Kafarnaüm

Column

In Markus 1:21-28 geeft de evangelist ons een inkijkje in de synagoge van Kafarnaüm. Daar vinden we die fascinerende en ook ietwat onthutsende bijbeltekst dat het onderwijs van Jezus ánders was: hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. Een tekst die eindeloos inspirerend is voor wie het toch al niet zo heeft op dominees en theologen…
Kafarnaüm had ten tijde van Jezus zo’n 10.000 inwoners. Lang niet allemaal belijdend jood, maar niettemin: de synagoge moet van een behoorlijke omvang zijn geweest. Hoe het ‘religieuze leven’ in zo’n synagoge er precies aan toe ging, laat zich lastig reconstrueren. Uit Markus 1 wordt duidelijk dat er in ieder geval veel verlangen was. Zoals de meeste mensen ook vandaag nog naar een kerk toe komen: in de oprechte hoop iets te ontvangen. Tegelijk hoor je indirect ook iets van de andere kant: wat gebeurde er in deze synagoge normaliter weinig! Ondanks de afstand van tweeduizend jaar is de saaiheid, de matheid en de vermoeidheid nog steeds voelbaar. Je krijgt haast medelijden met die Kafarnaümmers om de talloze sabbatdagen dat er wél schriftgeleerden op het preekrooster stonden. Als het regelmatig een krachtig, levend en inspirerend gebeuren was geweest, had het onderwijs van Jezus immers niet zo’n enorme indruk kunnen maken. De luisteraars zeggen niet: ‘Die Jezus mag nog wel eens terugkomen, hij is beslist een begenadigd spreker.’ Zij zeggen: zoiets hebben we nog nooit gehoord.
Dat lijkt me nu precies wat een kerk zou moeten willen zijn: een plaats waar je iets hoort dat je nergens anders hoort. Jezus deed het in Kafarnaüm niet voor minder. Hij vaart voort in Kafarnaüm, in wat hij zegt en doet. Hij heeft de gave van het woord: om mensen mee te nemen, de ogen te openen, het hart te raken. Er is geen ontkomen aan. Is het ook een beetje zijn revanche op al die diensten die hij zelf als toehoorder heeft moeten meemaken? Wat mat is en rustgevend, waar je bij zit en naar kijkt, wat slaapverwekkend is, dat is een belediging voor God. In de 1e zowel als in de 21ste eeuw. Maar er bestaat toch ook zoiets als rust en regelmaat, in de kerk liturgie genoemd? Het kan toch niet elke zondag feest zijn? Is het niet juist een ongeoorloofde concessie aan de tijdgeest dat het tegenwoordig altijd leuker, sneller en boeiender moet? Leggen kerken, voorgangers, gemeenteleden zichzelf geen onmenselijke druk op dat het altijd weer nieuw moet zijn – en is het juist daarom niet zovaak meer van hetzelfde?
Zalig wie de tijd neemt te overdenken wat het ándere is aan Jezus. In veel opzichten volgt hij immers de gebaande weg. Hij onderwijst op de daarvoor vastgestelde dag, de sabbat. Hij kiest voor de gangbare plek, de synagoge. De bron die hij gebruikt, is een eeuwenoude: de wet en de profeten. Jezus leeft bij vaste tijden, plaatsen en geschriften. En toch zijn de mensen verbijsterd geweest. Jezus kan iets dat maar weinigen gegeven is: bestaande patronen, op zichzelf goed maar al te snel tot ritueel verstard, tot leven wekken. Mensen buiten zichzelf brengen: dat ze – vaak voor het eerst! – nu eens ánders naar zichzelf gaan kijken, anders naar de ander en vooral… anders naar God. Jezus kan dat als geen ander. Het evangelie is dat in hem God naar ons kijkt, tot ons spreekt, van ons houdt. Dat is ongehoord. Tot in veel kerkdiensten aan toe. Behalve op die momenten dat Jezus aan het woord komt. Dan kun je het zomaar opeens ontvangen: verrassende inzichten in jezelf, nooit gedachte aspecten van de ander, grenzeloze uitzichten op God.