‘Het spel der mensenkinderen’

Een brief n.a.v. een kring over Noordmans’ Herschepping

Delft, 29 juni 2001

Amici,

Van onze laatste oude-ballen-kring [1] over dr. O. Noordmans’ boek Herschepping is mij met name één zin telkens voor de geest blijven zweven. ‘Op een indirecte, raadselachtige wijze, even ondoorgrondelijk als de eeuwige verkiezing zelf, houdt God het spel zijner kinderen gaande. Hoe hun arbeid samenhangt met die van de andere medearbeiders Gods, dat weten ze niet. Maar als ze terugzien en de figuur en het werk der profeten, apostelen, martelaars opmerken in de wereldhistorie, dan blijkt daarin een orde te heersen, die alleen op de naam van schepping aanspraak kan maken en waarbij vergeleken al het andere chaos moet heten’ [2].

Ascese

Het is een zin die onze discussie op de desbetreffende avond voor een groot deel heeft bepaald. Ik vond het een ergerniswekkende uitspraak. Want erachter zit een radicale relativering van mijn, onze, taak op aarde. Het spel der mensenkinderen. Wat ik mis in deze uitspraak is de betrokkenheid, nabijheid en compassie bij deze wereld en de mensen om ons heen. Als ik Noordmans’ zin nog wat door mijn hoofd laat spelen, merk ik ook een bepaald soort afstandelijkheid op. Distantie, onthechting, en op een bepaalde manier misschien ook wel: ascese.

Ascese. Dat woord schrijf ik natuurlijk niet voor niets, want dat was ook een thema aan het begin van onze discussie over Noordmans’ boek. Noordmans’ these is dat de kerk zonder ascese niet kan bestaan. Waarom? Omdat volgens hem het aardse leven van de kerk er alleen is als gevolg van het uitblijven van de wederkomst van Christus. Daarom moet het leven ook altijd het karakter blijven houden van een wachten op die wederkomst. En in het bepalen van onze levenswijze tijdens dat wachten zullen we ons moeten richten op het voorbeeld van Jezus. Nederigheid en armoede zijn daarbij kernwoorden. En lijden natuurlijk – Noordmans schrijft daarover zelfs: ‘In de Twaalf Artikelen staat, dat Jezus Christus, onze Heer, geleden heeft onder Pontius Pilatus en niet, dat hij gestreden heeft’ [3].

Dat is niet echt een schokkend nieuw geluid. Het is bekend, al kunnen we er tegenwoordig niet zo heel veel meer mee. Of liever gezegd: we doen er niet heel veel meer mee. Onze Sitz im Leben wordt veel meer bepaald door het genieten van wat we krijgen, dan door het ons eigen maken van een bepaald soort onthechting. De meesten van ons zijn de facto in elk geval het stadium voorbij van anders-zijn in uiterlijk, in vormen. Al herinner ik me dat tijdens het laatste RRQR-congres – bij de lezing van dr. G.G. de Kruijf over ‘Het genieten’ – de waarde van de ascese, de onthouding, met instemming naar voren werd gehaald. Alleen werd het daar meer als middel tot verdieping van het genieten gezien en niet als waarde in zichzelf. Bij Noordmans is het sobere de grondhouding. Bij ons het genieten dat mag. Dat hebben we misschien wel van Van Ruler geleerd. In de roerige ‘zestiger jaren’ van de gereformeerde gezindte aan het eind van de vorige eeuw.

Ik merk dat ik minder moeite heb met Noordmans uitspraken over ascese dan met zijn uitspraken over onze taak als mensen op deze aarde. Ascese als levenshouding, daar zit, denk ik, heel veel in. In de middeleeuwen zijn de meeste vernieuwingsbewegingen in de kerk (en nota bene: in het vercorrumpeerde kloosterleven, dat toch meestal startte als plek voor oefening van ascese) begonnen met een radicale afwending van rijkdom en een gerichtheid op gebed en liefdadigheid. Nogmaals: ik denk dat wij daar veel van kunnen leren. Het is dan voor mijzelf in elk geval nog wel de vraag hoe je dat dan vorm zou moeten geven – gesteld dat je je echt een meer ascetische levenshouding zou kunnen eigen maken.

