Een alternatieve morele gemeenschap

Stanley Hauerwas over het individu en de roeping van de kerk
Time's Magazine noemde hem in 2001 Amerika's 'best theologian'. Stanley Hauerwas is 'contemporary theology's foremost intellectual provocateur', motiveerde het tijdschrift. Op karakteristieke wijze antwoordde Hauerwas: 'Best is geen theologische categorie. Gelovig of ongelovig zijn de juiste categorieën. Het laatste in de wereld wat ik wil zijn, is de beste.'

Alle vooroordelen die over theologen bestaan – dat ze saai zijn, van een andere wereld, niet relevant en zo nog wat – veegt Hauerwas met zijn persoonlijkheid in een armzwaai van tafel. De buitenkant van de deur van zijn kamer op Duke Divinity School is volgeplakt met antioorlogstickers, foto’s van zijn familie en vermakelijke karikaturen van zichzelf. Aan de binnenzijde hangt zijn toga, opnieuw omringd door krantenknipsels en foto’s. Hauerwas zelf, een middelgrote wat magere man met een stoppelig baardje, hangt met zijn in jeans gestoken benen languit over de tafel als hij roept: ‘Come in’. Hij schiet omhoog als we binnenkomen, maar neemt zijn vertrouwde positie weer in zodra hij op prikkelende, licht provocerende wijze over de kerk begint te praten.
Hauerwas boezemt vanaf het eerste ogenblik een mengeling van vertrouwen en ontzag in. Vertrouwen omdat hij, in weerwil van de grote publieke belangstelling voor zijn omstreden standpunten, zeer toegankelijk is – hij spreekt in gewoon begrijpelijk, soms zelfs slang Engels en is casual gekleed. Tegelijk ook ontzag, vanwege de ferme standpunten die hij inneemt en met een haast speelse eruditie onderbouwt. Precies zoals zijn boeken en artikelen zijn: meestal geschreven voor kleine, relatief onbekende tijdschriften en uitgevers, gericht op een breed publiek, maar daarin wordt vervolgens theologie bedreven op een hoog niveau. Hauerwas is even goed ingevoerd in de kerkvaders als in moderne filosofen, hij kent de protestantse en de rooms-katholieke tradities en blijkt daarnaast ook nog de krant te lezen en films te kijken.

