‘Ik weet eerlijk niet wat er ongereformeerd aan Miskotte is’

Interview met prof. dr. M.J.G. van der Velden
Voor sommigen inmiddels een vertrouwde omgeving, de goed volgestouwde studeerkamer met zomeravonduitzicht over een achtertuin bij het Utrechtse Wilhelminapark. De koffie is verzorgd door dezelfde handen die ook jarenlang Miskotte's preken hebben uitgetikt. In gesprek met hoogleraar praktische theologie M.J.G. van der Velden, sinds november `93 met emeritaat.

`Miskotte ken ik sinds mijn studietijd. Ik ben in 1948 met mijn studie begonnen. Toentertijd was Miskotte natuurlijk een bekende theoloog, maar ook een theo­loog die voor het gevoel van velen, zoals er over hem gedacht werd, nogal op een afstand stond. Achteraf denk ik dat dat wel eens vooral gezeten kan hebben in die hele kwestie van de Doorbraak. De politieke keu­ze van mensen als Miskotte, Kraemer, Buskes en nog enkele anderen is volgens mij heel bepalend geweest voor de waardering die zij in meer orthodox-prote­stantse kringen hebben gekregen. Meer nog de poli­tieke kant van de zaak, dan de theologische.
Volgens mij moet je goed in het oog houden dat de stroming waar ik uit voortkom, de gereformeerde bonders of de hervormd-gereformeerde richting, in die jaren sterk onder invloed stond van de theologen uit de gereformeerde kerken. En daar was het verzet tegen de Doorbraak heel uitgesproken en fel. Dat wordt tegenwoordig graag een beetje toegedekt, maar in die late jaren `40, vroege jaren `50, zijn er tussen Miskotte en mensen als Zuidema polemieken ge­voerd waar de honden geen brood van lusten. In het Verzameld Werk is een selectie opgenomen van artikelen van Miskotte uit In de Waagschaal. Ik heb voor mijn promotie al die jaargangen van In de Waag­schaal doorgelezen en daardoor weet ik, dat de felste polemieken niet in het Verzameld Werk terecht zijn gekomen. Dat ging echt van dik hout zaagt men plan­ken, in die zin zelfs, dat in gereformeerde kerkblaad­jes werd geschreven dat de plotselinge dood van Miskotte's vrouw en dochter een straf zou zijn voor het feit dat hij de Partij van de Arbeid had helpen oprich­ten.
Men vond die Doorbraak kennelijk een gewel­dige bedreiging, en daar kwam nog de Indone siëkwestie bij. Iemand als Buskes koos openlijk voor de onafhankelijkheid van Indonesië, terwijl de christelijke partijen voor "Rijkseenheid" en handha­ving van het gezag in Indië waren. Die politieke te­genstellingen hebben onherroepelijk mede ook de waardering voor de theologie van deze mensen be­paald.'

Bonhoeffer

`Ikzelf kom uit een traditioneel Hervormd, min of meer gereformeerde-bondsgezin. Mijn ouders stem­den, om het zo maar eens uit te drukken, AR. Met die sfeer van thuis had ik geen enkele moeite en daar ging ik ook volledig in mee. Tegelijk ben ik opgevoed met een openheid naar buiten. Wat ik wel eens hoor in verhalen van anderen over een gesloten milieu, dat heb ikzelf niet meegemaakt in mijn jeugd. Dat kon ook niet door de sociale positie van mijn vader, die een bedrijf in Soestdijk had met ook Katholiek perso­neel bijvoorbeeld, en die in allerlei maatschappelijke verbanden moest optreden. Wij waren van jongsaf gewend met heel verschillende mensen om te gaan. Ik kom dus niet uit een echt gesloten sfeer, en ik heb eigenlijk van het begin van mijn studententijd mijn oren alle kanten op kunnen openzetten.
