‘Naast bescheidenheid past pretentie’

Interview met professor M.J.G. van der Velden over het relativisme als grondtrek van de westerse cultuur
"Als het gaat om een definitie van het relativisme, dan zou ik de nadruk willen leggen op 'de ontkenning van de mogelijkheid van een absoluut waarheidscriterium'. Daarmee is al direct duidelijk, dat het relativisme niet nieuw is. Het is altijd een bijverschijnsel van het denken geweest. Bij het denken van de mens lijkt het twijfelen te horen. Plato streed met de sofisten. Zij ontkenden het bestaan van een absoluut waarheidscriterium en maakten de mens de maat van alle dingen. Denk ook aan Pilatus met zijn 'wat is waarheid'. "

Aan het woord is professor Van der Velden, hoogleraar praktische theologie te Utrecht. In gesprek met hem is gezocht naar de oorzaken en de gevolgen van het relativisme. Bovendien is gekeken naar de betekenis van het relativisme voor de gereformeerde theolo­giebeoefening en de kerkelijke praktijk.
Hoewel Van der Velden erkent dat het relati­visme in onze tijd erg dominant geworden is, benadrukt hij dat het relativisme in potentie altijd aanwezig is geweest. "Steeds weer hebben aanwezige waarheidssystemen ter discussie gestaan, zij het, dat meestal werd vastgehouden aan bepaalde vaste uitgangs­punten of axioma's".
Kenmerkend voor het huidige relativisme is dat het geloof aan het bestaan van een waar­heidscriterium tanende is. Er wordt niet meer geloofd dat zo'n criterium gevonden kan wor­den.
Als één van de oorzaken wijst Van der Velden op de gevolgen van de historische kennis. "Als je terugkijkt naar het verleden, zie je dat er in de loop der tijden verschillende waar­heidssystemen zijn geweest. Dat geldt zowel voor de theologie als de filosofie. Als je dat ziet, vraag je je af wat het constante is geweest in het denken en geloven. Ik heb sterk het gevoel dat relativisme mede wordt veroorzaakt door het historische denken."

Deficiet

Daarnaast speelt ook het gevoel dat we in onze tijd het deficiet van de grote waarheden beleven. "Zo is het huidige post-modernisme een reactie op het deficiet van de Verlichting. De Verlichting heeft haar pretenties niet waar kunnen maken maar is vastgelopen op een crisis in de moraal en wetenschap en heeft de controle verloren over de techniek". Van der Velden durft niet te zeggen dat er sprake is van het deficiet van de westerse cultuur. "Dat vind ik een te groot woord Er is wel sprake van een ingrijpende crisis. Niet alleen op ter­rein van techniek en wetenschap. Er is ook het probleem dat de waarden voor een ieder verschillend zijn."
De derde oorzaak voor de dominantie van het relativisme is het verlies van het geloof in God of een god. Er is geen tegenover meer. Voor het geloof in de waarheid is een tegenover nodig. Wanneer je alleen de mens overhoudt, is het relativisme dan niet de enige uitweg? "Hoewel ik geen filosoof ben en me dus op glad ijs begeef, kun je in de geschiedenis van de filosofie een direct verband zien tussen de afwezigheid van transcendentie en het relati­visme. Tot aan de renaissance is gewerkt met zogenaamde trancendente principia. Op een bepaald moment is de filosofie 'geseculari­seerd'. Dat betekende niet direct dat iedere vorm van transcendentie afwezig was, maar de rol ervan werd wel steeds vager. Op een gegeven moment zie je bijvoorbeeld dat de rede de transcendentie vervangt. Bij de Frankfurters zie je dan dat de rede het niet redt. Zij laten zien dat de rede die rol niet kan vervullen, want het is de instrumentele rede geweest die de rampen van de tweede we­reldoorlog mogelijk heeft gemaakt. Zij stellen het deficiet van de rede vast.
Zelf heb ik het gevoel dat het Nietzsche is die een direct verband legt tussen de afwezig­heid van God en het relativisme. Wanneer Descartes zich terugtrekt op zichzelf, op het subject, wordt de werkelijkheid wel diffuus, maar hij houdt vast aan bepaalde waarden en aan het bestaan van God. Nietzsche prikt daar doorheen. Hij stelt, dat, als je de waarheid van God ontkent, je dan ook afscheid moet nemen van alle waarden die daarop terug te voeren zijn. Nietzsche trekt eerlijk consequen­ties uit de verlichting".