Piëtisme als bedreiging

Dat is niet bepaald de erfenis die Hauerwas van huis uit meekreeg. Zijn stevige accent verraadt nog altijd dat hij in Texas opgroeide, waar hij in Dallas op 24 juli 1940 werd geboren.Piëtisme is de bron van veel problemen Zijn vader was metselaar in Pleasant Grove, een klein, slaperig stadje in het noorden van de staat. Al op jonge leeftijd hielp Hauerwas zijn vader om in het inkomen van de familie te voorzien. Centraal in het leven van de familie stond echter de plaatselijke methodistische kerk, waar ze iedere zondag te vinden was.
Hauerwas herleidt zijn keuze om theoloog te worden tot deze gemeente. Met ironische weemoed vertelt hij: ‘Ik werd theoloog, omdat het me niet lukte om gered te worden in onze evangelicale gemeente. We gingen op zondagochtend naar de kerk, maar we wisten dat het uiteindelijk om de langere avonddienst draaide. Daarin werd je gered, er werd urenlang gezongen en gewacht op de komst van de heilige Geest. Degenen die gered werden, gaven vervolgens een getuigenis. Ik verlangde ernaar bij de geredden te behoren, maar er gebeurde van week tot week niets met me. Ik kon mezelf niet gered krijgen en omdat ik ervan overtuigd was dat je niet moest voordoen dat er iets was gebeurd, terwijl er niets gebeurde, besloot ik tot een andere oplossing. Ik wijdde daarom op 15-jarige leeftijd mijn leven aan de dienst van God, vanuit de gedachte dat als God me niet wilde redden, ik hem onder druk kon zetten door te besluiten dominee te worden.
Om me goed voor te bereiden, begon ik te lezen en kwam daardoor al snel tot de conclusie dat de bijbel niet waar kon zijn.’ Glimlachend: ‘Thuis waren we overigens niet fundamentalistisch, daar waren we niet slim genoeg voor. Toen ik echter een boek las van een Zweedse barthiaan, The Sun and the Umbrella van Nels Ferré, waarin werd beweerd dat religie God waarschijnlijk net zoveel verhult als onthult, gaf ik het op. Toen ik naar de universiteit ging in Georgetown, Texas, beschouwde ik mezelf niet meer als christen. Daar kwam ik echter in contact met iemand die op Duke University was opgeleid, John Score. Hij vertegenwoordigde een vernieuwing van het methodisme die terugging naar Wesley en diens sterke katholieke wortels had ontdekt. Ik werd nu pas echt ingewijd in het methodisme en wel op een manier die Wesley verbond met de grote katholieke traditie. Dit deed me besluiten om naar Yale Divinity School te gaan om meer te leren over het christelijk geloof.’
Het methodisme waarbinnen Hauerwas opgroeide, was onderdeel van de bredere piëtistische religieuze erfenis van Amerika. Sinds de Pilgrim Fathers zich in New England vestigden, domineerde een religieuze cultuur die sterk gestempeld was door piëtistische waarden. Hoewel Hauerwas dankbaar is voor zijn opvoeding maakt hij zich grote zorgen over de gevolgen van dit piëtisme voor kerk en samenleving. ‘Ik denk dat het piëtisme de bron is van veel van onze problemen. Het positiefst aan de hele beweging vind ik de herontdekking van het lichaam dat binnen de context van de protestantse scholastiek weer helemaal mee mocht doen. Maar het opvallende is dat het piëtisme feitelijk stoelde op rationalistische vooronderstellingen. Hoewel het emotioneel oogde, was het heel rationeel. Dat de universiteit van Halle het resultaat van het werk van Spener was, is beslist geen ongelukje!
Het Amerikaanse liberale protestantisme, waartegen ik me in mijn werk sterk keer, heeft als uiteindelijke bron het piëtisme. Dat piëtisme heeft een rationalisme voortgebracht dat absoluut destructief was voor de verdere ontwikkeling van de theologie. Het resulteerde namelijk in een sterk individualisme, dat zich bewust losmaakte van kerk en traditie. Het piëtisme staat een directe relatie voor tussen God en het individu. De kerk heeft de piëtist niet nodig, die is voor hem een soort toevalligheid. Hij heeft een individuele relatie met God en gaat slechts naar de kerk om uiting te geven aan die persoonlijke relatie. De kerk heeft dus geen enkele bemiddelende rol. Vrome piëtisten en liberale protestanten delen met elkaar die basisovertuiging. Daarom zijn beide bewegingen voor mij twee zijden van dezelfde medaille.
Het piëtisme leeft in Amerika nu voort in de vorm van een civil religion. Dat vind ik echt heel erg. Met name in Southern Baptist kerken leeft dit sterk. Ze verwarren staat en geloof op een groteske manier. Ik zeg wel eens: Amerikaanse christenen zijn meer Amerikaans dan christen en reken maar dat ik daar gelijk in heb. Ze hebben het idee dat God de God van Amerika is, die verzekert dat wat Amerika representeert de toekomst van het christendom is. ‘God bless America’ is je reinste piëtisme. Ik schaam me náár voor de manier waarop het evangelie wordt misbruikt voor een programma van patriottisme en individualisme.’