Miskotte was in die jaren voor mij een van de theolo­gen die je las - maar ook weinig meer. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat ik het boek Het waagstuk der predi­king al vrij spoedig eens heb gelezen. Miskotte was een tijd dus een van de velen die mijn belangstelling hadden, maar niet bovenmate. Ik vond hem, zeker in het begin, moeilijk. Ik hield me meer bezig met het Nieuwe Testament, met jodendom en dergelijke. Systematische theologie is dan niet iets waar je elke dag naar grijpt.
Toen is er een fase geweest in mijn leven, waarin ik erg onder de indruk ben geraakt van Bonhoeffer, de grote Bonhoeffer van Widerstand und Ergebung. In diezelfde tijd ben ik, zo in de jaren `60 en `70, ook weer teruggekeerd naar Miskotte. Ik was toen~ tertijd predikant in Renkum, bij Arnhem, mijn tweede gemeente. Renkum was een industrie­gemeente, waar van alles op me afkwam, inclu­sief de. jaren `60 met alle veranderingen en nieuwe onzekerheden. Miskotte had mij toen veel meer te zeggen dan toen ik jong was.
Ik kwam toen, via het seminarie, in contact met A. Otter, de grote vriend en propagandist van Miskotte. Otter bleek over bandjes te beschikken met preken, en we kwamen daarover aan de praat. Ikzelf heb, tus­sen haakjes, nooit een kerkdienst van Miskotte bijge­woond. Door dat contact met Otter ben ik toen uitge­nodigd mee te werken aan een uitgave van de preken van Miskotte. Mijn vrouw is daar van meet af aan ook nauw bij betrokken geraakt, omdat zij die preken van de band uittypte, wat een heidens karwei was. Wij deden dat vaak samen, omdat wij samen dan luister­den naar die moeilijke puntjes op de banden waar je je afvraagt: wat zegt hij nou precies? Geleidelijk aan kwam ik op het idee, dat het wel eens wat zou kunnen zijn als onderwerp voor mijn promotie. Miskotte's preken zijn toen inderdaad mijn promotieonderwerp geworden, maar ik moet erbij zeggen, dat dat niet zomaar van de ene op de andere dag gebeurde. Ik kon dat pas doen op het moment dat ik door heel inten­sief luisteren - daar had ik eindeloos op kunnen oefe­nen, en elke nuance gaat dan voor je leven - diep on­der de indruk was geraakt van Miskotte. Hij heeft mij gewoon spiritueel, of als je wilt bevindelijk, echt wat gedaan. Niet dat ik nou Miskottiaan of zo geworden ben, dat niet, maar je hebt van die mensen die een inspiratiebron voor je betekenen. Voor mij is een van die mensen die mij hebben geraakt ongetwijfeld Miskotte. En dat vooral via zijn preken. Dat betekent dat ik ook zijn andere werk allereerst vanuit die preken, vanuit dat nauwgezet luisteren> lezen en herlezen, heb benaderd.
Vanaf die tijd ben ik regelmatig met Miskotte bezig gebleven, en zo nu en dan herlees ik hem weer. Op dit moment zijn wij hard bezig met de uitgave van zijn preken voor het Verzameld Werk. Aanvankelijk deed ik dat samen met professor Verdonk en met de heer Otter, die nu beiden overleden zijn. Het werk heeft zodoende vertraging opgelopen, maar nu zijn wij zo­ver, dat binnen een paar maanden dat deel uit moet kunnen komen. Op dit ogenblik ben ik dus weer erg met Miskotte bezig.'

Terugkomend op dat verzet tegen Miskotte tijdens zijn leven: had dat misschien ook iets te maken met zijn interesse in de kunst van zijn tijd, in de contemporaine cultuur?
`Dat zou kunnen, maar eigenlijk weet ik dat niet. Toen ik met hem kennis maakte via dat boekje Het waagstuk der prediking kwamen daar wat culturele aspecten in naar voren, maar toch niet uitgesproken. Het bleek achteraf natuurlijk dat hij een heel boek over Henriëtte Roland Holst had geschreven, maar daar wist ik in die tijd nog niets van. Dan zie je weer, dat dit natuurlijk ook een boek over een uitgesproken socialistische dichteres was. Kortom, onderschat niet wat in die periode na de oorlog de politiek voor bete­kenis had.