Lot

Opvallend is dat het relativisme in veel geval­len niet juichend begroet wordt. Het lijkt wel alsof het als een lot over ons heen komt. Zo staat in een artikel over postmodernisme ergens dat 'het postmodernisme ons heeft gekozen', "een bijna contra-calvinistische uit­drukking". In vroeger tijden werd een nieuwe filosofie als een bevrijding ervaren. Het verlie­zen van het Godsgeloof zou ruimte bieden voor de mens. Dat vooruitgangsoptimisme heeft nu een deuk opgelopen. Het postmo­dernisme stelt niets in de plaats voor het modernisme of de Verlichting. Wat overblijft, is de leegte.
Toch durft Van der Velden het niet aan om het postmodernisme als het einde van de filoso­fie te beschouwen. "We moeten niet verge­ten dat het postmodernisme behoorlijk aange­vochten is. Denk maar aan New Age, het holisme en de communicatieve rationaliteit van Habermas. Habermas erkent dat de Verlichting gefaald heeft omdat de rede ver­engd is tot een instrumentele rede. Die instru­mentele rede kan leiden tot zoiets vreselijks als Auschwitz.
Tegenover die instrumentele rede stelt Haber­mas de communicatieve rede. De rede dient alleen in gemeenschap te functioneren. Het gaat om het dialogisch proces. Ethische beslissingen moeten communicatief en met het oog op het geheel genomen worden. Je zou kunnen zeggen dat Van Gennep probeert de ideeën van Habermas toe te passen op het terrein van de theologie.
Uit deze filosofie spreekt weer toekomstvisie. Dat mis ik in het postmodernisme. Dat biedt geen perspectief.

Grote wereld

Opmerkelijk is dat het postmodernisme of het relativisme zoveel ingang heeft gevonden in onze cultuur. Het sluit nauw aan bij het levensgevoel van de moderne mens. Is het feit dat de mens wereldburger is geworden jaar niet een oorzaak van? "We hebben Schumacher met zijn 'small is beautifull' gehad. Ook Van Gennep pleit weer voor mesostructuren waarin de geïndividualiseerde mens zich thuis kan voelen, gemeenschap kan beleven, gemeenschappelijke waarden kan ontvangen.
Is het trouwens niet vreemd dat de mens in een tijd van overdosis aan informatie zich afvraagt wat er nu werkelijk achter zit. Neem nu de Golfcrisis. De kranten staan er vol van. Toch begrijpt niemand het. De machten zijn zo anoniem geworden, dat mensen het gevoel krijgen dat het over ze heen komt.
Het leven in een mondiale samenleving tast ook de persoonlijke verantwoordelijkheid of ethiek aan. Heel veel ethische beslissingen van het individu worden ondergeschikt gemaakt aan grotere belangen, bijvoorbeeld die van het land, de staat, het bedrijf enz.".

