‘Die in de hemel zetelt, lacht.’
Met enige reden kun je zeggen, dat de ironie kenmerkend is voor de levensvisie van onze moderne en post-moderne tijdgenoot. De ironie is de stijlfiguur van programma’s als RTL-Boulevard. De presentatoren ontmaskeren wat gebeurt door het te ironiseren. De ironicus kijkt nergens meer van op, omdat hij ervan overtuigd is dat alles dubbelzinnig is. En daarom kan hij ons een spiegel voorhouden, waarin het in zekere zin pijnlijk is om te kijken. Onze liefde blijkt bezitsdrang, onze trouw blijkt heel voorwaardelijk, onze liefde voor waarheid heel betrekkelijk, onze ethiek vooral nogal burgerlijk, onze gerechtigheid nogal eens selectief, onze God nogal blank en westers, en de duivel als het er op aan komt nogal onschuldig. Maar de ironicus overdrijft het niet. Zijn spot blijft mild. ‘Zo zitten de dingen nu eenmaal in elkaar, en uiteindelijk ben ik geen haar beter’, zo zegt de ironicus.
Ironie als levenskunst
Ik denk dat de ironie bij uitstek kenmerk is van de mens die zonder groot verhaal in de wereld staat – of die daarop is stuk gelopen – en die geleerd heeft de kleine verhalen met een korreltje zout te moeten nemen. De ironie is de kracht van veel moderne literatuur, van politieke satire, van het cabaret. Het instrument van de ironie is het vrije woord.
We kunnen ze niet missen in zekere zin, de Reve’s, de Van ’t Heks, de Kopspijkers, de Houllebecqs, vanwege de dubbelzinnigheid van het bestaan.
De ironie heeft echter ook een zwakte. En die komt aan het licht wanneer de ironie grondbesef wordt van en levensvisie wordt in onze cultuur. Wanneer de ironie de wijze wordt waarop wij ons überhaupt gaan verhouden tot de werkelijkheid om ons heen met zijn mooie, minder mooie en beroerde kanten. Wanneer alles betrekkelijk en niets meer waar is. Wanneer de geschiedenis slechts ‘ironie’ is, en de toekomst slechts ‘toeval’. Wanneer schoonheid maakbaar en voor geld te koop is en lelijkheid eigen schuld of stomme pech. Wanneer zelfopoffering per definitie verdacht is en gerechtigheid en vrede niet anders meer oproepen dan een schampere grimlach. Dan toont de ironie zijn zwakte. Ironie als levenskunst houdt afstand tot de werkelijkheid. Ironie als levensstijl is onmachtig tot engagement.
Een misplaatste grap?
Ineens is ons het lachen vergaan in ons land. Ik volg ook niet alles, maar ik vraag mij af of er ook politieke satire is gemaakt in het VARA-programma Kopspijkers over de moord op Theo van Gogh of over een uitgebrande islamitische basisschool. Ernstig waren de gezichten van de politici, de opinieleiders, de imams en de dominees. Zwaar en streng klonken hun woorden op pers conferenties. Hard hun eisen tot maatregelen. Gaan wij een samenleving tegemoet met steeds minder speelruimte in het publieke domein, zo vroeg Bram Peper zich af bij de crematie-plechtigheid van Van Gogh. Heerst er in de toekomst een humorloze sfeer in ons land? Is het lachen ons vergaan?
‘Die in de hemel zetelt, lacht.’
Deze woorden in de context van deze dagen in de mond nemen alleen al klinkt als een misplaatste grap. ‘Er valt toch niets te lachen?’ Is er niet juist reden tot ernstige bezorgdheid over ‘de wereld’?
Het wordt er zeker niet beter op wanneer we de psalm verder lezen en van die zinnen tegenkomen waar mensen als Plasterk en Cliteur ons de oren mee wassen: ‘Gij, die in de hemel zetelt, en lacht, Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stuk slaan als pottenbakkerswerk.’ Toe maar. Dat gaat weer ‘van dik hout zaagt men planken’ over ‘de vijanden’. Die worden bloedig verpletterd in de bijbelse verhalen. Ik hoor veel gelovigen om mij heen hun moeite uiten over ‘dat dit ook in de bijbel staat’. Er zijn zoveel lijken te zien op de TV dat we die uit de bijbelverhalen er niet meer bij kunnen en willen hebben. Bij zo’n gewelddadige tekst uit de psalm valt toch niet echt te lachen! Geconfronteerd met dit soort passages uit de bijbel – vaak totaal uit hun verband gerukt, en zonder enig benul van hermeneutiek bij degenen die de teksten op TV ons voorhouden – beginnen we hooguit wat zenuwachtig te lachen.