Ik heb dat zelf ook heel goed aan den lijve ondervon­den, maar dan helemaal vanuit het AR-standpunt. Ik heb bijvoorbeeld vergaderingen van "Rijkseenheid" meegemaakt, waar liberalen samen met Gerbrandy kwamen uitleggen dat Indië bij Nederland moest blij­ven. Dat leefde bij een groot deel van de bevolking, en de tegenstellingen waren echt emotioneel. Dat is van­daag de dag een stuk minder. Op de middelbare school waar ik de eerste jaren na de oorlog zat, bij­voorbeeld, werd heftig over zulke onderwerpen ge­discussieerd. Het was een neutrale school, dus alle politieke groeperingen waren er vertegenwoordigd. Zoiets heb ik van mijn kinderen nooit gehoord.
Dat verband tussen de politieke discussies van die tijd en de theologie, dat is ook mijn insteek een beet­je. Ik ben praktisch theoloog, misschien dat het daar­mee te maken heeft, dat je ook kijkt naar wat tegen­woordig de contextualiteit heet. Die praktische in­valshoek relativeert natuurlijk een beetje de kwestie van de pure theologische waarheid of leugen.'

'Broeder Nietzsche'

`Maar die voorliefde voor de cultuur: ik geloof niet dat dat het voornaamste was wat men in meer ortho­doxe kring tegen Miskotte had. Ik vraag me zelfs af, of men daar eigenlijk wel veel van begreep. Die poli­tieke stellingname was helder, en daar kon men zich tegen afzetten. Neem die brochure van toen, Wat bezielt ze?, dat gaf een eenvoudig houvast. Die hogere cultuur lag veel meer achter de horizon.
Miskotte was in zekere zin ook een moeilijk toegan­kelijk theoloog; hij schrijft niet gemakkelijk. Dat be­tekent dat er ook een beeldvorming plaatsvond zon­der dat men hem werkelijk bestudeerd had. Maar zijn culturele voorliefde k% as wel een belangrijke: ook zijn preken zitten er vol van. Om maar een voorbeeld te noemen: als je ziet hoe hij daarin met Nietzsche omgaat. Dat hij dingen zegt als: ik hou van Nietzsche. Een keer heeft hij het zelfs over "broeder Nietzsche". En waarom? Vanwege de eerlijkheid van Nietzsche, in die zin, dat Nietzsche aan zijn ongelovige tijdgenoten verwijt dat ze aan de ene kant het geloof in Christus, in God en genade verwerpen, en aan de andere kant blijven vasthouden aan de waarden van het christen­dom. Dat poogt Nietzsche te doorbreken, en dat waardeert Miskotte als een consequente eerlijkheid. Wat me elke keer weer opvalt in Miskotte is dat in die zin Miskotte vergeleken met Barth een uitgesproken Nederlandse theoloog is bij wie de Heilige Geest in de breedte werkend zo'n grote plaats inneemt. Je vindt in de Barthiaanse theologie in de beeldvorming voor een groot deel die christologische concentratie; Ne­derlandse theologen - hetzelfde kun je van Noord­mans zeggen, van Van Ruler, maar ook van Miskotte tot op zekere hoogte - zijn theologen van de Heilige Geest. Miskotte speurde in de cultuur naar tekenen van de Heilige Geest. Zo kon hij, om nog een ander voorbeeld te noemen, de "rauwe schreeuwen van Beckett" zien als een stem die tot ons komt. Dat heeft mij altijd ontzaglijk aangesproken, want ik ben ook leerling van Van Ruler. Van Ruler, die ons voortdu­rend aanspoorde: kijk toch in de werkelijkheid rond, speur toch naar tekenen van de Geest, ook in de hele seculiere dingen. En dat had ik vanuit mijn traditie niet zo meegekregen: die openheid, die breedte. Daar is Miskotte een voor­beeld van, Noordmans op een heel andere manier ook, maar ook Van Ruler, en mensen als Bonhoeffer.'