Dat laatste triggert bij de gedachte dat dat wel eens veel moeilijker zou kunnen zijn dan ik tot nu toe beschreven heb. Want ascese gaat bij Noordmans niet primair om ‘armoede’, ‘nederigheid’ en ‘lijden’, maar om de gerichtheid op de wederkomst van Christus. Dat laatste is voor ons, voor mij in elk geval, iets waar ik in de praktijk eigenlijk nauwelijks op gericht ben. Ik ben bezig met de dingen van deze wereld en niet met die van de toekomende. Het hier, nu en morgen (dat laatste soms nog wel het meest) bepaalt mijn gedachten. Daarmee, zo realiseer ik me, haal ik me ongenoegen van een aantal briefschrijvers uit het Nieuwe Testament op de hals. Die waarschuwen me daar sterk tegen. En misschien moet ik ze wel gelijk geven.

Spel

Nu ik het bovenstaande als een soort ‘inleiding’ beschreven heb, merk ik dat daarin wel een punt naar boven is gekomen dat voor mij verheldert waarom ik me nu zo erger aan Noordmans’ uitspraken over ‘het spel der mensenkinderen’. Dat zou namelijk wel eens te maken kunnen hebben met die gerichtheid op het hier en nu. Het belang dat ik daardoor hecht aan mijn werken hier en mijn leven nu, wordt door Noordmans met zijn uitspraak ook nog eens een keer in betekenis gerelativeerd. Het is slechts spel.

Waarom zegt hij dat? Hoe komt hij tot die uitspraak? Als ik het hoofdstuk ‘Ik geloof in de Heilige Geest’ nog een keer lees, denk ik dat het te maken heeft met het feit dat Noordmans in zijn denken uitgaat van de volstrekte eenzijdigheid – het eenzijdig Godswerk – van zowel de schepping als de herschepping. De schepping vond plaats uit het niets, en zo vindt ook de herschepping plaats uit het niets (tenzij je ‘de zonde en de dood “iets’ zou willen noemen’, zegt Noordmans subtiel). De zonde en de gevolgen daarvan zijn groter dan wij mensen aankunnen. Alleen God kan dat. Hij gaat in Zijn Zoon onder de Schepping staan en breekt als het ware onze val. Hij vangt ons op. Rond het kruis staat, in Noordmans’ taal, ‘de schepping stil’. Daar is het volbracht. Als mensen hoeven wij daar niets meer aan toe te voegen. Bij Noordmans is het werk van de Heilige Geest vervolgens ook niets anders dan het van de daken preken van deze wedergeboorte van de schepping. Een herschepping in de ruimste zin van het woord.

Als het zelfs in het werk van de Geest gaat om de verkondiging van deze herschepping en niet om de herschepping, de vernieuwing zelf, wat is dan nog de taak van de mens? Spelen zegt Noordmans. En ergens anders: God nadoen. Zoals kinderen mogen meehelpen bij het klussen in huis; het gaat meer om het gebaar en de betrokkenheid dan om het daadwerkelijke resultaat. Wij mensen hebben geen scheppende kracht. Wij spelen slechts als kinderen voor Gods aangezicht.

Natuurlijk heeft Noordmans hiermee een fundamenteel punt te pakken. Natuurlijk is het niet zo dat wij zelf uiteindelijk iets tot stand brengen. Natuurlijk, tenminste in die zin dat we om ons heen nog niet echt heel veel positieve resultaten zien van onze menselijke inspanningen om deze wereld beter te maken. Maar ik voel me ongemakkelijk bij het trekken van die conclusie vooraf. Naar mijn idee lijdt Noordmans hier een beetje teveel aan gereformeerd over-zelfbewustzijn. Zijn opmerking is relevant, maar niet nu. Hij is relevant in de hemel, niet hier op aarde.