Katholieke en mennonitische tradities

Alternatieven voor het piëtistische individualisme deed Hauerwas tijdens zijn studie en de beginjaren van zijn theologische carrière op. Als theologiestudent op Yale kwam Hauerwas in aanraking met de postliberals, mensen als Hans Frei en George Lindbeck [1]. Hij leerde hier, met Wittgenstein als gesprekspartner, dat geloof niet maar een leer is, maar een set van praktijken. De heiligheid waar hij in zijn methodistische jeugd zo naar streefde, zo realiseerde hij zich, is maar niet iets dat via een bijzondere ervaring tot stand komt, maar door concreet een vroom en heilig leven te gaan leiden. Mede hierdoor besloot Hauerwas zich te specialiseren in de ethiek. Ook Barth maakte diepe indruk op de jonge Hauerwas door de sterke christologische concentratie in diens theologie en de hevige strijd met de Duitse liberale theologie.
Zijn theologische carrière startte Hauerwas in 1970 aan de katholieke Notre Dame University in Indiana. Deze stap zou Hauerwas’ theologie diepgaand beïnvloeden. In het oecumenische klimaat van de theologiefaculteit, dat de sfeer van Vaticanum II uitstraalde, kreeg Hauerwas als collega een opmerkelijke verschijning: John Howard Yoder (1927-1997). Yoder was een mennonitische ethicus die zijn proefschrift schreef bij Barth en sterk door diens theologie was beïnvloed, maar tegelijkertijd aan zijn eigen traditie vasthield [2].
‘Yoder daagde mij uit om mijn visie dat geweld te verenigen viel met christelijk geloof opnieuw te doordenken. Door zijn boek The Politics of Jesus, de gesprekken en het lezen van de evangeliën op dit punt, kwam ik tot de overtuiging dat ik er inderdaad naast zat [3]. De boodschap van Jezus getuigt van een radicaal pacifisme, een afkeer van iedere vorm van geweld. Het is voor mij nu moeilijk te begrijpen dat mensen Jezus willen volgen en tegelijkertijd geweld blijven verdedigen. Een theorie van de ‘rechtvaardige oorlog’ vind ik je reinste onzin. Geweld past op geen enkele manier bij het christelijke leven. De vroegchristelijke kerk heeft ons al geleerd dat christenen mensen zijn die liever sterven dan doden.’
Zijn nieuwe pacifistische inzichten leidden ertoe dat hij het principe van ‘nonviolence’ in het hart plaatste van zijn christelijke ethiek. Jezus sprak niet alleen over het niet opnemen van het zwaard en het toekeren van de andere wang aan je vijand, hij leefde dat ook uit door aan het kruis te gaan. Hij werd een slachtoffer van geweld, omdat zijn boodschap van vrede dwars tegen de machthebbers inging. In The Peaceable Kingdom werkte Hauerwas zijn pacifistische theologie verder uit. Hij betoogde dat wie voluit trinitarisch wilde denken en voluit chalcedonisch wilde zijn in zijn christologie, onmogelijk christologie en ‘nonviolence’ kon scheiden [4].
Juist in de periode na 9/11, toen Amerika in de ban raakte van de oorlog tegen het terrorisme, probeerde Hauerwas zijn principiële geluid te laten horen. Dit resulteerde er onder meer in dat hij uit de redactie trad van het vooraanstaande christelijke tijdschrift First Things, omdat die de zijde van het oorlogskamp koos. Op de vraag wat er dan in Irak en Afghanistan gedaan zou moeten worden, antwoordde hij: ‘Dat weet ik niet, ik ben niet geroepen om een alternatieve strategie voor buitenlandse zaken te ontwikkelen.Geweld past niet bij het christelijke leven Christenen zijn geroepen tot iets veel beters: om als gemeenschap van volgelingen van Jezus Christus te leven en geen kwaad met kwaad te vergelden.’
Ook Hauerwas’ accent op de kerk als alternatieve politieke gemeenschap is schatplichtig aan Yoder. In de kerk wordt, volgens Hauerwas, een gemeenschap geschapen waarin de regels van het leven met Christus heersen, niet die van de seculiere orde waarin we leven. ‘Yoder was voor mij een bevrijding, omdat hij me een manier aanreikte om de kerk weer zichtbaar te laten zijn. Door de nadruk op het individu was de kerk voor mainline protestanten grotendeels buiten zicht gekomen. Yoder anabaptistische model van een hechte gemeenschap die strikt volgens het evangelie leeft, betekende de herontdekking van de kerk voor mij. Als hervormers waren de anabaptisten, de mennonieten, meer katholiek dan protestants georiënteerd. Zij benadrukten immers veel sterker de gemeenschap. Daarom staan anabaptisten wat mij betreft dichter bij de katholieke kerk dan de protestantse kerken. In het centrum van het anabaptistische denken staat Mattéus 18, over hoe mensen rekenschap tegenover elkaar moeten afleggen omdat ze deel uitmaken van een nieuwe gemeenschap [5]. Het katholicisme kent dit ook, onder meer in de biecht, maar in het mainline protestantisme is dat volkomen afwezig.’
Die sterke nadruk op de gemeenschap spoorde goed met de katholieke theologen waarmee Hauerwas op Notre Dame in aanraking kwam. Bijzonder belangrijk werd voor Hauerwas de eucharistie, vanwege haar objectieve presentstelling van God, die in zijn beleving sterk conflicteerde met de subjectieve heiligingstheologie van zijn jeugd. Hij ontwikkelde in deze jaren de gewoonte om wekelijks ter communie te gaan en overwoog zelfs korte tijd om katholiek te worden. Toch bleef hij uiteindelijk protestant, lange tijd binnen de United Methodist Church, sinds kort als lid van de Anglicaanse Church of the Holy Family in Chapel Hill, NC. Die binding met het protestantisme werd nog versterkt toen hij in 1984, als onderdeel van een operatie om de theologiefaculteit aan Notre Dame weer écht katholiek te maken, van universiteit moest verwisselen en aan de methodistische Duke Divinity School terechtkwam. Hier vond hij een plek waar hij zijn gedachtegoed verder kon uitdragen – niet in het minst onder de talloze studenten die tegenwoordig uit de hele Verenigde Staten naar hem toe komen.