Wat Miskotte in Nietzsche waardeerde, was dat te­recht? Nietzsche veegde honend de vloer aan met het­zelfde socialisme waar Miskotte zo aan hechtte. Heeft hij de enorme `kaalslag' van Nietzsche en ook Beckett wel echt recht gedaan?
`Ik ben te weinig deskundig op filosofisch gebied om te kunnen zeggen of Miskotte's conceptie van het ni­hilisme - zijn dubbele conceptie van het "echte" en het "onechte" nihilisme - in het kader van de geschie­denis van de filosofie en de cultuurgeschiedenis te handhaven is.
Mij gaat het erom: hoe ging hij ermee om? Het is bij­zonder, dat hij uberhaupt zo met iemand als Nietz­sche omging. Dat hij die niet als goddeloos onmiddellijk terzijde schoof, maar dat hij zich afvroeg of de Geest misschien ook nog een heel klein beetje door Nietzsche spreekt, tot ons mensen van de kerk, tot ons, die menen dat wij het weten en dat wij het heb­ben. De gelukkige bezitters, om een term van Miskotte te gebruiken, de beati possidentes. Dat zijn wij na­tuurlijk niet, en we moeten elke keer weer van de opgehouden hand leven.
Dat kun je ook te ver doortrekken, en daar heb ik wel vragen bij ook, bij de Barthiaanse theologie. Het contingente: is er ook niet iets van gestalte? Daar zou je lang over kunnen praten met Miskotte en ook met Barth. In elk geval zit er iets uiterst aansprekends in. Vorige week heb ik weer een preek van Miskotte besproken. Een preek uit 1961, met een stel dominees uit 1994, waaronder veel jonge predikanten. Die blijken dan te zeggen: die preek had voor een groot deel nu gehouden kunnen worden, niet "omdat de waar­heid steeds hetzelfde is", maar omdat de situatie waarop hij inspeelt nog herkenbaar is. Dat vind ik het teken van een groot mens. Ik heb veel theologen bestudeerd in mijn leven. Soms moet je zeggen: je hebt er al die moeite aan be­steedt, maar ze zeggen je nu niets meer. Als jonge mensen dan zo reageren, zo gepakt worden, dan vind ik dat een bewijs van grootheid. Miskotte zag verder, er zit ook iets profetisch in: wat ik zeg dat geldt mor­gen ook nog. En dat blijkt dan ook zo te zijn. Het zou al heel mooi zijn als ze dat van mij over twintig jaar ook nog zeggen, maar dat hoeft niet, begrijp me goed, ik ben geen Miskotte.
Miskotte stond ook in die zin open tegenover de cul­tuur, dat hij zich er volledig door liet meenemen. De manier waarop hij met de kunst omging, met dichters en schrijvers, dat was niet van: ik ben christen en nu zal ik eens precies neerzetten waar ik het mee eens ben. Nee, je laat je meeslepen. Zo zelfs, dat je op een bepaald moment het gevoel hebt dat je je geloof kwijt bent. Omdat je jezelf, al ben je christen en gelovig, tegelijkertijd herkent als een door en door modern mens. En dan moet je 's zondags weer naar de kerk zegt Miskotte dan: je moet 's zondag weer naar de kerk, en daar hoor je het weer, word je weer gezegd, hoe het is.'

Dat betekent dat hij in die cultuur ook iets ziet van een legitieme werkelijkheidsontsluiting, een werkelijkheid waar je niet zomaar omheen kunt marcheren?
`Ja. Je kunt zeggen, zoals ook uit de preken blijkt, dat hij het existentialisme zag als de wereldbeschouwing die het dichtst bij de werkelijkheid komt. Alleen zegt hij: in bijbels licht kunnen we nog iets meer zeggen, kunnen we existentialisten beter begrijpen dan zij zichzelf kunnen begrijpen. Dat klinkt pretentieus, maar zo bedoelde hij het niet.