Daarnaast blijf ik een beetje zitten met de ‘zin-leegte’ die Noordmans creëert voor ons leven hier op aarde. Geheel in overeenstemming overigens met de ascese en de gerichtheid op de wederkomst die hij aanbeveelt voor de kerk. Maar mijns inziens is heiliging niet alleen iets wat ‘aan ons’ gebeurt. Het is net zozeer iets waartoe we geroepen worden. Volgens mij is dat ook een minstens zo krachtige bijbelse lijn als die van het eenzijdige Gods werk. Een lijn ook die wat meer aansluit bij onze menselijke neiging om aan de slag te willen. Daar wil ik meer over horen.

En ik moet zeggen dat er wat dat betreft meer mogelijkheden schuilen in Noordmans’ eschatologische inzet dan hij er zelf uithaalt. Ik heb nog twee uitspraken bij hem gevonden die ik eigenlijk mooier vind dan die eerste waarmee ik deze brief begon. Twee uitspraken die we helaas op de kring nog niet hadden teruggevonden: ‘Zo werkt de verheerlijking dan toch wel op de taak van de christen in, ook al gebeurt dat niet regelrecht. Heiliging is ook een kritisch begrip. De gelovige staat midden in de kritiek die er van de voleinding op deze wereld uitgaat. Daarom kan hij de wereld niet als volkomen gereed opvatten. Zijn taak is ook niet zonder meer gegeven. Hij heeft zich naar de oordelen Gods te richten, op de tekenen der tijden te letten’ [4]. En: ‘Maar wel is de kerk de getuige van de kritiek van het Evangelie op de gevallen schepping. In het fragment, dat de geschiedenis der kerk is, hebben wij een onderpand des Geestes voor de wederoprichting aller dingen’ [5].

Noordmans zelf werkt, zoals gezegd, deze uitspraken niet verder uit en ik denk dat dat jammer is. Want in het feit, dat we in het licht van het eschaton zien dat deze wereld niet is zoals zij zou moeten zijn, zit namelijk direct ook een enorme richtinggevende kracht. Dat bewustzijn en dat inzicht betekenen een opdracht om te verkondigen en te veranderen. Een opdracht die spel is in de zin dat de uitkomst misschien uiteindelijk maar weinig kan bijdragen aan de komst van het Koninkrijk. Maar een opdracht die zeker ook spel is in de zin dat ze met ernst en overgave gespeeld moet worden.

Of misschien is ‘spel’ toch gewoon een verkeerde metafoor en is het beter te spreken over een roep tot navolging. In ons persoonlijk leven hadden we dat al: de navolging van Christus. In het maatschappelijk leven hebben we dat nu ook: de contouren van het komende Koninkrijk Gods. Mij geeft dat een richting en een doel.

En met andere woorden zit dat laatste, de roeping, de navolging al opgesloten in de woorden van Noordmans zelf: wij zijn getuigen van de herschepping. Getuigen is voor mij in elk geval niet vanaf de zijlijn van de samenleving kritiek oefenen. Voor mij is dat verkondiging in woord en daad.

Navolging

Ik sluit af met twee uitspraken, waarvan ik hoop dat ze elkaar zullen versterken. Twee uitspraken van twee inspirerende mensen. Alle twee waren ze bezig met de contouren van het Koninkrijk Gods. Alle twee vol moed en bezieling, passie. Alle twee afhankelijk van God.

Allereerst een uitspraak van Martin Luther King over eschatologie ‘at work’, gedaan in de laatste preek die hij heeft gehouden. In Memphis, Tennessee op 3 april 1968. Een paar uur later werd hij doodgeschoten. ‘It’s alright to talk about “long white robes over yonder,” in all of its symbolism. But ultimately people want some suits and dresses and shoes to wear down here. It’s alright to talk about “streets flowing with milk and honey”, but God has commanded us to be concerned about the slums down here, and his children who can’t eat three square meals a day. It’s alright to talk about the new Jerusalem, but one day, God’s preacher must talk about the New York, the new Atlanta, the new Philadelphia, the new Los Angeles, the new Memphis, Tennessee. This is what we have to do’ [6].