Geen constantinianisme, geen sektarisme

Hauerwas werd in brede kring bekend door een tweetal boeken met sprekende titels: Resident Aliens en After Christendom. Tegenover de Amerikaanse civil religion, die een residu van christelijk geloof inzet om de maatschappij te schragen en goede burgers te scheppen, plaatsen deze boeken de kerk als Gods politieke gemeenschap. Tegenover macht en geweld stellen ze machteloosheid en geweldloosheid. Christenen zijn ‘resident aliens’ in de moderne samenleving, pelgrims op doorreis, wier gemeenschap de kerk is. Het constantinianisme, ook wel ‘christendom’ genoemd, waarin de staat zich ‘christelijk’ noemt en de kerk een bevoorrechte positie geeft, wijst Hauerwas ten zeerste af. Hij bepleit juist een kerk ‘after Christendom’. Christenen zijn in de periode van ‘christendom’ veel te veel gaan denken vanuit de macht en hebben daarvoor regelmatig de evangelische idealen opzij gezet. Het evangelie is hierdoor verduisterd geraakt. Hauerwas roept christenen op om primair vanuit het evangelie en de gemeenschap van het evangelie, de kerk, te denken. Scheiding van kerk en staat is dan ook een groot goed. De Amerikaanse situatie waarin ondanks die scheiding geloof op tal van manieren politiek wordt ingezet, kan dus op Hauerwas’ diepe afkeuring rekenen [6]. Theologisch gezien verwijdert de theoloog zich hiermee vooral van de grote voorman van het Amerikaanse liberale protestantisme, Reinhold Niebuhr [7].
Vanwege deze visie wordt Hauerwas wel voor de voeten geworpen dat hij een ‘sektariër’ is, iemand die louter voor de kerk gaat en de samenleving aan haar lot overlaat. Hij blijkt met die kwalificatie erg ongelukkig te zijn. ‘Als ik zeg dat de eerste taak van de kerk is kerk te zijn, niet de wereld rechtvaardiger te maken, dan bedoel ik dat onze dienst aan de wereld hieruit bestaat, dat we de wereld de wereld laten zijn en de kerk de kerk. Dat betekent dat wij als christenen, uitgezonden uit de zondagse liturgie met de opdracht onze naasten lief te hebben, de ervaring van de kerk met ons meedragen in de hoop voor een meer rechtvaardige samenleving te werken.De kerk moet een alternatief bieden Ik zeg niet dat christenen zich uit de wereld moeten terugtrekken – helemaal niet. Het grote verschil tussen mijn positie en bijvoorbeeld die van Abraham Kuyper is dat de laatste dacht dat hij een theorie nodig had, een idee hoe christenen de samenleving zouden moeten intrekken. Ik heb geen theorie. Ik vraag liever: what do you guys want to do? We zullen zien hoe we kunnen samenwerken in de maatschappij met verschillende groepen.’
Hauerwas aarzelt niet, op basis van kranteninformatie, dit alles ‘concreet te maken voor de Nederlandse situatie’. ‘Ik zou zeggen: één van de dingen die christenen niet doen, is het doden van hun ouderen. Wij geloven dat we alle tijd van de wereld hebben om tot de dood bij elkaar te zijn. De vraag om lijden te beëindigen in de naam van medelijden blijkt in moord te resulteren. Daarom moeten wij als christenen getuigen zijn van een alternatief, zodat anderen hopelijk een betere manier van leven zien. We denken ook dat we onze kinderen niet mogen doden. Ook als vrouwen onder heel moeilijke omstandigheden zwanger zijn geworden, proberen we het soort gemeenschap te zijn dat in staat is een kind, geboren onder moeilijke omstandigheden, op te vangen.
We willen een gemeenschap zijn – en daar is Nederland goed in – die een alternatief voor oorlog bepleit. We willen de samenleving liever op andere manieren dienen dan door toe te treden tot het leger. Als een gemeenschap die er op toe ziet dat weduwen en wezen te eten krijgen, zullen we een samenleving steunen die deze weduwen en wezen niet vergeet of marginaliseert. En als we ons in toenemende mate realiseren dat de christelijke kerk begonnen is als een vorm van sektarisch jodendom zullen we ook onze verwantschap met joden niet willen vergeten. We zullen met joden omgaan op een manier die laat zien dat wij hen beschouwen als het volk van Gods belofte.
Nu we in toenemende mate leven in sociale verbanden die niet langer christelijk of joods zijn – ik begrijp dat er sowieso weinig joden in Nederland zijn overgebleven – maar ook islamitisch, moeten we niet simpelweg een multiculturele politiek bepleiten, maar op zoek gaan naar wat moslims hebben te zeggen over God. Er zijn mensen die zeggen dat Allah God is en dat het allemaal op hetzelfde neerkomt. Maar dat is niet het geval! Het is geen lood om oud ijzer! We moeten leren hoe zij aan de ene kant een abrahamitische traditie zijn, maar aan de andere kant erg verschillend.’