Lachen om de Waarheid – lachen uit de Waarheid
Er is een lachen om de waarheid. Ironie kan daar dichtbij komen. En hoe nihilistischer de ironicus, hoe dichter hij of zij hierbij komt. Lachen om de waarheid. Niets is meer heilig, alles mag gezegd. We mogen toch met reden zeggen dat Theo van Gogh een voorbeeld was van zo’n nihilistische ironicus.
Er is ook een lachen vanuit de waarheid. Een cabaretier kan daar ook dichtbij komen. Dan krijgt hij iets van de profeet. De profeten waren op een heel eigen wijze ironici: in hun werkelijk vrije woord en daad. Zij spraken wat niemand verwachtte. Zij staken de draak met de common sense, met de afgoden, met de gewoonten, de zeden, de macht en de codes. Zo spotte Elia op de Karmel met de priesters voor Baäl-Adonai. En zo doorbrak Jezus de grenzen en codes van Israël en van de traditie. Heeft Jezus ook gelachen? Dat was een prangende vraag bij de middeleeuwse theologen, zoals zij figureren in De naam van de roos van Umberto Eco. Het staat nergens in het Nieuwe Testament, dat Jezus gelachen heeft. Maar was zijn hele leven niet een vorm van goddelijke ironie?
‘Die in de hemel zetelt, lacht.’ In de Psalmen komen deze woorden een paar keer voor, steeds in dezelfde betekenis. De volken of de tegenstanders van de armen en ellendigen, de vijanden van de weerlozen, dènken dat ze oppermachtig zijn. ‘God doet niets en kan ons niets maken!’, zo is hun devies. ‘Laat ons Zijn/hun banden scheuren en van ons af werpen!’
Die in de hemel zetelt, lacht. Het werd een troostwoord voor verdrukten en een zekerheid voor ellendigen. God laat niet varen wat zijn hand begon. Hij lacht vanuit de waarheid. Hij lacht er niet aan voorbij, maar verbindt er zijn beloften aan. Goddelijke ironie is de vrucht van zijn engagement.
Die in de hemel zetelt, lacht. Wat is de nieuwtestamentische variant daarvan? Kort gezegd: kruis en opstanding van Jezus Christus. Wat mensen ten kwade gedacht hebben, heeft God ten goede gekeerd. Het kruis leek de ondergang, maar bleek de levensboom. Het zwakke Gods is sterker dan de mensen. En wat dwaasheid is voor de wereld, is wijsheid bij God. De oude kerk heeft het op haar wijze geloofd, beleden en uitgebeeld. De duivel dacht de Christus Gods te hebben opgeslokt, zoals een grote vis het aas. Maar Christus bleek niet het aas, maar de haak, en de duivel werd gevangen. Goddelijke ironie, zo verstond de vroege kerk op haar wijze het Evangelie.
Lachen vanuit de Waarheid. Wij worden allen geroepen de goddelijke ironie te leven en als voorgangers ook te verkondigen. Tegenover de machtigen der aarde die zich al te vaak dik maken staat Gods vrije Woord. ‘God staat in het midden van de goden….. Richt de geringen en de wees, doet recht de ellendige en de arme, redt hem uit der goddelozen hand.’ (Psalm 82). In deze wereld wordt het evangelie verkondigd. De dwaasheid van de prediking en de zwakheid van het kruis zijn een Umwertung aller Werten. Goddelijke ironie. Christenen, met hun daden en woorden en de voorgangers wel in het bijzonder in hun verkondiging – het echte ‘vrije Woord’ – moeten iets hebben en houden van de hofnar van de Grote Koning, de profeet, de kenner van de goddelijke ironie. ‘Die inde hemel zetelt, lacht’, niet om de waarheid, maar vanuit de Waarheid.
Dat is een lach die mensen wapens uit handen slaat en die mensen wapent tegen onverschilligheid, scepsis en ….een ironie die zich de dingen waar het echt om gaat ook van het lijf houdt.
Dr. H. de Leede (1950) is rector van het theologisch seminarium Hydepark van de Protestantse Kerk in Nederland en redacteur van Wapenveld