Als tweede een uitspraak uit het dagboek Merkstenen van Dag Hammarskjöld, Zweed, christen, secretaris-generaal van de VN tot hij omkwam bij een vliegtuigongeluk in 1961. Over ons groot en ons klein ideaal. ‘De ‘kleine’ samenhang wordt zo gemakkelijk overschaduwd door de ‘grote’. Maar zonder de nederigheid en de warmte die je moet verwerven in je relatie met anderen, in wier persoonlijke leven je bent ingevoegd, kun je niets doen voor de mensheid als geheel. Zonder die eigenschappen leef je in een wereld van abstracties, waarin je solipsisme, je honger naar macht en je vernietigingsdrift hun enige overmachtige tegenstander missen: de liefde. De liefde, die de objectloze uitstroming is van een kracht, vrijgemaakt in onderwerping, maar die een sublieme vorm van menselijke zelfhandhaving zou blijven, machteloos tegenover het negatieve in je, indien zij niet werd ingetoomd door de tucht ener menselijke intimiteit, en vervuld werd van de innigheid van deze intimiteit. Het is beter om uit geheel zijn hart één mens goed te doen dan om ‘zich op te offeren voor de mensheid’. Voor de rijpe mens zijn dit geen alternatieven, maar zelfverwerkelijkingen, in hetzelfde besluit vervat, die elkaar wederzijds steunen’ [7].

Amici,

Ik vind dat we een hele goede kring hebben gehad. Het heeft mij in mijn denken verder geholpen. Daarnaast doet de ontmoeting en het uitwisselen van de persoonlijke verhalen me ook altijd erg goed. Ik kijk uit naar onze volgende kring over ‘De lege tolerantie’. Gelijk een voorbereiding op het C.S.F.R. lustrumcongres.

Misschien is het een goed idee de discussie praktisch te maken vanuit een aantal concrete cases. Bijvoorbeeld met een verhaal dat ik las op het discussie forum van het Impact-netwerk (www.impactnetwerk.nl) over wonen in een Haagse allochtonen-buurt. Waar in je straat mensen overhoop worden gestoken en je vrouw niet met allochtone Nederlanders in gesprek kan gaan, omdat ze niet voor vol wordt aangezien. Ik ben benieuwd of alle mooie verhalen over tolerantie daar iets zinnigs over weten te melden. Volgens de Haagse bijdrage aan het forum ging het politiek-correcte verhaal van de ChristenUnie voorman Kars Veling op het Impact-congres over veel, maar niet over de praktijk. Dat prikkelt mij tot bezinning: hoe zeg je wel iets relevants in die situatie?

Ik hoop op een goede komende kring. Ik hoop ook dat deze brief nog iets heeft kunnen bijdragen aan een verdere verdieping van de discussie over het boek van Noordmans. Jullie reacties zijn van harte welkom. Tot de volgende kring, goede vakantie.

Met amicale groet,

Martijn van den Boogaart

  1. De Oude Ballen Kring ’92 bestaat uit de volgende (oud-)leden van het C.S.F.R.-dispuut ‘Johannes Calvijn’: Martijn van den Boogaart, Arjan Gooijer, Reinhard Hameeteman, Alwin Kaashoek, Wilbert Kalis, Gijsbert Korevaar, Aart Nederveen, Willem Niesing, Coen van der Vliet en Jurrian Zijl.
  2. O. Noordmans, Herschepping. Beknopte dogmatische handleiding voor godsdienstige toespraken en besprekingen, NCSV, Zeist, 1934, p. 178.
  3. Herschepping, p. 25.
  4. Herschepping, p. 177.
  5. Herschepping, p. 178.
  6. Martin Luther King Jr., “I see the Promised Land”
  7. Dag Hammarskjöld, Merkstenen, Kok, Kampen, 1998, p. 106.