Overheid en christenen

Terugtrekking uit de wereld is allerminst wat Hauerwas voor ogen staat, hij staat juist een kerk voor die een radicaal christelijk geluid voorstaat in de wereld [8]. De kerk moet daarbij haar eigen agenda bepalen, wat ook de reden is voor Hauerwas’ huiver voor een overheid die de kerk maatschappelijk wil inzetten, hetzij in Amerika via speciale overheidsprogramma’s, hetzij in Nederland via een Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). ‘Als de overheid de kerk vraagt een bijdrage te leveren aan de samenleving, dan bedoelen ze: jullie geloven een hoop onzin. Al dat gedoe over God en Jezus, that’s just irrational crap. Maar je kan een beetje goed doen en dat is wat wij willen dat jullie voor ons doen. En dan krijg je een sterk gereduceerd christendom. Want als de kerk ‘goed’ wil doen, als ze omziet naar haar minste leden – wat gij aan deze minsten hebt gedaan, dat hebt gij aan mij gedaan – dan heeft dat alles te maken met hoe God en Jezus deze mensen zien! Ik maak me zorgen om christenen die complimenten van een seculiere overheid willen ontvangen die ons in de verleiding brengen een foute voorstelling van het geloof te maken. De kerk in Nederland is niet krachtig genoeg om dat compliment te ontvangen.
Dit betekent overigens niet dat ik vind dat christenen niet bij de overheid zouden mogen werken. Het hangt er helemaal van af wat voor werk de overheid je vraagt te doen. Christenen kunnen binnen het overheidsapparaat een hele kritische rol spelen. Zo zijn wij gecommitteerd aan publieke verantwoording en willen we geen overheden die afhankelijk zijn van geheime overeenkomsten tussen staten, die publieke discussies over doel en middelen vermijden. Een christen kan in zo’n geval een kritische luis in de pels vormen en daarin is hij een onderdeel van de missie van de kerk.’
Hauerwas ziet voor christenen ook een belangrijke taak weggelegd in het publieke domein in de omgang met de zwarte bladzijden uit de geschiedenis. ‘Kijk, Nederland beheerste de wereld voor slechts veertig jaar, maar in die veertig jaar slaagde je er wel in Indonesië en een aantal andere gebieden over te nemen.De ware kerk heeft parkeerplaatsen en picknicks Dat roept de vraag op hoe je met je koloniale verleden in het reine kunt komen. Dat is een nog altijd durende discussie. Ik denk dat christenen daaraan iets hebben bij te dragen. Kijk, ik kom uit het Zuiden van Amerika, ik ben een zuiderling, en ook voor mij is het de vraag wat je kunt doen met een verleden dat zó fout was dat je het op geen enkele manier nog recht kunt breien. Als christenen hebben we daar antwoorden op, in de taal van zonde, boete en vergeving. Die leren ons onaangename herinneringen niet te ontkennen, maar anders te zien. Daar kan de kerk beslist iets betekenen [9].’

