Pinksteren als uitdaging (5)

De Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn (Romeinen 8:16)
In een viertal meditaties hebben we de uitdaging die de Pinksterkerk aan ons stelt, zo goed en zo kwaad als dat ging, opgevat. Tot slot van deze reeks een meditatie over de Geest en de ervaring.

De ervaring van God in de Pinksterkerk

Het thema ‘Geest en de ervaring’ heeft natuurlijk alles te maken met wat reeds ter sprake kwam in deze serie overdenkingen. God is ervaarbaar, dat is toch wel het kernelement in de Pinksterkerk. God is niet in de eerste plaats een ‘geloofsvoorwerp’, waar je over spreekt, Hij is een kracht die werkzaam is. God doet wat in levens van mensen. Hij toont zijn aanwezigheid in sterke ervaringen. Hij grijpt in het lichaam en de geest in zodat die verandering ondergaan.
Ervaarbaar klinkt ons misschien nog te tam in de oren. Daar kan nog een God in ruste mee verbonden zijn. Ook een kunstvoorwerp is ervaarbaar. Ook een kunstvoorwerp geeft ervaring. In dit geval ligt het accent op God. Hij máákt zich ervaarbaar. Hij doet het door iets te doen aan de mens.

Dat gebeurt niet zomaar in het wilde weg. God wordt ervaarbaar onder bepaalde condities. Je zou kunnen zeggen: de ervaring van God valt in bepaalde ‘mallen’. Het gebeurt met name in de samenkomsten en de erediensten. Dat het daar gebeurt, heeft te maken met het geheel van een eredienst. De rol van de voorganger en zijn presentatie zijn belangrijk. Het gebed speelt een grote rol. De zang doet nadrukkelijk mee.
Een buitenstaander kan zelfs het gevoel krijgen dat deze ervaarbaarheid van God wordt georganiseerd of geregisseerd. Maar voor de Pinkstergelovige zelf is dit niet zo. Er is een bepaald verwachtingspatroon, maar daarmee is zijn handelen en ingrijpen niet voorspelbaar. De Geest waait waarheen Hij wil, en God valt niet te commanderen. Wel wordt zijn handelen en aanwezigheid verwacht. Hij beweegt mee op de zwaaiende handen, totdat de handen het gevoel hebben door Hem bewogen te zijn. Hij voegt zich naar de woorden van de bidder, totdat de bidder het gevoel heeft gevoegd te worden naar de taal van God. Hij paart zijn Geest aan de woorden van de voorganger die uitnodigt om tot Jezus te komen, totdat de nodiging die van Jezus zelf wordt. Althans, zo wordt het verstaan, en wie heeft nu het recht om te zeggen dat dit niet het geval is?

Dat alles geeft veel te denken. Soms kunnen we het niet laten de wenkbrauwen te fronsen. Zeker wanneer al te tastbare bewijzen van de aanwezigheid van God worden gevonden in het succes dat men in het dagelijkse leven heeft. In het zogenaamde ‘prosperity’-geloof zien we een banalisering van de ervaring van God. Daarin toont God zich aan de trouwe gelovige en gulle gever door hem voorspoed en succes te schenken. Gelukkig wordt er in veel Pinksterkerken afstand genomen van een dergelijke een-op-een-verhouding.

