In de ban van het tragisch levensgevoel.
Aan het woord is de Spaanse schrijver, essayist en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo, die zichzelf tot taak stelt te vechten tegen de berusting. En dat geldt zowel de rust van de dogmaticus als die van de agnosticus. Van jongs af aan is Unamuno geboeid door de onoplosbare spanning tussen geloof en weten. Bezorgd als hij is dat de mensen in hun vermeende rust een haastig verderf zal overkomen, verstoort Unamuno de vrede van hen die vastgeroest zijn in dogmatisch denken. Het leven en het werk van de uit Baskenland afkomstige Unamuno wordt gekenmerkt door ontworteling. Een ontwortelde als Unamuno is in staat de vanzelfsprekendheid van het denken, voelen en doen van de massa aan de orde te stellen. En wie van de lezers van Wapenveld behoort niet tot een gemeenschap waarbinnen rituelen en gewoonten veiligheid en structuur bieden en ook nodig zijn om die gemeenschap in stand houden? Ik kwam Unamuno voor het eerst tegen als het voorbeeld van een filosoof die de vervreemding thematiseert. Als iemand die zichzelf en de ander tracht te begrijpen vanuit zijn moedig streven naar voortbestaan, zonder het vertrouwde huis van vroeger. Als iemand ook, die zich verlicht weet juist vanwege de erkenning dat het leven precair en tragisch is. Als iemand die nadrukkelijk wijst op de gevaren van een allesoverheersende techniek [2]. Kort na het schrijven van dit essay verscheen een boek over Miguel de Unamuno met een bloemlezing uit zijn werk [3]. Een extra reden stil te staan bij het leven en werk van deze filosoof en liefhebber van de paradox.
In 1864 te Bilbao geboren, verliest Unamuno op jonge leeftijd zijn vader. De burgeroorlog (1868-1876) beïnvloedt zijn gevoelsleven. Op negenjarige leeftijd maakt hij mee dat zijn geboortestad maandenlang belegerd wordt en dat een bom het huis van de buren treft. In zijn eerste roman put hij uit deze jeugdherinneringen (Paz en la guerra, 1897). Inzet van de burgeroorlog was de toekomst van Spanje. Wilde men een meer conservatief, monarchistisch en katholiek Spanje of een moderne seculiere staat met volledige godsdienstvrijheid en algemeen kiesrecht? Strijd en oorlog bepalen voortaan het leven van Unamuno. Maar hij geeft zich zeker niet over aan het uitwendig wapengekletter. Bij Unamuno keert de strijd zich naar binnen. Uiterlijk geweld is eerder een opgeven van de innerlijke strijd. Geweld wil de stemmen binnenin ons tot zwijgen brengen of in elk geval overschreeuwen. En is de consequentie van een ongeloof in de mogelijkheid met zichzelf en de ander in het reine te komen. Unamuno heeft dat geloof zijn leven lang niet verloren. Op zestienjarige leeftijd vertrekt Unamuno als student naar Madrid waar het heimwee toeslaat, omdat hij zijn jeugdland, zijn thuis en het Baskisch milieu moet ontberen. Vanaf zijn eerste studiejaar laat Unamuno de katholieke geloofspraktijk los. Het rationalistisch klimaat aan de universiteit versterkt zijn scepsis en eist zijn tol. Een en ander leidt ertoe dat hij weigert langer gebruik te maken van de kerkelijke sacramenten. Wel draagt hij zijn leven lang het kruisbeeld op zijn borst. In 1891 wordt hij hoogleraar Grieks aan de universiteit van Salamanca, in 1901 rector en hoogleraar voor de Spaanse taal en literatuur. De jaren 1924 tot 1930 brengt Unamuno door in ballingschap, vooral vanwege zijn kritiek op de dictator generaal Miguel Primo de Rivera (1870-1930). Als de meeste Spaanse intellectuelen haatte Unamuno zijn militaristisch vertoon en het gebruik van andere methoden waardoor de discussie gesmoord en het vrije woord niet tot een klinken wordt gebracht. Na de dood van Rivera wordt Unamuno in zijn functie hersteld en zelfs tot rector voor het leven benoemd [4]. Op 31 december 1936, sterft Unanumo aan een beroerte. Na een verhitte discussie met een bezoeker over de God van Spanje slaapt hij in, de gelaarsde voeten vlakbij het haardvuur. De geur van schroeiend leer maakt de bezoeker duidelijk dat de klok voor Unanumo voor eeuwig stilstaat.