Theologie

De geest van het relativisme werkt volgens Van der Velden ook door in de theologie. Theologiebeoefening gebeurt nu eenmaal nooit los van de tijd waarin men leeft. Het is niet voor niets, dat in de tijd waarin Descartes zijn filosofie van de twijfel propageert en de mens terugwerpt op zichzelf met zijn subjecti­visme, ook het piëtisme opkomt met de sub­jectieve ervaring als criterium voor een waar geloof. Dit subjectivisme met ervaring als norm werkt nog steeds door in de theologie, ook in de moderne. Veel theologieën leggen meer accent op de ervaring van het heil of van God in plaats van de nadruk te leggen op het objectieve heil van God en het bestaan van God.
Bovendien is er een geschiedenis van de theologie. Die geschiedenis laat zien dat er in de loop der eeuwen heel verschillend over het geloof is gedacht. Als je dan historiserend naar de theologie kijkt, vraag je je af wat waarheid is, wat blijvend is.
We spreken trouwens wel erg over de nega­tieve kant van het relativisme. De theologie heeft vaak wel oog gehad voor het betrekkelij­ke. Men sprak bijvoorbeeld over de 'middel­matige zaken', waarover men verschillende opvattingen kan hebben. De theologie zoekt dan in de veelheid naar datgene, waarmee de zaak van het geloof staat en valt, naar het onopgeefbare, zonder hetwelk van Waarheid niet meer gesproken kan worden. Dat wijst op de noodzaak van bescheidenheid in de theologie. Het tegendeel van relativisme is absolutisme. We hebben als kerk en theolo­gie wel eens uitspraken over allerlei zaken gedaan, die achteraf niet bleken te gelden. Bovendien is die bescheidenheid gepast, omdat we moeten zeggen, dat eeuwen van christendom niet alleen maar positieve dingen heeft opgeleverd".
Is dit niet te positief? Moet je niet simpelweg erkennen dat de theologie gefaald heeft en niet in staat is geweest om een dam op te werpen tegen het relativisme? Heeft de refor­matie met haar eis, alles onder het beslag van het Woord te laten liggen, niet het onderspit moeten delven?
Van der Velden wil in het midden laten of dit een kwestie van schuld of lot is. "Zo zou je je kunnen afvragen of de Reformatie niet krach­ten heeft losgemaakt die zich later verzelf­standigd hebben. Zo heeft de theocratiege­dachte de staat onder het juk van de kerk vandaan gehaald. De staat werd gezien als dienaresse Gods, maar ze was wel vrij van de overheersing van de kerk. Dat is ook gebeurd op het gebied van wetenschap".
Gewezen wordt op het falen van de kerk in onze tijd. Van Ruler kan wel heel mooi zeggen dat de waarheid evident is en ds. Abma in zijn SGP-tijd kan wel wijzen op oplossingen in Gods Woord, maar als dan de overheid kort na de tweede wereldoorlog de kerk om advies vraagt over de doodstraf, krijgt ze ver­schillende antwoorden. Van der Velden erkent dat dit een zwakheid van de kerk is. "De plur­ale samenleving weerspiegelt zich in de kerk. Dit pluralisme wordt zelfs verdedigd met de opmerking dat geen mens Gods waarheid kan bevatten. Het relativisme uit zich ook in het feit dat niemand meer spreekt over de een­heid van de kerk. Onder de verdeeldheid wordt niet geleden. De oecumene is hierdoor verworden tot een abstractum. Het pluralis­me wordt door sommigen zelfs in verband gebracht met de verscheidenheid aan gaven, waar Paulus over spreekt. Men maakt zich geen zorgen meer over de institutaire aspec­ten van het kerk zijn. We dienen als kerk en theologie ook in die zin bescheiden te zijn, dat we erkennen, dat we niet in staat zijn geble­ken, de Waarheid zo te verwoorden, dat ze gehoord wordt in cultuur en samenleving en als relevant wordt ervaren. Dat is niet de eni­ge kant, maar in elk geval ook een kant! Dat de kerk en haar boodschap naar de zijkant is gedrongen heeft vele oorzaken, maar het is ook een aanleiding tot grote ootmoed en van daaruit tot de strijd om het rechte woord voor de tijd te vinden".

Kontekstueel

De vraag dringt zich op of het relativisme ook niet doordringt in de gereformeerde theolo­gie. Wat te denken van de redactieformule van Kontekstueel waarin begrippen als open­heid en dialoog centraal staan. En wat van een recent verschenen boek met als titel 'Gereformeerden op zoek naar God'? Twijfelt de gereformeerde theologie ook aan de evi­dentie van de waarheid?
Van der Velden weerlegt de kritiek met een onlangs gepubliceerd artikel van zijn hand in Kontekstueel. "Ik besprak toen een boekje over de houding van de reformatorische ker­ken voor de tweede wereldoorlog. Zij die pre­tendeerden de waarheid te kennen onderken­den het demonische van het nazisme niet, terwijl "ketters" (in hun ogen) als Miskotte en Barth daar volop oog voor hadden. Dit maakt mij bescheiden. Wat heb ik aan een waarheid die deze demonie niet onderkent?
Ik denk ook dat bescheidenheid op het gebied van de ethiek nodig is. Je moet niet alles vast­leggen. Is de Rooms Katholieke kerk ook niet leeg gelopen omdat van de ene op de andere dag allerlei ethische normen niet meer gol­den? Ik denk hierbij aan het vasten. Opeens hoefde dat niet meer. Dat tast de geloofwaar­digheid aan.
Dat de ontmoeting met andere theologische stromingen relativerend werkt is op zich niet erg. Als we maar vasthouden aan het onop­geefbare. We moeten bedenken dat de Geest op vele wijzen werkt: We beproeven de gees­ten of ze uit God zijn! We mogen openstaan voor verrassingen!
Een publicatie als 'Gereformeerden op zoek naar God' van professor Graafland geeft blijk van een geweldige crisis. Persoonlijk vind ik de titel niet zo sterk. Misschien is God wel meer op zoek naar gereformeerden.
Dat wil niet zeggen dat de hele gereformeer­de theologie op de helling moet. Het onop­geefbare moeten we vasthouden. Theologie is altijd een reflexie op het geloof in een bepaalde tijd. Dat betekent dat verschuivin­gen mogelijk zijn. Voor het onopgeefbare moeten we echter terug naar de Schrift. Onopgeefbaar is dat God in Christus heil en verzoening tot stand gebracht heeft en dat dat vandaag de dag nog objectief geldt en ver­kondigd moet worden. Dit heil is niet subjec­tief of afhankelijk van mijn geloof. Dit heil gaat het persoonlijk geloof te boven. Dat klinkt pre­tentieus in een tijd van relativisme, maar ik waag het erop.
Juist op dit punt is er in de gereformeerde gezindte vaak iets mis is. Daar is soms veel meer aandacht voor de subjectieve beleving van het heil, dan voor het objectieve Woord. Met een variant op Descartes: Ik voel, dus ik ben een kind van God. Op die belevingspro­blematiek is de prediking vaak afgestemd".