De ervaring van God in het protestantisme

De ervaring van God in de protestantse traditie is niet afwezig. Integendeel. Ook de Reformatie kan als een beweging van de ervaring Gods beschouwd worden. Tegen een steriele en formalistische godsdienst waarin hart en leven nauwelijks beroerd werden, bracht de verkondiging van de Reformatie ervaring te over. Deze ervaring richt zich op God en op Jezus Christus. Het is ervaring die met de geloofwaardige verkondiging van het evangelie had te maken. De in de loop van de geschiedenis van de middeleeuwse kerk gegroeide bemiddelende instanties werden afgebroken. Ze werden beschouwd als obstakels om tot de ervaring van God zelf te komen. Het is de genadige God in Christus waar het in de Reformatie om gaat. De gelovige krijgt daar deel aan door de levende verkondiging van déze God. De Geest getuigt van Christus. Hij getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
Dit is de kracht van het protestantisme. Het is een ervaring van de genade van God, die doorwerkt in het leven. Het zet mensenlevens op een nieuw spoor.
Deze ervaring van God heeft zich sterk ontwikkeld aan de Bijbeltekst. Die wordt een spiegel van de ziel en een landkaart waarin het lot van het eigen leven geschreven staat. Vanwege deze binding aan de Bijbeltekst is de ervaring van God een gespreide ervaring. Hij is diep en breed tegelijk. Breed, want de Bijbel is een boek waarin het menselijk leven zich breed ontvouwt. Daarom kan God de mens ook raken over een brede linie. En diep, want het gaat in dit alles om de ontmoeting tussen de levende God en de mens.
God handelt door de letter heen. De Geest is de Geest van de Bijbel. De ervaring is in dit opzicht ‘bemiddeld’. Zo regelrecht valt God niet binnen. Dat is ook de menselijke kant van het protestantisme. Het is het boek met (vooral) verhalen waardoor God zich betuigt. God legt het menselijke leven uit God is vooronderstelling van een christelijk leven. en brengt het tot klaarheid door het geschreven en gepredikte woord. De Geest breekt over het algemeen niet zomaar door het dak van de kerk, maar wordt gestroomlijnd door het zinsverband.

Het protestantse probleem met de ervaring

Zonder ervaring krijgt het protestantisme iets intellectualistisch. Er is dan ook op den duur steeds weer een waarschuwingslampje gaan branden. Het hart liet en laat van zich spreken. Het evangelie moet geen leer worden. Het moet geen theorie worden. Het moet geen verhaal worden over God zonder dat God wordt beleefd.
Toch valt het met de ervaarbaarheid van God niet altijd mee. De vlam van de evangelieverkondiging slaat niet altijd in de pan van de gelovige. Dat heeft, zeker na de hoge dagen van de Reformatie, ook iets met de tijdgeest te maken. In het deïsme is God op afstand gezet. Het modernisme heeft het wonder van een vraagteken voorzien. De historische kritiek heeft de Bijbel tot voorwerp van onderzoek gemaakt in plaats van zwaard dat klieft. Het evangelie dreigt moraal te worden. God is vooronderstelling van een christelijk leven. Hij is zelf min of meer op non-actief gesteld.
Het gekke is, dat dit ook midden in de orthodoxie kan gebeuren. God kan ook vooronderstelling van een gereformeerd christelijk leven worden. De leer wordt uitgangspunt. Het leven is verondersteld wedergeboren, en dan kan er christelijk geleefd worden op de verschillende terreinen van het leven.
Daar staat een ‘bevindelijk’ christendom tegenover. Daar is de ervaring van God cruciaal. Het breekt nogal eens uit in echte oplevingen. Om opwekkingen wordt voortdurend gebeden. Opwekkingen doen zich dan ook steeds weer voor, al heeft het mainstream protestantisme er meestal een gereserveerde houding tegenover ingenomen.
In de bevindelijke kringen in ons land is het speelveld voor deze opwekkingen de afgelopen twee eeuwen steeds meer ingekrompen tot de vierkante decimeter van de ziel. Daaromheen komt het leven dan min of meer tot stilstand. De sfeer verburgerlijkt. De prediking verburgerlijkt mee. Er wordt meer gerefereerd aan de withete kern van beleving, dan dat deze zich ook voordoet. Ook in het hart van deze gemeenten kan echter een stille secularisering plaatsvinden. De schema’s van het gereformeerde leven worden dan steriel. Sommigen spreken zelfs van een imploderen van het gereformeerde leven.

Wat nu?