Unanumo is een complexe figuur. Hij behoudt zich het recht voor het met iedereen oneens te zijn, ook met zichzelf. In een interview met de hispanist Johan Brouwer (1898-1943) zegt Unanumo: 'ik houd van hard tegen hard. In de botsing ontvonken de gedachten. En in het conflict leert men de karakters kennen'. Uit het gesprek blijkt hoezeer het leven en werk van Unamuno samenvalt: 'U moet goed begrijpen. Ik ben geboren tijdens een burgeroorlog. Nu eindig ik mijn leven tijdens een burgeroorlog. Mijn leven lang heb ik de burgeroorlog in mijn ziel gedragen. In mijn zelf is deze strijd voortdurend gevoerd. In ben innerlijk verscheurd door de onzekerheid, het zoeken naar een oplossing. Mijn ziel schreeuwt naar zekerheid. Mijn gehele wezen komt in opstand tegen de beperktheid van mijn leven. Tegen de beperktheid van mijn verstand. Ik ben mijn eigen tegenstander. De uitersten staan in mij onverzoenlijk tegenover elkaar. Mijn hoofd staat tegenover mijn hart' [5].
In een openbare les bij de aanvaarding van zijn privaatdocentschap in de Spaanse taal en literatuur aan de universiteit van Groningen introduceert G.J. Geers (1895-1965) Miguel de Unamuno als de verpersoonlijking van het oude Spanje[6]. Het Spanje van Don Quichote (de Ridder van de Droevige Figuur), maar vooral ook van mystici als Theresa van Avila (1515-1582) en Juan de la Cruz (1542-1591). De strijd om de strijd bij Juan de la Cruz staat volgens Geers centraal in het denken van Unamuno. Uit een essay waarin Unamuno zich over de aard van zijn geloof uitlaat, blijkt dat hij het agnosticisme voorbij is: 'Ik zal mijn hele leven blijven worstelen met het mysterie, zelfs zonder de hoop het ooit te doorgronden, want dat worstelen is mijn voedsel en mijn troost. Ja mijn troost. Ik heb mij eraan gewend hoop te putten uit de wanhoop zelve. En laat de domoren en de oppervlakkigen nou niet meteen "paradox!" schreeuwen' [7]. Mystici als Juan de la Cruz en Theresa van Avila zochten het bezit van God, zonder met Hem samen te willen vallen. Om Hem geheel te bezitten, te weten en te zijn - zo leert Juan de la Cruz volgens Unamuno [8] - moet je nergens iets van willen bezitten, weten en zijn. Dat is nu juist het opperste genot van bezitten, weten en zijn. Dit doet verlangen naar de bedwelming van de geestelijke strijd, naar de waanzin van het bezwijken in heerlijke pijn, naar het ogenblik dat de ziel in gloed wegsmelt in liefde, waarbij de banden tussen lichaam en geest worden verscheurd en een zee van vuur door de aderen van de geest golft. Unamuno voegt daar nog aan toe dat dit geloof enkele mystici ertoe bracht te breken met de rechtzinnigheid en het Niets te zoeken. Voor Unamuno is geen plaats binnen de katholieke kerk, die het werk van Unamuno in 1957 op de Index van verboden boeken plaatst. Zijn twijfels aan de klassieke thomistische godsbewijzen, de onsterfelijkheid van de ziel, de bovennatuurlijke orde en de eeuwigheid van de hel zijn voor de kerk te veel van het slechte.