Ik heb in mijn dissertatie [t] een uitvoerig hoofdstuk geschreven over de bevinding bij Miskotte. Ik heb daarin een onderscheid gemaakt tussen de "bevinding van het bestaan" en de "bevinding van het Woord". De bevinding van het bestaan, van de werkelijkheid, dat is de bevinding van Nietzsche, van Bloch - om weer eens een andere naam te noemen - van Beckett, van Henriëtte Roland Holst. Dat is werkelijke bevin­ding, echte ervaring. Maar de heilrijke bevinding is de bevinding van het Woord, die niet in tegenstelling staat met de bevinding van de werkelijkheid, maar die bevinding nog weer een keer doorlicht, en ook optilt, omdat in deze bevinding ook het perspectief van het heil, van vergeving zit. Bij Miskotte speelt de verge­ving een geweldige rol. "Stel je voor", zegt hij, "dat je dat tot in je vingertoppen weet, dat je zonden verge­ven zijn, stel je voor. Dat is de hoogste bevinding".'

Valt die bevinding - anderen hebben het liever over Miskotte's mystiek - te rijmen met de bevinding van de gereformeerde orthodoxie?
`Omdat hij de bevinding vaak uitdrukte in een heel andere taal dan de vrij vaste formuleringen van de brede traditie van de Nadere Reformatie, was de kans op herkenning niet groot. Miskotte heeft een prachtig artikel geschreven over de bevinding. Daarin spreekt hij met grote waardering over de Nadere Reformatie.
In dat artikel vertelt hij, dat hij in zijn eerste gemeen­te, als een soort tegenwicht tegen zijn voortdurende ontmoetingen met de moderne cultuur, de Oude Schrijvers las. Hij heeft echter bepaald ook kritiek op de Nadere Reformatie. Wat is er, zegt hij, in de Na­dere Reformatie gebeurd? Dat de bevinding een soort waarmerk is geworden van het geloof, een kenmerk, een voorwaarde. Dat betekent dogmatisch gesproken - zegt Miskotte dan - dat de rechtvaardiging en heil­iging worden omgekeerd: dat de heiliging aan de rechtvaardiging voorafgaat.
In die kritiek kon hij wat de praktische beleving be­treft wel eens gelijk hebben. Ik geloof dat daarin een deel van de oorzaak zit van die bijna fundamentele geloofsonzekerheid die je in sommige bevindelijke kringen ziet. Maar anderzijds moet je natuurlijk ook weer zeggen dat de moderne mens Miskotte in echte bevinding iets authentieks en iets moderns ontdekte. In mijn dissertatie heb ik een preek besproken waarin Miskotte een eluwse oefenaar citeert, Dirk Rustige. Miskotte zegt dan: "Ik wil u iets voorlezen uit een preek van een eenvoudige oefenaar op de Veluwe: `Wanneer God u komt te vereenzamen, wanneer Hij u alleen komt te zetten, wanneer hij u met honger komt te voeden en met dorst komt te lessen, want de ellen­digen zoeken water en de nooddruftigen en het is er niet. En daarom slingert het leven van Gods kind vaak tussen dc Noordpool van de zelfmoord en de Zuid­pool van het Maranatha: Jezus komt, en dat is dan de arrestatie en daar kunt ge niet onderuit.' Zo die oefe­naar. In deze ouderwetse taal - u hoort het toch wel! - klopt en hamert de levensvraag, waarop een groot deel van het werk van Albert Camus gefixeerd is." Dus met andere woorden: wat Miskotte hier zegt is dat in de echte hedendaagse bevinding, ook in deze kring van mensen die vandaar nog uit de erfenis van de Nadere Reformatie willen leven - wat in de sociologie de bevindelijke gereformeerden zijn gaan heten - iets doorklinkt van beide vormen van bevinding.
Voor mij is de vraag dan wel eens: hoe modern zijn die mensen eigenlijk? Spreken ze niet met de oude woorden hedendaagse gevoelens uit? Als een bevin­delijk christen in alle oprechtheid zegt: zou het wel voor mij zijn? - zegt hij dan hetzelfde als Van der Groe in de achttiende eeuw of Smijtegelt in de zeven­tiende eeuw, of geeft hij dan mede uiting aan een stuk moderne twijfel die bij onze cultuur hoort? Wat Van Ruler op een andere manier ook zegt als hij, rond 1950, bevindelijke taal vergelijkt met de taal van het existentialisme.
