gang van het Koninkrijk oplichtte. Dat een van de oudere broers op een gegeven moment gewoon zelf ging lezen, terwijl de rest luisterde, dat vond ik bijna ongepast. Dat verstoorde de wijding die rond het voorlezen hing.
In orthodoxe kring lijkt het verhaal een beetje verdacht te worden. Dat is een reactie op het dwepen met verhalen in kringen waar het geloof in de historische betrouwbaarheid van de Schrift zo goed als verdampt is. Nico ter Lindens Het verhaal gaat moet het dan ontgelden. Toch leeft de bevindelijke wereld ook van verhalen. Verhalen over singuliere voorgangers, bijzondere mensen en ingrijpende gebeurtenissen. Daar valt best wat op af te dingen maar voor mij slaat de balans toch wel naar de positieve kant door. Omdat verhalen persoonlijk zijn, dus met het hart te maken hebben, met het leven in al zijn gevarieerdheid. En zo lang er verhalen verteld worden, is er nog een gemeenschap, dus ontmoeting en samenhang.
De in 1994 overleden rooms-katholieke priester en kunsthistoricus prof.dr. F. van der Meer was ook een verteller. Dat is in zijn boeken te merken. Een tijdje terug las ik zijn bundel Uit het oude Europa. Daarin vertelt hij over Europa’s kunstschatten zoals die her en der in kerken en kathedralen liggen opgetast. Van kunsthistorici ga ik meestal gapen. Zelden komen ze tot diepere interpretaties dan de vermelding dat de kunstenaar behoort tot een bepaalde stroming en duidelijk beïnvloed is door die en die. Boekhouders dus. Zoniet Van der Meer. Bij hem komt de kunst tot leven. En hij legt verbindingen met de christelijke traditie. Daardoor krijgen zijn beschouwingen iets meditatiefs. Zo vertelt hij over de marmeren zetel van Gregorius de Grote in de kerk Santi Giovanni e Paolo in Rome. In dat verhaal vertelt hij ook een legende over Gregorius. Voor Van der Meer is een legende niet máár een legende. Nee, zegt hij, ‘de waarlijk groten scheppen, bij het scherpziende volk, altijd de legende die zij in de ogen van God verdienen’. Want ‘legenden leren ons meer over de grote heiligen dan de historie’. Rooms? Romantisch? Of toch iets om over na te denken? Van der Meer is natuurlijk geen Ter Linden.
Uit het oude Europa stond al lang in mijn kast maar ik ging het pas lezen nadat een goede kennis er enthousiast over vertelde en er zelfs wat passages uit voorlas.