De gemeenschap van de kerk

Wat houdt die sterke inzet op de gemeenschap van de kerk bij Hauerwas nu concreet en praktisch in? Geeft ze niet een te idealistisch beeld dat in de praktijk van het kerkelijk leven geen stand houdt [10]? Daar wil Hauerwas niets van weten. ‘Er is geen ideale kerk, onzichtbare kerk of mystiek bestaande universele kerk realistischer dan de concrete kerk met parkeerplaatsen en picknicks na de kerkdienst. Ik geloof dat de katholieke kerk in Woord en sacrament aanwezig is in de lokale gemeenschap. Dat is echt en volledig katholiek gedacht! Maar de taak van de bisschop is dat geen enkele lokale gemeenschap geïsoleerd raakt van andere lokale gemeenschappen. Ik denk ook dat het erg belangrijk is wereldwijd in contact te staan met andere christenen en lokale gemeenschappen. Dat is moeilijk en leidt tot allerlei conflicten – denk aan de episcopaalse kerk in Amerika, bijvoorbeeld – maar nodig. Juist vanwege deze conflicten ben ik des te meer gemotiveerd om wereldwijd naar elkaar te luisteren en samen Gods stem te zoeken. Ik vind zelf dat de Anglicaanse eenheid moet prevaleren boven de lokale keuzes die hier in Amerika op verschillende terreinen zijn gemaakt.’
Volgens Hauerwas moeten binnen de lokale gemeenschap in eerste instantie de ethische keuzes gemaakt worden, over vragen als leven en dood, oorlog en vrede, seksualiteit en armoede. De gemeente is een hermeneutische gemeenschap die tot taak heeft de bijbel uit te leggen met het oog op concrete situaties [11]. Dit betekent overigens ook dat Hauerwas als ethicus niet op zoek is naar algemeen geldende principes, die door de hele mensheid gedeeld kunnen worden. Het gaat hem om een ethiek voor christenen. Funderend daarbij is voor Hauerwas dat de ethiek van christenen niet anders dan door de dood en opstanding van Jezus Christus gestempeld kan zijn. In die zin is Hauerwas’ ethiek dan ook particularistisch en exclusief christelijk [12].
‘Ik denk dat het kerkelijk leiderschap erg belangrijk is. Wij kiezen de kerkenraad en verwachten dat deze de tradities van de kerk in ere houdt. Hij is mede verantwoordelijk voor zaken die de hele kerk aangaan. Maar uiteindelijk moet zoveel mogelijk gewoon in de kring van de hele gemeenschap besproken en besloten worden. Zo is de uitbreiding van het kerkgebouw een zaak van de hele gemeente. Daar kunnen we over stemmen. Maar ook de verwerking van zoiets als het koloniale verleden, het belijden van schuld en het doen van boete daarover horen bij uitstek in de plaatselijke gemeente thuis. Natuurlijk zijn er ononderhandelbare zaken. We stemmen niet over de vraag of we de autoriteit van de bijbel aanvaarden en je kunt niet zelf kiezen of je trinitarisch bent. Wat mij overigens altijd opvalt: zowel in de anabaptistische als in de gereformeerde ecclesiologie is een zakelijke bijeenkomst van de kerk liturgisch. Ook dat is onderdeel van het Koninkrijk van God.
Ik moet wel eerlijk zeggen dat het in mijn eigen leven lastig is gebleken om een vaste gemeente te vinden. Ik ben een kerkelijk dakloze man. Ik weet niet waarom God sommigen van ons kerkelijk dakloos heeft gemaakt.Zonder de gemeente is de Schrift dood Ik ben evangelisch-methodistisch opgevoed, gaf les aan lutheranen en rooms-katholieken, werk nu weer onder methodisten, heb nog altijd veel banden met mennonieten en ben aangesloten bij een anglicaanse parochie… Wat is God aan het doen dat hij mij zo kerkelijk dakloos maakt? Misschien helpt het mij gesprekspartner te zijn voor verschillende groepen christenen en draagt het eraan bij dat deze met elkaar in gesprek raken… Ik denk dat dit belangrijk is.’