Er is ook historisch gezien een duidelijke lijn van het existentialisme terug naar - wat breder genomen - het piëtisme. Kierkegaard, die als een van de Urhebers van het existentialistische levensgevoel geldt, kwam uit een uitgesproken pitistische kring.
Maar mijn stelling gaat nog iets verder - al weet ik niet of zij ook te bewijzen is. Neem het klassieke Avondmaalsformulier. Dat heeft in de loop van de tijd een Wirkungsgeschichte gehad. In kringen waar de vraag of je aan het Avondmaal kunt gaan een gro­te rol speelt, wordt het Avondmaalsformulier op een hele specifieke manier aangehoord. Terwijl met de stukken is aan te tonen dat het Avondmaals formulier uitgaat van de vooronderstelling dat iedereen aangaat. Lees je het vanuit die vooron­derstelling, dan klinkt het allemaal heel anders. Mijn vraag is: drukt de taal van mensen die de stereotiepe tale Kanaans in oprechtheid gebruiken niet ook altijd een stuk hedendaags levensgevoel uit? Wordt de onzekerheid van het heil gevoeld zoals in de zestien­de eeuw, of heeft die ook te maken met de onzeker­heid van het bestaan in 1994? Zit er misschien ook iets van het "postmoderne" in?'
In het Reformatorisch Dagblad hebben onlangs uit­eenlopende reacties op Miskotte gestaan. Sommigen uitten daarin de genoemde twijfel over Miskotte's bevinding. Herkent u meer in de stellingname van dr. Den Hertog, die ook aangehaald wordt, en die denkt dat Miskotte zelfs de `brug tussen de Reformatie en de moderne tijd' zou kunnen zijn?
`Wat die discussie over de kwaliteit van Miskotte's bevinding betreft: wie ben ik dat ik oordelen mag over het geestelijk leven van iemand anders? Maar ik herken bij Miskotte wel iets van een hang naar mys­tiek. Op de achtergrond bij hem speelde de stilte en de natuur van het Overijsselse land, waar zijn wortels lagen. Zoals Van der Graft heel goed verwoord heeft in het gedicht Miskotte woont in Voorst. Miskotte hield van de natuur, van bomen vooral, en hij had een zekere hang naar het mystieke. Tegelijkertijd heeft hij altijd enorm tegen de mystiek in zichzelf gevochten: hij verzette zich tegen de dreiging van de religie, die uit de mens zelf opkomt.
Maar wat is gereformeerde bevinding, en wat is niet­gereformeerde bevinding? Ik vind dat een volstrekt verkeerde vraagstelling. Ik proef bij Miskotte een uit­gesproken reformatorische gedachtengang en bele­ving, waarin de rechtvaardiging een centrale plaats inneemt. Zoals hij in preken de psalmen citeert: "O God, mijn ziel en lichaam hijgen en dorsten naar U in een land dat dor en mat van droogte brandt, waar niemand lafenis kan krijgen" als een omschrij­ving van de geestelijke verlatenheid die een mens kan overkomen. Ik weet eerlijk niet wat daar ongereformeerd aan is.
Wat natuurlijk wel zo is, is dat bij Miskotte het on­derscheid tussen geloof en ongeloof veel dialectischer is: het is echt niet zo dat hij zei dat het voor iedereen in orde is. Nee, het is in orde en het is niet in orde, het is ja en nee tegelijk, en dat ja en nee zit tegelijk in je. Dat is ook een stuk ervaring en bevinding. Als je die spanning niet wilt herkennen, dan herken je inder­daad deze vorm van bevinding minder. Ik denk dat de eerlijkheid die Miskotte zo in Nietzsche waardeer­de, dat hij daar ook voor zichzelf naar zocht: "Ik ben een modern mens, ik geloof het soms helemaal niet meer - en tegelijk wordt ik vastgehouden, geldt het ook mij, dat evangelie." Zo praat hij er ook over in zijn preken. Ik vraag mij af of veel gereformeerde bevinding ook niet in deze zin vertaald zou kunnen worden. Als het authentiek is, dus met andere woor­den van de Heilige Geest komt, is het van geen enkel belang meer of het gereformeerd of niet gerefor­meerd is.'