Miguel de Unamuno is als de desperado die met zijn rug naar de toekomst loopt. Het verleden levert hem de brandstof voor het heden. In de woorden van Unamuno: 'Elk herstel van het verleden is toekomst maken en als dat verleden een droom, iets half onbekends is, des te beter.' Unamuno weet zich niet thuis in een wereld waarin wetenschap en ratio de dienst uitmaken. Maar dit betekent nog niet dat hij zich verbonden heeft met het kamp der gelovigen. Unamuno spreekt daarover duidelijke taal: 'degenen die mij naar mijn geloof of godsdienst vragen willen dat ik hun een dogma geef, een oplossing waardoor hun gemakzuchtige geest zich niet verder hoeft in te spannen. En misschien willen ze dat niet eens, maar zijn ze er alleen op uit mij in een hokje te duwen, een etiket op te plakken, zodat ze van me kunnen zeggen dat ik een lutheraan ben, een calvinist, een katholiek, een atheïst, een rationalist, een mysticus of welke van die andere termen ook, waarvan de juiste betekenis hun ontgaat, maar die ze van nadenken ontslaat.' En in deze taal, die overigens sterk aan Herinneringen uit het ondergrondse van Dostojewski doet denken, vervolgt hij: 'Maar ik laat me niet in een hokje duwen om de doodeenvoudige reden dat ik, Miguel de Unamuno, zoals ieder mens die naar volledig bewustzijn streeft, enig ben in mijn soort' [9]. Hij voelt zich als een wanhopige, als een Don Quichote vechtend tegen windmolens en die, als hij de logische sleur en eentonigheid van het leven ontwaart, tegen de tralies van de kooi opvliegt. Maar, zo stelt hij, komt uit de wanhoop niet de absurde, ja de waanzinnige hoop voort? Spero quia absurdum (ik wanhoop omdat het absurd is), moest men maar liever zeggen in plaats van credo quia absurdum [10]. Geers stelt dat geloven bij Unamuno vooral een willen geloven is. Geloven in de onsterfelijkheid van de ziel is willen dat de ziel onsterfelijk is. Geloven in God is willen dat er een God bestaat.
In de novelle St. Manuel Bueno Martelaar [11] demonstreert Unamuno de filosofie van het tragisch levensgevoel. Het verhaal is dus karakteristiek voor het denken van Unamuno. Het betreft de geschiedenis van de pastoor Don Manuel, die met zijn gevoelige preken het publiek tot tranen roert, maar zelf in wanhoop is vanwege zijn gemis van God die hij niet missen kan en mist. Als de pastoor op Goede Vrijdag de woorden uitroept: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten", is het voor de parochianen alsof zij Jezus Christus zelf horen. De ontroering in de stem van Don Manuel wordt echter niet veroorzaakt door de historische tragiek rondom Jezus, maar omdat de woorden van Jezus Don Manuel zelf gelden. De tragiek rondom Don Manuel lijkt dezelfde als die blijkt uit het gebed van de onwetende dat Multatuli, de bevindelijke atheïst, in februari 1861 schrijft: 'Hij is er niet, of hij moet goed zijn, en vergeven/ Dat wij hem niet begrijpen, 't Stond aan hem/ Zich te openbaren, en dat deed hij niet? Had hij 't gedaan/ Hij hadde 't zo gedaan, dat niemand twijf'len kon; Dat ieder zeide: ik ken hem, voel hem en versta hem (…) / Gij zweegt en altijd zweegt Ge!/ En ik dool rond, en hijg.'
Menno ter Braak laat zich in zijn bespreking van St. Manuel Bueno Martelaar [12] kennen als een postmodernist avant la lettre. Hij schrijft dat Unamuno in Don Manuel de Pilatusgeest (de Nietzscheaanse aanvaarding van het leven en verwerping van het christendom) en het katholicisme (het besef van heiligheid en hiërarchie) verenigt: 'een Don Manuel kan een ongelovige zijn en een heilige tegelijk, omdat hij zich bevrijd heeft van de gedachte, die evengoed de inquisiteurs als de vrijdenkers gevangen houdt: dat de waarheid altijd en voor allen dezelfde is.' Ter Braak spreekt met veel waardering over deze merkwaardige novelle, die zo goed laat uitkomen hoe twee waarheidssferen elkaar steeds afwisselen en doordringen, omdat de woorden waarvan de heilige Manuel zich bedient tegenover het volk ook telkens de woorden zijn waaruit zijn ongeloof het duidelijkst spreekt.