Schrift en kerk

Hauerwas’ nadruk op de gemeenschap en haar primaat in ethische zaken kan de vraag oproepen of de Schrift wel voldoende autoriteit behoudt in zijn model. Ergens schrijft hij: zonder de gemeente is de Schrift dood. Er zijn gelovigen nodig om de Schrift door te geven, uit te leggen en voor te leven. Is er bij Hauerwas niet sprake van een gemeente als gemeenschap die de Schrift leert lezen, in plaats van de klassiek-gereformeerde visie dat de Schrift de gemeente schept? ‘Ik heb Unleasing the Scriptures (1993) geschreven, waarin ik beweer dat fundamentalisme en de historisch-kritische methode twee zijden van dezelfde medaille zijn. Zij veranderen beiden Sola Scriptura in ‘sola text’. Zij denken dat ze een tekst kunnen lezen zonder moreel leiderschap en spirituele opvoeding. Dat is gebruikelijk in een democratie en wordt van een ‘burger’ verwacht. Dat is onze huidige situatie. Het geeft mensen de veronderstelling dat ze zelf de enige autoriteit zijn. Maar voor mij is de autoriteit van de Schrift te vinden in de liturgie. Daar raken we het goddelijke door de prediking van het Woord. Die prediking moet natuurlijk wel getoetst worden door de gemeente. Als mensen vragen hoe de bijbel de kerk dan oordeelt, antwoord ik: de bijbel oordeelt de kerk door sommige mensen héén! De bijbel zelf doet echt helemaal niets. Het moet door iemand in de kerk present gesteld worden.’
Hauerwas vervolgt met een brede glimlach: ‘Ik weet niet of jullie al weten dat ik nu een vooraanstaand bijbelwetenschapper ben? Ik heb onlangs een commentaar geschreven op Mattéus. Ik geloof zelf diep in het Woord. Maar hoe dat Woord relevant is en hoe wij het ontvangen, dat moet bemiddeld worden. Ik denk dat een van de grote voordelen van modern bijbelonderzoek de ontdekking van de joodse Jezus is. Het protestante liberalisme wilde ons doen geloven dat Jezus alles was wat het jodendom niet was. Het was een hopeloze poging om vast te houden aan het belang van Jezus, maar tegelijkertijd niet meer te geloven in hem als de tweede persoon van de drie-eenheid. In mijn commentaar keer ik mij daar nadrukkelijk tegen.
Bij het schrijven van mijn commentaar las ik Chrysostomus, Aquino en Calvijn. Maar ik wilde niet óver Mattéus schrijven, maar mét hem. Het is interessant wat Chrysostomus over de tekst zegt, maar ik wilde met de tekst meeschrijven met het idee dat Mattéus voor ons is geschreven. Dus niet zomaar iets waar we mogelijk eens over na zouden kunnen denken. Ik stelde voor mijzelf enkele regels op. Ten eerste is er geen synoptisch probleem: er zijn gewoon verschillende evangeliën met verschillende beschrijvingen van de boodschap van Jezus. We moeten niet een waarheid achter de tekst zoeken. Dat was ook belangrijk voor mijn tweede punt: alles in de tekst is voor mij feitelijk. Je zult geen zinnetjes aantreffen als: ‘Mattéus dacht dat Jezus gezegd zou kunnen hebben…’ Nee, het evangelie verzekert ons dat Jezus Messias het Koninkrijk van God ís begonnen. Ten derde wordt het commentaar gedragen door het geloof dat Mattéus van begin tot eind apocalyptisch is. Het gaat hem om de grote verbanden in de geschiedenis en Jezus’ centrale plaats daarin, daarom begint hij ook met de schepping en staat Gods Koninkrijk in het middelpunt van Mattéus’ evangelie. Het commentaar, dat ik zo heb geschreven dat je het als een roman moet kunnen lezen, presenteert uiteindelijk niet míjn theologie, maar de theologie van de kerk. Ik wil slechts door dit commentaar mensen naar Mattéus zelf verwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat ieder die dit commentaar heeft gelezen, weet dat het verwijt dat de gemeente bij mij prioriteit heeft over Schrift onterecht is!’