'Theologie des Geístes'

`Dat betekent niet, dat je Miskottiaan moet zijn, en hem in alles moet volgen. Maar zijn Anliegen is nog steeds actueel. In Miskotte zit een groot stuk traditie van de Nederlandse theologie en de Nederlandse kerk. In die zin onderscheidt hij zich van Barth, hoe­zeer hij die ook bewonderde. Van Barth heeft hij de objectiviteit van het heil leren zien, de weg uit het getob van mensen daarover. Maar in Miskotte zit de reformatorische lijn: hij heeft lange tijd ernstig over­wogen om op Kohlbrugge te promoveren. Daar heeft hij ook artikelen over geschreven, die lijn is ook door hem doorgetrokken.
Verder de lijn van de ethische theologie. Daar zou een heel verhaal over te schrijven zijn, over de ver­houding tussen de ethische theologie en de Gerefor­meerde Gezindte. Ikzelf ben opgevoed met het idee dat ethisch het ergst was wat je kon zijn. In de eerste jaren van je predikantschap heb je vaak ontzaglijke moeite met preken maken. Ik ben in die fase met een aantal ethische predikers in aanraking gekomen: Gunning, de gebroeders Jonker, de oude Chantepie, Van Gheel Gildemeester. Tot mijn verbazing spraken mij die geweldig aan. Niet dat ik ethisch werd, maar hun manier van serieus ingaan op de moderne tijd raakte me. In feite was dat een heel eigen vorm van wat in Duitsland het Kulturprotestantismus genoemd wordt: niet alleen maar meegaan met de cultuur, maar daar ook antithetisch mee bezig zijn.
Die trek zit ook in Miskotte, en dat blijkt al uit zijn vroegste jeugdgeschriften. Zijn eerste officiële lezing ging over de dichter `Adwaita', J.H. Der Mouw. Er lopen lijnen door de hele theologie van Miskotte die ik graag zie als typisch Nederlands. Er is een uitgave van een aantal artikelen van Noordmans in het Duits, en dat boek heet Die Theologie des Geistes. Dat vind ik erg getroffen. Hetzelfde zou je ook van de theolo­gie van Miskotte kunnen zeggen.
Het werk van de Geest wordt zichtbaar in de uitingen van de cultuur, niet alleen maar in hoe de Geest werkt in het mensenhart. Achteraf heb ik wel eens gedacht dat Miskotte en Van Ruler, die het niet zo erg met elkaar konden vinden, toch in veel opzichten dicht bij elkaar stonden.
Hoe dichter de Gereformeerde Gezindte qua primai­re levenservaring bij de moderne tijd komt, hoe rele­vanter in veel opzichten Miskotte zou kunnen wor­den. Dat zou je zeker kunnen zeggen wat betreft de aanvechting vanuit de moderne cultuur, die steeds verder ook bij de Gereformeerde Gezindte binnen­komt. Des te meer zullen ook mensen als Miskotte iets heel wezenlijks te zeggen blijken te hebben. Ook om niet in een grenzeloos subjectivisme, in een gren­zeloze ervaringstheologie terecht te komen. Want dat is de grote bedreiging die de kerk op het ogenblik ontmoet: het moet steeds authentieker, steeds ge­loofwaardiger worden, steeds meer bewezen worden vanuit de ervaring. Ik ben bang dat je dan maar heel weinig overhoudt. Dan is Miskotte een grandioos verdediger - met alle aandacht voor bevinding, erva­ring, werkelijkheidsbeleving - een geweldige verkon­diger van het geschiede heil, het geldige heil, dat over de wereld gaat en waar niemand anders aan kan ko­men.'