De Pinksterbeweging is in ieder geval een vráág naar de ervaarbaarheid van God. Het is in een bepaald opzicht een antimoderne beweging. God werkt in deze wereld. Hij is niet een vermoeden achter de letter of een veronderstelling voor het christelijke leven, Hij is de levende en zet de mens in trance en extase. Geloof geneest. Het is tegelijk een moderne beweging, want een geloof dat niet wérkt, wordt als niet relevant beschouwd. De gelovige wordt serieus genomen. Hij staat op uit de kerkbank of van zijn ziekbed. Hij is mondig en spreekt in tongentaal. De beweeglijkheid is groot.
Het gereformeerde type van christendom heeft de uitdaging van de Pinksterkerk nodig. Het is niet nodig óók een Pinksterkerk te worden. Intern zal de Pinksterkerk ook huiswerk genoeg hebben. Dat hoef ik hier niet omstandig te doen. Ik noemde al het gevaar van manipulatie. Een gereformeerd type gelovige vindt dat schermen met de Geest niet altijd even prettig en soms ronduit gevaarlijk. Regel, letter en ambt zijn heilzame wanden om te voorkomen dat het water zomaar wildweg over de vlakte stroomt. Dat laat de vraag naar de ervaring in het protestantisme staan.

De Geest getuigt met onze geest

Boven deze ‘meditatie’ staat de tekst uit het beroemde ervaringshoofdstuk uit de brief van Paulus aan de Romeinen. God is vooronderstelling van een christelijk leven.De Geest getuigt met onze geest. ‘Christelijke’ ervaring is er omdat er een werkende en getuigende Geest is. Deze Geest is de Geest van Christus. Als dat besef verbleekt, wordt het protestantisme een slap aftreksel. Als de Geest niet meer spreekt van Christus, dan kan er wel een religieuze vereniging zijn, maar geen kerk. De Geest dóet wat, Hij blaast waarheen Hij wil. Het belangrijkste in het christelijk leven en in dat van de kerk is dat wat God doet door zijn Geest. De Geest is niet een historische instantie, maar een nu werkzame kracht. God is tegenwoordig waar de Geest werkt. Dat is een ongelooflijk gebeuren. Waar déze verwachting verdwijnt, is het leven geweken, ook al draaien de liturgische machines nog. Er is substantiële ervaring, omdat God er is, als realiteit, als werkelijkheid die zich aan ons voordoet en tot ons komt door de Geest.

De Geest getuigt dat wij kinderen van God zijn. Dat is kennelijk het belangrijkste. We zijn als mensen op zoek naar onze identiteit. We willen weten wie we zijn. De Geest zegt: kinderen van God, levend in de vrijheid die bij een kind hoort. Dat is een doorbraak in het leven van slaven. Slaven zijn we, kinderen worden we.
Ik zou erbij willen zeggen: de rest is mooi meegenomen. Wat er verder aan gaven en mogelijkheden gegeven wordt is vers twee. Het gaat om het kindschap Gods. {2} Zonen en dochters van God, die ook leven als zonen en dochters. In vrijheid, in verantwoordelijkheid. Ik houd van het protestantisme voor zover het hierbij heeft verwijld. Ik houd zelfs van het protestantisme, als het niet zo ondersteboven is van alle gaven en charisma. Het is wat kaal, wat gestileerd, wat sober, maar wel echt, levend. Het moet maar zorgen niet te ver af te geraken van de verwondering over het kindschap Gods, van de Heer, die is gestorven en opgestaan en de zijnen liefheeft met een eeuwige liefde. Het moet echter niet zuur worden als er kinderen rondlopen in de bonte veren van de Pinksterkerk.

De Geest getuigt met onze geest. Geloof is ervaring. Er is een verandering. De mededelingen van de Geest zijn andere dan die van land- en tuinbouw. Ze vinden weerklank in het diepst van onze ziel. Kan hier het halleluja ontbreken? Nee. Evenmin als het kyrië-eleison trouwens, want de zoon en de dochter leven nog in een onverloste wereld. De Geest is een voorschot. Maar wel een reëel voorschot. Christelijk leven is een leven uit de Geest. Het getuigenis vindt weerklank. Het is niet een misschientje waar het leven op is gebaseerd. Het is niet een veronderstelling. Ervaring richt zich op wat buiten ons is. Het richt zich op God door Jezus Christus. Daarom is er ervaring.
Die ervaring heeft wel ruimte nodig. Niet alleen de ruimte van een burgerlijke kerk. Soms lijkt het erop dat we het best vinden dat de Geest getuigt met onze geest, maar dat die geest dan meteen in verzekerde bewaring wordt gesteld. We hebben in de kerk wel opzicht nodig, maar geen cipiers.