Belangrijke publicaties

- Character and the Christian life, a study in theological ethics (San Antonio, TX 1975)
- A community of character, toward a constructive Christian social ethic (Notre Dame, IN 1981)
- The peaceable kingdom, a primer in Christian ethics (Notre Dame, IN 1983)
- Resident aliens, life in the Christian colony, met William Willimon (Nashville, TN 1989)
- After Christendom, how the church is to behave if freedom, justice, and a Christian nation are bad ideas (Nashville, TN 1991)
- Unleashing the Scriptures, freeing the Bible from captivity to America (Nashville, TN 1993)
- Wilderness wanderings, probing twentieth-century theology and philosophy (Boulder, CO 1997)
- Sanctify them in the truth, holiness exemplified (Nashville, TN 1998)
- With the grain of the universe, the church’s witness and natural theology, being the Gifford Lectures delivered at the University of St. Andrews in 2001 (Grand Rapids, MI 2001)
- The Hauerwas Reader, ed. door John Berkman en Michael Cartwright (Durham, NC, Londen 2001)
- Matthew [Brazos theological commentary on the Bible] (Grand Rapids, MI 2006)

  1. Zie voor een korte introductie daartoe en verdere literatuur het interview met Hauerwas’ collega Richard B. Hays: Herman Paul en Bart Wallet, ‘Leven in het bijbelse verhaal, Richard B. Hays over een hermeneutiek voorbij de Verlichting’, Wapenveld 57-3, p. 16-24.
  2. Over de invloed van Yoder op zijn werk, schreef Hauerwas onder meer: ‘Confessions of a Mennonite Camp Follower’ in The Mennonite Quarterly Review LXXIV, (2000) 4; ‘When the Politics of Jesus Makes a Difference’ in The Christian Century, 13 oktober 1993, p. 982-987.
  3. John Howard Yoder, The Politics of Jesus, Grand Rapids, MI/Cambridge, UK (1994); eerste druk 1972.
  4. Stanley Hauerwas, The Peaceable Kingdom, A Primer in Christian Ethics, Notre Dame, IN (1983), xvi-xvii.
  5. Over Mattéus 18 schreef Hauerwas een intrigerend essay: ‘Peacemaking: The Virtue of the Church’ in: Stanley Hauerwas, The Hauerwas Reader, Durham/Londen (2001), p. 318-326.
  6. Cf. Arne Rasmusson, The Church as Polis, From Political Theology to Theological Politics as Exemplified by Juergen Moltmann and Stanley Hauerwas, Notre Dame, IN (1995).
  7. Met Niebuhr heeft Hauerwas zich talloze malen beziggehouden, recentelijk onder meer in: Stanley Hauerwas, With the Grain of the Universe, The Church’s Witness and Natural Theology, Grand Rapids, MI (2001), p. 87-140.
  8. Zo betoogt Hauerwas dat hij ‘has no interest in legitimating and/or recommending a withdrawal of Christians or the church from social or political affairs. I simply want them to be there as Christians.’ Stanley Hauerwas, Against the Nations, War and Survival in a Liberal Society, Notre Dame, IN (1992), p. 1.
  9. Vergelijk hiermee het opstel: ‘Remembering as a Moral Task: The Challenge of the Holocaust’ in: Hauerwas, Hauerwas Reader, p. 327-347.
  10. Een goed boek waarin Hauerwas’ visie op de kerk voor een Europese context wordt verwerkt is: John B. Thomson, The Ecclesiology of Stanley Hauerwas, A Christian Theology of Liberation, Aldershot, UK/Burlington, VT (2003).
  11. Cf. Samuel Wells, Transforming Fate into Destiny, The Theological Ethics of Stanley Hauerwas, Carlisle (1998).
  12. Zie hierover ook de kritiek van Jeffrey Stout, Democracy and Tradition, Princeton (2004), p. 140-179.