Johan Brouwer laat zich in een recensie in het Critisch Bulletin [13] enigszins laatdunkend uit over de schepping van Unamuno. Hij vraagt zich af of de figuur van Manuel Bueno niet vreemd is aan het werkelijke Spaanse leven. Tijdens zijn verblijf in Spanje, in september 1936, vraagt hij het Unamuno op de man af. Die kende het betreffende artikel van Johan Brouwer - Unamuno leerde het Nederlands om Ruusbroec en Gezelle in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen - en voelde zich geen recht gedaan. Zijn antwoord aan Brouwer is duidelijk: San Manuel Bueno is een hoofdstuk dat aan de Spaanse mystiek moet worden toegevoegd. Het is de worsteling om de genade, het is de wanhoop om het gemis van het geloof, hetwelk men niet ontberen kan, het is de innerlijke tragiek van de naar God gerichte mens die halverwege de weg verdwaalt. Deze Spaanse priester, die in het donker ronddwaalt en anderen de weg naar het licht moet wijzen, is volgens Unamuno inderdaad een Spaanse werkelijkheid [14]. Is hij het misschien zelf? De vurigheid waarmee Unamuno zich tegenover Brouwer over de werkelijkheid van het ideeëngoed van Manuel Bueno uitlaat doet mij vermoeden dat hij zich er sterk mee vereenzelvigt. De priester is de verpersoonlijking van de twijfel. Unamuno schrijft ergens dat het ware geloof staat met de twijfel. Alleen wie twijfelen, geloven in de waarheid.
De God van Unamuno staat niet ver af van de God van bevindelijk gereformeerd Opheusden. Ik kwam Hem tegen in de onlangs door de NPS uitgezonden documentaire Waar de worm niet sterft. Net als binnen de mystieke traditie gaat het binnen de bevindelijkheid niet zozeer om geloven als een rationeel weten, als wel om het ervaren en gevoelen van de Eeuwige. In zijn aanwezigheid is Hij hen nabij, maar dat geldt evenzeer voor Zijn afwezigheid. In de documentaire spreken mensen over hun gemis van het ware geloof en hun vruchteloos gebleven zoektocht naar God. Ik luister naar de man met de snor en de bretels. Hij wordt geplaagd door angstige dromen over de plaats waar het vuur niet wordt uitgeblust en ander toekomstig onheil. De laatste tijd blijven die dromen echter weg en de man met de snor en de bretels vraagt zich bezorgd af of God hem zelfs geen negatieve aandacht meer gunt. Op de achtergrond hoor ik de predikant van Opheusden met beheerste trilling in zijn stem spreken over 'ons, ellendige zwervelingen', maar ook over de 'God, hoog verheven, die in Zijn toorn nochtans de Ontfermende is'. Ik zie een jongen met in zijn ogen 'tiefe, tiefe Ewigkeit'. Hij vertelt van de kortstondige vreugden die de wereld biedt en over het eeuwige heil dat hem zijns ondanks wachten moge. Op de achtergrond zingt een koor liederen uit Taizé, nieuwerwetse mystiek die wezensvreemd is aan de bevindelijke vroomheid. Het is bijna de enige blunder in deze overigens prachtige en respectvolle documentaire. Eigenlijk is psalm 73:11 op hele noten het enige vers dat passend is om de tragiek van en het verlangen naar het Onbereikbare uit te drukken, maar dan wel die in de berijming van 1773.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
De positie van Unamuno valt intussen niet samen met die van de bevindelijken, noch met een bevindelijk atheïsme dat ik eerder aan Multatuli toeschreef. Unamuno is de vleesgeworden paradox die een afschuw heeft van welke partij dan ook. Wel herken ik in zijn teksten een afkeer van het gearriveerd zijn, maar daarnaast ook een vrees voor het voorgoed verdwijnen van het verlangen naar God. Een vrees die hij en ik delen met andere, niet geheel gelooflozen. Willem Jan Otten schreef onlangs dat een gelovige de verdwijning van zijn geloof vreest en dat het de 'gelovige volmaakt bekend (is) dat de zinsnee 'is geboren uit de Maagd Maria en ontvangen van de Heilige Geest' hetzelfde betekent als: plokdewiepie boeren kulk. Het verbijsterende is alleen dat er momenten zijn geweest (…) waarop de zinsnee op een heuse werkelijkheid betrekking had, en die zelfs leek te bevatten, en over te hevelen' [15]. Feitelijk is het onmogelijk om de positie van Unamuno in positieve termen te omschrijven. Het mystieke of zo je wilt het bevindelijke laat zich niet in woorden vangen. Dat geldt niet minder het Mysterie Zelf. Dat is althans wat ik er van geloof. Het laatste woord is aan Unamuno: Laat ons ons bezwete geloof, dat een broos nest is van gevleugelde verwachtingen [16].