Prediking

Op de mogelijkheid door de prediking het rela­tivisme te bestrijden wordt dieper ingegaan. "Het is wel nodig. Want laten we wel zijn, kent niet iedereen de vraag: 'Houden we ons in de kerk, als het er op aankomt, niet met één grote illussie bezig?
Uit de communicatietheorie is gebleken dat de negatieve elementen in een preek langer blijven hangen, of meer indruk maken, dan de positieve elementen. Hierdoor werken veel preken bevestigend op het gevoel van men­sen. Er moet daarom niet gepreekt worden in de zin van: wij twijfelen, maar... We moeten niet inzetten met de ellende. Laten we weer beginnen met zondag 1. Preken moet het uit­roepen van het Andere zijn, ook al klinkt dat misschien Barthiaans. Deze kritische noties raken niet alleen de klassiek gereformeerde prediking. De prediking, die gericht is op de moderne mens met zijn geloofstwijfel, kan zozeer stilstaan bij de geloofsworsteling, dat het heil niet verkondigd wordt, maar de klacht overheerst. De toehoorders herkennen zich dan wel in de preek, maar worden niet gehol­pen. In de Bijbel overheerst de lofprijzing. Paulus begint al zijn brieven met zo'n lofprij­zing en het bezingen van de grote daden Gods, ondanks zijn klachten over die gemeen­te. Het is onzin om te beweren dat de eerste christenen een beter geloofsleven hadden dan de mensen in de eeuwen daarna. Ook zij kenden hun twijfels en zonden. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer de geloofstwijfel, en dan zijn voor mij de klassieke en moderne twijfel identiek, vanuit die lofprijzing aan de orde worden gesteld, dat ze allereerst veel existentiëler beleefd worden, maar ook een antwoord vinden.

Gemeente

Hiervoor moeten we terug naar de bronnen. Wat is dan de gemeente? De gemeente is meer dan de som van de individuen. Lijden wij ook niet aan individualisme? Mensen wor­den nu met hun twijfels naar de binnenkamer gestuurd. Dat is bijbels gezien wreed. Als de gemeente weer samen als gemeente 'Geloofd zij God' zingt, dan zingt zij dat als kerk, ook als ik daar op dat moment zelf niet aan toe ben. De gemeente moet weer samen praten over de preek. Ik pleit daarom voor het herstel van het geloofsgesprek. Conventikels, over het herstel van een mesostructuur gesproken, hebben ook positieve aspecten. De gemeente moet zich bezinnen op de vraag hoe zij samen de preek de week in kunnen dragen. De Heilige Geest wil de gemeente gebruiken om de preek toe te passen. Daarom moeten ecclesiologie en pneumatolo­gie in het middelpunt van de belangstelling staan.
Dat heeft tevens consequenties voor het vreemdelingschap. In het gemeente-zijn zit iets van de tien rechtvaardigen omwille van wie God de aarde spaart. We hebben de nei­ging om de kerk teveel naar beneden te halen. Daar moeten we mee ophouden. In de omgang van de gemeente met God zit iets waar de wereld naar hunkert. We mogen daarom enige pretentie hebben."