- Meyer, F. 'Unamuno en de filosofen' in: De Gids, 122e jaargang (juni 1962). 32
- Mijn dank voor deze noties geldt: Brede Kristensen (1992). Welzijn in patronen. Een sociologische kijk op veranderings-processen in het welzijnswerk. Utrecht: Uitgeverij SWP
- Miguel de Unamuno (1999). Ziel van vlees en bloed. Kerngedachten en aforismen. Geselecteerd en vertaald door Robert Lemm. Kampen: Kok Agora
- Zie: Sinnige, Th. G. (1962). M. de Unamuno. Z.p.: Desclee de Brouwer (serie ontmoetingen). 10. Van dezelfde auteur: 'Unamuno als romanschrijver en religieus denker'. Annalen van het Thijngenootschap, 49e jaargang, aflevering 3. 311-339
- Johan Brouwer. 'Een bezoek bij Unamuno' in: De Tijd, 24 september 1936. Het interview is later herdrukt in: De Gids. 122e jaargang (juni 1962). 66-70
- Geers, G.J. (1928). Unamuno en het karakter van het Spaansche volk. Groningen, Den Haag: J.B. Wolters
- Miguel de Unamuno (1911). Mi religión y otros ensayos. Madrid: Renacimiento. Het essay Mi religión is vertaald door Robert Lemm. Zie: Miguel de Unamuno (1990). De paradox als filosofie. Bloemlezing uit de essays van de 'filosoof van het tragisch levensgevoel'. Kampen: Kok Agora. Citaat op pagina 49.
- Zie: Geers, G.J. 'Miguel de Unamuno: mens van vlees en bot (1864-1936)' in: De Gids, 122e jaargang (juni 1962). 13
- Miguel de Unamuno (1990). De paradox als filosofie. Bloemlezing uit de essays van de 'filosoof van het tragisch levensgevoel'. Kampen: Kok Agora. 47
- Miguel de Unamuno (1913). Del sentimiento tragico de la vida en los hombres y en los pueblos. Madrid: Renacimiento. 315. Geciteerd in: Geers, G.J. (1928). Unamuno en het karakter van het Spaansche volk. 16. De titel wordt in vertalingen meestal ingekort tot Het tragisch levensgevoel. Er is overigens nog geen Nederlandse vertaling voorhanden.
- Miguel de Unamuno (1935). St. Manuel Bueno Martelaar. Arnhem: Van Loghum Slaterus. De vertaling is van de hispanist G.J. Geers.
- Zie Kronieken in: Braak, Menno ter (1980). Verzameld Werk. Amsterdam: G.A. van Oorschot. 511-517 (de titel van de recensie luidt: 'wat is waarheid?').
- Johan Brouwer. 'Unamuno' in: Critisch Bulletin, september 1935. 247-250. Johan Brouwer was een kenner van de Spaanse mystiek. Hij promoveerde in 1931 op de Psychologie der Spaansche mystiek. Zijn dissertatie werd enigszins bewerkt en in 1935 herdrukt onder de titel De achtergrond der Spaansche mystiek.
- Johan Brouwer. 'Een bezoek bij Unamuno' in: De Tijd, 24 september 1936
- Jan Willem Otten (1999). Het wonder van de losse olifanten. Rede tot de ontwikkelden onder de verachters van de christelijke religie. Amsterdam: G.A. van Oorschot. 16
- Miguel de Unamuno (1999). Ziel van vlees en bloed. Kerngedachten en aforismen. Geselecteerd en vertaald door Robert Lemm. Kampen: Kok Agora. 109