‘De charismatische vernieuwing is nog maar net begonnen’

Een agenda voor het gesprek tussen kerk en Pinksterbeweging
Soms gaan dingen heel snel. Een jaar geleden bood Bas Plaisier namens de Protestantse Kerk Nederland zijn excuses aan de honderdjarige Pinksterbeweging aan in een overvol Amsterdams stadion. Nu al is er een dialoogcommissie gelanceerd waarin de PKN en de Pinksterbeweging met een open agenda met elkaar in gesprek gaan. Maar waar moet dat open gesprek eigenlijk over gaan? Wapenveld ging op onderzoek uit.

Met deze jaarserie hebben wij een positieve bijdrage willen leveren aan de kennismaking met en de bezinning op de Pinksterbeweging. In een slotgesprek formuleren drie theologen, nauw betrokken bij het thema, de punten die volgens hen die open agenda moeten vullen. Maar het gaat niet alleen daarover. Ook over hoe het binnen de traditionele kerken verder moet met de charismatische beweging. Zij hebben hun sporen inmiddels wel verdiend in kerk en theologie. Elk van hen heeft ook vanuit een eigen invalshoek ervaring met het verlangen naar meer van de Geest. Dr. Bert de Leede, rector van het seminarium Hydepark en als zodanig verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit, schreef eerder in deze jaarserie al hoe hij via zijn vrouw in aanraking kwam met de Pinksterbeweging. Vanuit zijn huidige functie ziet hij vele predikanten en aanstaande predikanten voorbijkomen. ‘Ik ben op dit punt de afgelopen twintig jaar best wel veranderd. Op Hydepark merk ik dat christologische fundamenten steeds meer gaan ontbreken. Veel preken lijden aan geestelijke bloedarmoede. Dat is een echt theologisch, maar ook spiritueel knelpunt. De toegenomen invloed van de charismatische beweging is me op dit punt dan ook zeer welkom.’ Charismatische theologie en traditie Een van de mensen die binnen die beweging een toonaangevende rol speelt, is prof. dr. l, die van 2003 tot 2008 bijzonder hoogleraar charismatische vernieuwing aan de Vrije Universiteit was. ‘Tijdens mijn studententijd was ik actief in de evangelische studentenbeweging. Via een van mijn theologische leermeesters, Jan Veenhof, kwam ik vervolgens terecht bij de Charismatische Werkgemeenschap Nederland (CWN). In de loop der jaren heb ik binnen die organisatie veel gedaan.’ Parallel aan zijn interesse voor charismatische vernieuwing ontwikkelde Van der Kooi zich tot een kenner van de theologie van Calvijn en Barth. Onlangs inaugureerde hij als hoogleraar systematische theologie aan de VU [1]. Zijn theologische interesse voor de gereformeerde traditie en de charismatische vernieuwing ziet Van der Kooi in het verlengde van elkaar liggen. Hij benadrukt dat in de Reformatie al de bronnen besloten liggen voor een herwaardering van het werk van de Geest. Zijn boek Tegenwoordigheid van Geest, verkenningen op het gebied van de leer van de heilige Geest is een goed voorbeeld van die benadering. Van der Kooi kan beschouwd worden als een vertegenwoordiger van de eerste charismatische golf in Nederland, in de kerken die nu samen de PKN vormen, maar ook binnen rooms- en oudkatholieke kring. De leerstoel die hij vijf jaar bekleedde, werd dan ook niet alleen door de CWN maar ook door de Katholieke Charismatische Vernieuwing (KCV) gedragen. De derde gesprekspartner, ds. Willem Smouter, representeert juist de jongste vorm van charismatische vernieuwing in Nederland, die met name binnen de gereformeerde gezindte aanslaat. Smouter is predikant van de Nederlands gereformeerde kerk te Apeldoorn, werkt bij de Evangelische Omroep en is bestuurslid van New Wine Nederland. Zijn boek Herstelwerk, de Geest werkt van schepping tot voleinding kreeg brede aandacht. ‘Mijn ontdekking van de charismatische theologie komt uit de praktijk. Het gereformeerde dat ik ken is een combinatie van: ‘Ik ga voor het geloof, maar ik praat er niet zo erg over’. Dat blijkt niet overdraagbaar te zijn. Ik zag het als predikant om me heen gebeuren: ‘Ik ga d’r voor’, die mensen werden evangelisch, ‘ik praat er niet zo over’, die werden onkerkelijk. In mijn zoektocht naar een goed antwoord daarop heb ik ondervonden dat het belangrijk is om de boodschap van Jezus Christus en die gekruisigd op een beleefde en ervaren wijze door te geven. En dat omvat het werk van de Geest, dat is wat het volbrachte werk van Christus doet in je leven.’ [2] Die oplossing vond Smouter niet in de variant van de gereformeerde traditie die vanouds veel aandacht besteedt aan de ervaring van het geloof, de bevindelijke. Verinnerlijk het werk van de Geest niet ‘Zoals ik het ervaar, is het gebrekkige aan de bevindelijke traditie dat de ervaring van de Geest daar vooral wordt gezien in termen van heilszekerheid. Dus de vraag: hoor ik er wel bij? Bijbels gezien is het echter zo: heilszekerheid is er slechts in Christus, de doorwerking, ervaring en beleving daarvan komt door de heilige Geest. In bevindelijke kring, zoals ik die ken, wordt de heilige Geest teveel als beginsel der onzekerheid gebruikt. Dat is in charismatische kring anders. Daarom kan ik niks met die bevindelijke manier van doen, waar de heilige Geest het geloof niet bevestigt, maar twijfel zaait: ‘Ja, ja, Christus is wel gestorven, maar weet je wel zeker of dat ook voor jou is?’ Dat is onbijbels en past bovendien niet bij mij.’ Van der Kooi waardeert de aandacht voor geloofsbeleving binnen de Nadere Reformatie, maar herkent de analyse van Smouter. ‘We moeten eerlijk zeggen dat theologisch gezien de traditie vanuit de Nadere Reformatie is vastgelopen. Daarbinnen is de Geest te enkel opgevat, het gaat uitsluitend over zijn werk in de ziel van de mens bij de wedergeboorte en de ‘orde des heils’. De bredere aspecten van het werk van de Geest ontbreken daarbij. Het werk van de Geest in kerk en wereld raakt buiten beeld, wat een ongeoorloofde versmalling is. Dat is een individualisering van het geloofsleven die stamt uit de achttiende eeuw. Deze piëtisten delen dezelfde vooronderstellingen met de Verlichting, en daarom heb je in het verleden ook grote piëtisten in grote verlichters om zien slaan. Graafland heeft destijds goed laten zien dat dit proces nog wordt versterkt doordat het een groep betreft die in een cultureel isolement verkeert, met een angst voor de moderne cultuur. Ondertussen zijn ze niet minder modern dan de cultuur die ze afwijzen.’ De Leede: ‘Ik erken dat het in de gereformeerde gezindte vast begon te lopen. Wat Willem het ‘beginsel van onzekerheid’ noemt, herken ik. Tegelijkertijd waren we in de jaren 1990 bang dat die hele evangelicalisering geen goede oplossing zou zijn voor het probleem. Binnen de kring van Wapenveld waren we bang dat de theologische diepgang op de tocht stond, noties zoals dat het heil van de andere kant komt en de grote betekenis van de belofte in de Bijbel. We vermoedden dat als dat onder spanning zou komen te staan, je de beleving van haar wortels afsnijdt. Een bepaalde vorm van evangelicalisering predikte namelijk ook een nadruk op de wedergeboorte als de grond in plaats van de vrucht van het geloof.’ Smouter: ‘We zijn nu twaalf jaar nadat Wapenveld van ‘evangelikaalslag’ sprak. Is die vrees van destijds terecht geweest?’ De Leede: ‘Ik zou nu nooit meer een artikel schrijven in de zin van evangelikaalslag, waarbij je eenzijdig focust op wat je er allemaal door zou verliezen. We waren onderweg al veel van de rijkdom van onze traditie kwijtgeraakt. Zoals het er nu voor staat is de charismatische theologie een belangrijke bron van vernieuwing, waarbij het ‘voor ons, zonder ons en in onze plaats’ van Christus’ plaatsvervangend lijden volop tot zijn recht kan komen.’ Smouter: ‘Dat herken ik helemaal. De vraag waar het om gaat is of evangelische en charismatische spiritualiteit ons kan helpen om het oeradagium van de Reformatie, Christus voor ons en in onze plaats, beter te ervaren en te ontvangen.’ Van der Kooi: ‘Spiritualiteit zal ons niet veel verder helpen. Wat we nodig hebben is iets dat veel breder gaat. We hebben een goede, Bijbelse pneumatologie nodig, die op zijn beurt ook een bodem kan geven aan een charismatische spiritualiteit.’ Wat is charismatische theologie? Maar waar hebben we het eigenlijk over als we spreken over charismatische theologie? Van der Kooi: ‘Nou, eigenlijk bestaat het helemaal niet, behalve als vijandbeeld. Vooral mensen die er niets van moeten hebben, zien overal ‘charismatische theologie’. Wat je kan zeggen is dat er een aantal mensen is die er af en toe een keer over nadenken. Zelf spreek ik het liefst van een heroriëntatie op de theologie van de Geest.’ De verhouding tussen de Pinksterbeweging en de charismatische beweging binnen de kerken is allerminst eenvoudig. Van der Kooi: ‘Je doet de beweging geen recht door te zeggen dat het simpelweg de Pinksterbeweging bínnen de kerken is. Er is een impetus vanuit de Pinksterbeweging en daardoor wordt een aantal elementen overgenomen. Maar die komen in een ander theologisch kader terecht en daardoor veranderen ze onmiddellijk. De Pinksterbeweging is theologisch gebaseerd op de matrix van de Holyness Movement. Die grote nadruk op heiliging heeft iets vermoeiends. Theologisch is het ook weinig sterk.’ ‘Zodra Pinksterelementen binnen oosters-orthodoxe kerken gaan functioneren, wordt het gelijk iets anders. Hetzelfde geldt voor de Anglicana of de Katholieke Charismatische Vernieuwing, in ons land en elders. Het kan overal prima ingepast worden in een andere omgeving. Hetzelfde gaat op voor een gereformeerde context. Kijk maar naar de vrijgemaakt-gereformeerden, daar ontstaat een heel nieuwe variant. Die is opnieuw zeer activistisch, met complete organisaties en een bijna verplichtend karakter. De oude sociologische karakteristieken blijven gewoon gelden.’ ‘De invloeden vanuit de Pinksterbeweging kunnen in hoog- of laagkerkelijke tradities terechtkomen. Dat is niet om het even. Het laagkerkelijke vind ik nog het meest gevaarlijk. De bisschop of de paus is daar namelijk niet meer als zodanig herkenbaar. Dat is ook altijd het probleem geweest van de Pinksterbeweging in Nederland zelf, waar men officieel heel laagkerkelijk was, maar als het erop aankwam was er sterk leiderschap en waren het gewoon kleine pausjes geworden. Hoe laagkerkelijker, hoe hiërarchischer. Daarom heeft charismatische vernieuwing eerder behoefte aan een stevige kerkelijke en theologische context, dan aan laagkerkelijkheid.’ Smouter: ‘Je kunt zeggen dat de Pinkstervernieuwing een kristallisatiepunt is geweest waardoor een pneumatologische herijking van de hele theologie op gang is gebracht.’ Van der Kooi: ‘Daar zitten we midden in, we zijn er zelfs nog maar nauwelijks aan begonnen.’ Smouter wijst erop dat er met dank aan de Pinksterbeweging iets in beweging is gebracht in de kerken in het algemeen, maar dat dat iets anders is dan een steeds verdere verspreiding van die Pinksterbeweging. Van der Kooi beaamt dat: ‘Er zijn altijd ontstellend weinig contacten geweest tussen de kerken en de Pinksterbeweging. Er is destijds in de Gereformeerde Kerken een deputaatschap geweest, maar daar is weinig uitgekomen. Als ik nu dan ook hoor over de nieuwe commissie binnen de PKN, dan hoop ik maar dat het niet een herhaling daarvan wordt. Want dat heeft weinig opgeleverd.’ Theologisch gesprek Wat moet er gebeuren om dat gesprek nu wel zinvol te laten zijn? Van der Kooi: ‘We moeten vooral vooruitkijken. Niet zozeer allerlei kleine themaatjes uit de klassieke Pinkstertheologie bespreken, dat is echt verleden tijd. Die klassieke Pinkstertheologie is overigens nogal magertjes, die bestaat voor negentig procent uit gewoon gereformeerde theologie, met tien procent eigen specialiteiten. Mijn voorstel is om te kijken naar de structuren van de reformatorische theologie, want daarin zitten al heel veel aanknopingspunten voor een goede theologie van de Geest.’ ‘Voor mij is daarbij het uitgangspunt belangrijk, dat ik ook bij Calvijn terug heb gevonden, dat God onze affecten heeft geschapen. Niet alleen ons verstand, ook ons lichaam, onze emoties zijn door God geschapen. Hij wil ons zichzelf laten ervaren via al die ingangen tot ons hart. Daarbij is ons verstand niet meer dan een van de andere ingangen. Eerder kan je zeggen dat de moderne nadruk op onmiddellijkheid, het gelijk willen ervaren, gevaarlijk is.’ Smouter: ‘Maar dat kan je net zo goed van het rationele zeggen. Dat God voor ons intellect meteen vatbaar moet zijn. Dat heeft dezelfde quick fix als je op gevoelsniveau kan hebben. Ik denk dat we, zeker in een tijd van advent, wel meer mogen benadrukken dat het een essentieel onderdeel van geloof is om te wachten, geduld te hebben. Je ziet in de Bijbel zelf dat mensen ruzie met God hebben dat het niet opschiet!’ ‘Ik wens eenieder sterkte die een fundamenteel wantrouwen blijft koesteren tegen ervaring. Zij zitten gevangen in het rationele denken van de moderne tijd. Ik zeg in mijn kring vaak dat het erom gaat dat je doet wat de psalmen zeggen: ‘Ik zal getuigen in een grote kring van wat God gedaan heeft aan mijn ziel.’ Waar dat geschiedt, daar wordt de verstaanbaarheid van het evangelie in deze tijd gediend.’ Van der Kooi: ‘Theologisch is het fundamenteel dat er in de Bijbel sprake is van twee zendingen. Van de Here God vandaan is zowel de Zoon als de Geest gezonden. God zond niet alleen Jezus, maar ook de Geest Als ik spreek over een pneumatologische herijking bedoel ik het verwerken van die tweede zending. Onze theologie moet niet alleen christologisch, maar ook pneumatologisch zijn. We moeten het werk van de Geest niet opsluiten in de christologie. De incarnatie van Jezus betekent dat God werkelijk deze wereld is ingegaan. Dat is Gods werk in actie. Via de Geest worden wij er ook bij betrokken. Dat is heel belangrijk in onze moderne tijd, waarin veel mensen ledigheid en zinloosheid ervaren. Vanuit de pneumatologie kunnen we bijdragen aan de vraag: hoe sta ik in het leven en wat reiken we onze medeburgers aan? Het werk van de Geest vindt plaats in ons hart, in de cultuur, in Europa.’ De Leede: ‘Dat wil ik graag onderstrepen. Dit moet echt uitgewerkt worden in de kerk. We moeten weg uit de bespreking van kleine punten, zoals het idee van een ‘second blessing’, een ervaring van Geestesdoop. Dat zijn theologisch gesproken niet de interessantste thema’s. Belangrijker is de Schriftleer, waarbij meer openheid moet komen voor het spreken van de Geest. Mensen verlangen naar ervaring, daar moeten we ruimte aan geven in de kerk en tegelijkertijd moeten we ook durven zeggen hoe het niet moet. Ik vind de lakmoesproef hoe het in de praktijk z’n toespitsing krijgt.’ ‘We hebben dus enerzijds die brede, wijde theologie nodig, die Kees schetst, om zo theologisch goed gefundeerd de ervaring van de Geest een plaats in de gemeente te geven. Anderzijds moeten we de discussie ter plaatse helder houden. Ouweneel vindt overal z’n ontvangst, dat is geen bar goede theologie, maar mensen lezen het ondertussen wel.’ Smouter: ‘De Ouweneel van vroeger was mordicus tegen alles wat maar charismatisch was, dat was zelfs des duivels. Maar nu loopt hij voorop in het propageren ervan, op een wel heel radicale manier. Dat is een mooi voorbeeld van de charismatisering van de evangelische beweging, want die is nog sterker dan in gereformeerde kring en daar mist men de theologische ondergrond om het in goede banen te leiden.’ Pneuma-christologie Smouter: ‘Ik wil nog wat zeggen over die dubbele zending. Ik vind in de formulering van de Heidelbergse Catechismus een heel vruchtbare verbinding van die twee. Vraag 31 luidt: ‘Waarom wordt Hij Christus, dat is Gezalfde, genoemd?’ Het antwoord is dat Hij door de Vader is aangesteld en door de Geest is gezalfd. Daarna gaat het over ons: ‘Waarom wordt gij christen genoemd?’ ‘Omdat ik door het geloof een lid van Christus ben en zo deel heb aan zijn zalving.’ Weliswaar wordt dat daarna een beetje beperkt uitgelegd, maar die formulering is theologisch zo geweldig rijk. Daar lijkt mij de kern van een goede, gezonde evangelische spiritualiteit in te liggen, als je gelooft dat wij mogen deelhebben aan zijn zalving. Dat omvat dus dat de heilige Geest ons leert om ‘Abba, Vader’ te zeggen. Dan kom je dus niet meer met die stomme filosofietjes dat abba pappa is en dat we bij Hem als baby’tjes op schoot mogen zitten. Nee, Jezus was geen baby, we krijgen werkelijk deel aan Jezus’ zalving. Dat betekent dat de Geest ons leert Vader te zeggen, zoals hij dat aan Jezus heeft geleerd.’ Van der Kooi: ‘Dat is dus pneuma-christologie, een christologie waarbij de nadruk ligt op de inwoning van Gods Geest in Jezus.’ Smouter: ‘Nee, dat denk ik niet. Ik ben als gereformeerde een beetje huiverig voor die term. Ik wil niet de synoptici, waarbij de nadruk sterk ligt op Gods Geest in Jezus, uitspelen tegen Johannes, waarbij Jezus als het Woord centraal staat. Ik probeer onderscheid te maken, omdat beiden gelijk hebben. Johannes beschrijft wie Jezus is, de synoptici hoe hij gekozen heeft om zijn roeping te vervullen als een echte mens. Hij heeft gehoorzaamheid geleerd in hetgeen hij heeft geleden. De synoptici beschrijven dat hij als een waarachtig mens vervuld met de heilige Geest deze dingen gedaan heeft. Hij kan zeggen: ‘Als ik door de Geest Gods deze boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God gekomen.’ Het ‘ego eimi’, Ik ben, zit meer in het Johannes-evangelie. Het is allebei waar, volgens mij.’ Van der Kooi: ‘Dit is toch echt een pneuma-christologie.’ Smouter: ‘Ik ben zo bang dat ik door een pneuma-christologie dat johanneïsche kwijtraak. Daar gaat het me om. Maar verder is het helemaal waar. Het gaat erom wat er in Filippenzen beschreven staat, dat Jezus zichzelf heeft ontledigd, de kenosis. Is het nu dat na volbrachte kenosis hij niets anders meer heeft dan menselijke krachten, of is de kenosis een levenslang volgehouden houding van Jezus? Dat laatste is het volgens mij. Waardoor tot aan het kruis er sprake was van een reële verleiding: ‘Indien gij de Zoon Gods zijt, kom af van dat kruis!’ Hier ligt het hele tere omslagpunt, want op het moment dat je die kenosis zo zwaar laadt dat je zegt dat Hij net zo’n mens was als wij, dan heb je al weer te veel gezegd.’ ‘Het was een volgehouden keus van Jezus om als een waarachtig mens te leven. In de woestijn had Jezus heel andere wapens tevoorschijn kunnen halen, maar hij koos om als een gereformeerde ouderling met Deuteronomium in zijn hand de duivel te weerstaan. Dat is het werk van de Geest. Hij had ook in de confrontatie met de demonen en ziekten heel andere dingen kunnen doen, maar hij heeft gekozen voor die beperking: alleen als ik het mijn vader zie doen, kan ik het doen hier. Doen jullie het zo dan ook. Dat is iets dat hij aan de twaalven en aan de zeventig ook verwoordt. Dat is wat in de catechismus beschreven staat: wij hebben deel aan zijn zalving.’ Van der Kooi: ‘Jezus is nooit een gewoon mens geweest, maar we moeten er wel voor oppassen als we de evangeliën lezen dat we eigenlijk al weten wat het goddelijke is. We moeten leren hoe Jezus’ goddelijkheid is aan de hand van zijn leven.’ De soevereiniteit van God De ontmoeting tussen de evangelische, charismatische en gereformeerde wereld is bepaald geen eenrichtingsverkeer. Ook het omgekeerde gebeurt, theologische opleidingen en evangelische kerken geven soms een prominente plaats aan gereformeerde theologie. Wat is er uit die theologie dat ingedragen moet worden in het debat? Smouter: ‘Het belang van de schepping, dat God na het mislukken daarvan niet iets anders gaat doen. God gaat met de schepping verder en dat gaat toch waarachtig een keer lukken. Het tweede sterke gereformeerde punt is de nadruk op de soevereiniteit van God. Ouweneel, maar ook sommigen in de Amerikaanse New Wine- en Vineyardwereld, zeggen: wij weten wat God wil, namelijk jouw genezing en heling. Dus als dat niet gebeurt, zit er bij ons iets verkeerd. Dat miskent mijns inziens het moeilijke van Gods almacht. Onze verantwoordelijkheid wordt dan helemaal platgeslagen. Het boek Genees de zieken van Ouweneel zegt, wel met een heleboel clausules, maar uiteindelijk toch, dat als je niet geneest, je iets verkeerd hebt gedaan. Het is rampzalig voor onze gebroken mensheid om dat gewicht te dragen.’ De Leede: ‘Ik zou als ander sterk punt indragen de notie van het kennen ten dele en het gerealiseerd zijn ten dele. Er is ook zoiets als het naakte geloof waar het op aankomt. Ik wil eraan blijven vasthouden dat het geloof ook tegen de ervaring in kan gaan. Geloof kan ook tegen ervaring ingaan Er is ook de onkenbaarheid en de verborgenheid van God – en dat kan ook een reëel ervaren werkelijkheid zijn. Als een theologie daar geen grond voor geeft, dan is ze niet veel waard.’ Smouter: ‘Dat is helemaal waar, maar het lastige is dat wij gereformeerden soms een doorgeslagen gevoel van die verhevenheid van God hadden. Je kunt ook te gemakkelijk zeggen dat het allemaal in de hand van God is. Ik heb wel eens gedacht aan Achaz, die ook ontzettend ongelovig was en Jesaja zegt tegen hem: ‘Vraag om een teken’, en hij antwoordt: ‘Ik zal geen teken vragen.’ Hij heeft liever de zekerheid van een God waar je aan twijfelt, dan de kans dat God hem teleurstelt. Dat is een heel akelige vorm van beleven van de gebrokenheid.’ De Leede: ‘Er was gewoon sprake van ongeloof bij Achaz. Ik zie in de breedte van de kerk momenteel de zorgwekkende analyse: we hebben nog wel God, maar we zijn Jezus kwijt. We moeten Hem terugzoeken. De fundering van het christelijk geloof in louter een religieuze ervaring doet tekort aan de spanningen die juist door de Reformatie gegeven zijn. Dat zijn enerzijds de volheid van de kennis van God in Christus en anderzijds het ‘buiten ons’, dat onze zaligheid buiten onszelf in Christus ligt. Als Jezus verdwijnt in de kerk resulteert dat aan de ene kant in een vervaging van het Godsbegrip en van de spiritualiteit tot iets wat wij met alle mensen gemeen hebben. Dat wordt psychologie of moralisme. Aan de andere kant kan het resulteren in een veel te massief Godsgeloof, waarin het gebrokene van de christologische kennis afwezig is.’ Smouter: ‘Ik zou dit definiëren als een gezamenlijk probleem van gereformeerden en charismatischen. Samen moeten we oplossen hoe we vormgeven aan het ‘pro nobis’ (voor ons)-karakter van het werk van Christus in deze gebroken werkelijkheid. Kees, ik wil jou graag vragen: in hoeverre is de gebrokenheid van het kruis in de pneumatologie intrinsiek aanwezig? In de Bijbel staat dat de Geest slechts een voorschot is en dat de werkelijkheid altijd vies tegenvalt, maar is dat ook hetzelfde als de gebrokenheid van het kruis?’ Van der Kooi: ‘Je bedoelt dat je bang bent voor triomfalisme? Je kunt natuurlijk de kant op van Bram van de Beek, die benadrukt de gebrokenheid zozeer dat dat het enige wordt. Dan zijn er nauwelijks meer momenten van licht en van heil. Het werk van de Geest en van Christus zijn echter niet hetzelfde. Ook het werk van Christus mag je trouwens niet reduceren tot gebrokenheid. Wij verkondigen namelijk de dood van de Opgestane. Jezus is ook overwinnaar.’ Smouter: ‘Ik ben het met je eens dat het kruis van Golgotha niet helemaal samen te vatten is als de gebrokenheid van dit bestaan. Om het praktisch te maken, een voorbeeld. Wat gebeurt er als iemand in een getuigenis in de kerk vertelt dat hij door de kracht Gods genezen is van een bepaalde ziekte? Dan krijg je allerlei kriebels. Je vraagt je af: hoe weet hij dat dat zo blijft? En waarom een ander dan niet? En heeft mijn moeder dan niet goed gelooft, die gewoon gebeden heeft? Een belemmering om te getuigen dat Christus je genezen heeft, is vaak de gedachte: ja maar, wie weet of het blijft? Het is voor ons zo moeilijk om iets te benoemen als een werk Gods, maar toch moeten we gewoon die ruimte hebben.’ Van der Kooi: ‘Je ziet hoe belangrijk het is om een theologie van verschillende snaren te hebben. Je moet zowel vanuit Christus als vanuit de Geest hierover kunnen spreken. Het behoort tot de moderne ketterijen van het orthodoxe en evangelische smaldeel in de kerk dat Jezus, de Geest en de Vader zo sterk gescheiden worden. In feite zijn velen tritheïsten geworden. Zo wordt er plotseling tot Jezus of de Geest gebeden. Terwijl de Bijbel er helder in is: je bidt tot de Vader, in Jezus’ naam door de Geest. Ook het gebed vraagt om zorgvuldigheid. Zeker in liturgische settingen, want die hebben een grote invloed op het geloofsleven van gemeenteleden.’ De praktijk Naast het theologische debat, waar de drie theologen zich sterk voor maken, hebben ze dan ook de praktijk van het gewone kerkelijke leven op het oog. Want daar is het dat de charismatische vernieuwing echt haar doorwerking vindt. Smouter: ‘Ik wil benadrukken dat predikanten en voorgangers hun houding ten opzichte van de charismatische vernieuwing moeten veranderen. Ik zie heel vaak dat zij kiezen voor de opstelling: ik heb er niets mee, maar vind het niet verkeerd dat het gebeurt. Het is nu eenmaal iets van deze tijd. Dat is echter bloedlink, want je laat je gemeenteleden overal maar bijtanken, zonder dat je er zelf inhoudelijk leiding aan geeft.’ Bijtanken is bloedlink De Leede: ‘Steeds meer predikanten realiseren zich dat ze daar niet meer mee wegkomen. Zij kunnen onmogelijk meer om deze thema’s heen. Daarom moeten ze samen met hun gemeenteleden zoeken naar een manier om meervoudig te spreken. Zodra wij weg zijn uit sjablonen en allerlei beelden over en weer, ontstaat er ruimte om verstandig beleid uit te zetten.’ Smouter: ‘Laat me een voorbeeld geven. Er zijn allerlei collega’s die ruimte geven aan bevrijdingspastoraat en zelf zeggen: ik heb er niets mee. Nou, dat is vragen om moeilijkheden. Want in al het vragen naar meer van de Geest zul je altijd ontsporingen krijgen. Zie de Eerste Korintiërsbrief, dat is een brief met veel van de Geest en veel narigheid. Als je zelf als leider aangeeft dat je er niets mee hebt, dan zul je er ook geen sturing aan kunnen geven. Ik heb het wel zien gebeuren dat het uit de bocht vloog. Dat m’n gemeenteleden bij iemand die overspannen was, binnen een kwartier al boze geesten aan het uitdrijven waren. Als ik had uitgestraald dat ik er niets mee heb, dan had ik er nooit sturing en leiding aan kunnen geven. Ik vind het heel belangrijk dat mensen in de gereformeerde wereld zich realiseren dat de charismatische vernieuwing is here to stay. Ik weet niet over honderd jaar, maar wel voor de komende jaren. Dus moet je je daarin verdiepen. Daarin het goede benoemen en daarin als het maar enigszins kan zoveel mogelijk participeren dat je er ook mee sturing aan kan geven.’ De agenda De nieuwe dialoogcommissie is geïnstalleerd, met zowel vertegenwoordigers vanuit de PKN als vanuit de VPE. De drie theologen wijzen erop dat dit gesprek een veel bredere betekenis heeft dan alleen voor deze twee kerkgenootschappen. Ook voor de kleinere gereformeerde kerken en evangelische gemeenten komen in deze commissie aangelegen zaken aan de orde. Een rondgang naar welke thema’s bij het gesprek centraal moeten staan, levert een aantal stevige suggesties op. Van der Kooi: ‘Je moet op een heel praktisch niveau inzetten en ik denk dat daarbij de meest wezenlijke thema’s de doop en de kerk zijn. Die twee punten zijn namelijk aan elkaar verbonden. De vraag is: wie behoren tot het lichaam van Christus? En wie bepaalt dat? De plaats van de doop bepaalt namelijk ook de visie op de kerk. Door wie wordt de kerk geïnitieerd? Is het God die mensen inlijft in de kerk of zijn het mensen die dat zelf beslissen? De denominatiemuren verdwijnen tegenwoordig, en dat is op zich geen kwalijke zaak, maar de vraag is welk kerkbegrip er voor in de plaats komt. Als dat helemaal vervluchtigt, verwijder je je van de nieuwtestamentische opvatting van de christelijke gemeenschap.’ De Leede: ‘Voor mij is het de vraag hoe we nieuwe vormen van christelijke gemeenschappen een plaats in de kerk kunnen geven. Hoe kunnen we aan dit proces van onderop leiding geven? Ik zie op tal van plaatsen een dubbele dooppraktijk ontstaan – naast kinderdoop ook grootdoop - en ben ervan overtuigd dat het hele denominationele denken zeer snel voorbij zal zijn. Maar we moeten wel nadenken over wat daarna komt. Voor mij is de katholiciteit van de kerk daarbij een wezenlijk vertrekpunt bij de discussie.’ Smouter: ‘Het slaat nog een slag verder door. Mensen halen de sacramenten als een totaal privéproduct, het gaat verder dan het relativeren van kerkmuren. Daar zou ik met die Pinksterlui wel eens over door willen praten. Doopbedieningen vinden daar plaats zonder zelfs maar de suggestie dat je je bij hen aansluit. De doop wordt dan een totaal los product. Sacramenten geen los product Wij krijgen ook mensen in Apeldoorn die zeggen: wij vinden de doop bij jullie zo mooi, terwijl ze geen enkel plan hebben zich aan te sluiten. Dan zijn ze bij ons aan het verkeerde adres.’ Van der Kooi: ‘Een ander thema waar toch over doorgepraat moet worden, zijn de charismata. Daar is ook hierbij van belang dat dit breed getrokken wordt. Centrale vragen zijn: wat zijn het nu precies? Voor wie zijn ze? Worden ze wel aan personen gegeven? Ik heb daar zelf sterke aarzelingen bij. Ik zie in het Nieuwe Testament dat de gemeenschap veel meer op de voorgrond staat en dat dat ook de eerste context is waarbinnen de gaven functioneren.’ Discussie binnen charismatische kring In zijn Wapenveldartikel thematiseerde De Leede al het dualisme dat in veel Pinkstertheologie meekomt: zo’n sterke oppositie tussen God en de duivel, tussen kerk en wereld dat de verantwoordelijkheid van de mens er volledig onder verdwijnt. Van der Kooi geeft aan dat dit vooral een thema is in het gesprek met ‘ouderwetse Pinkstermensen’, die staan in de traditie van de heiligingsbeweging. Voor de eigen theologische bezinning is het geen punt. De context van de gereformeerde theologie staat haaks op zo’n dualistische insteek. Van der Kooi: ‘Uiteraard moet je erop bedacht zijn dat als onze gemeenten zich met de charismatische vernieuwing inlaten, ze een hele vracht dingen binnenkrijgen. Ik zie het dualisme ook wel bij New Wine opduiken, een voorganger als John Wimber is ervan doortrokken. Als je dat echter accepteert, krijg je een aantal onderwerpen niet meer op de kaart. Er heerst daar een cultureel pessimisme, een somberheid ten aanzien van de cultuur, die beslist niet gereformeerd is. Het is anabaptisme, waardoor je het zicht op de wereld verliest.’ Smouter, als bestuurslid van New Wine Nederland, neemt de handschoen op: ‘Het aardige van onze tijd is dat dit soort Konsequenzdenken niet meer zo werkt. Je kunt dit soort bewegingen niet simpelweg toetsen naar waar ze vandaan komen. Ik zie wat je zegt echter voor ons als een serieuze waarschuwing.’ Van der Kooi: ‘Mijn belangrijkste waarschuwing aan New Wine betreft de visie op de kerk. Pas op voor die hele laagkerkelijkheid. Pas op voor laagkerkelijkheid Het leidt zo tot verborgen hiërarchie. Je neemt alle risico’s mee. Bijvoorbeeld in de visie op profetie komt dat tot uitdrukking.’ Smouter: ‘Het aardige van New Wine is dat het binnen de context van de Anglicaanse kerk is ontstaan. Die mensen zijn zo kerkelijk als het kan, ze geven als regel één dat je naar je bisschop moet luisteren. Het functioneert nu in Nederland als een geestelijke vernieuwingsbeweging, waar mensen geïnspireerd worden om positief in hun kerken te staan. Het risico is echter wel dat als die kerken helemaal niet meebewegen, deze mensen dan wel afhaken. Dat is niet specifiek aan deze beweging. Wij zijn slechts de boodschapper, don’t kill the messenger.’ De Leede: ‘Ik zie dat dingen die in Engeland binnen de Anglicaanse kerk werden ontwikkeld, hier in Nederland in een congregationalistische sfeer terechtkomen. Dan gaat dat op een andere manier functioneren. Ik wil graag het belang van ambtelijkheid en kerkelijke kaders benadrukken.’ Van der Kooi: ‘Het verband tussen ambtelijkheid en de gaven is een thema waar beslist verder over nagedacht moet worden. Ik weet niet of je de gaven kan leren beoefenen, of je zoiets als profetie kunt leren. Het is een gave die verbonden is aan de gemeenschap en ik vraag me af of je zoiets dan op een conferentie van New Wine zomaar aan kunt leren en of dat goed is. Ik zie dat de gave van profetie binnen reformatorische kerken aardig individualistisch wordt toegespitst. Je openen voor de Geest en zijn gaven is ook iets anders dan dat je het kunt aanleren. Bij profetie vraag ik me altijd af wat het verschil is met invoelend bidden. Wat is nu een ministry gebed, een ‘gewoon’ gebed en profetie? Ik denk dat het belangrijkste is dat we openheid hebben voor wat de Geest doet, niet zozeer dat we zelf gaven gaan ontwikkelen.’ Smouter: ‘Natuurlijk moet je er voorzichtig mee omgaan en oppassen voor ongelukken. Ik voel me verwant met wat in hervormde kring bekend was, dat de Here je een bepaald Bijbelwoord kon ingeven. Ik zie het verschil met profetie niet. In de Bijbel zie je overigens ook dat profetie iets is dat je kunt leren, er waren zelfs profetenscholen.’ Van der Kooi: ‘Maar daar is niet veel uitgekomen.’ Smouter: ‘Als je al te hard zegt dat het niet kan, dan is het ook de vraag waar je een opleiding voor predikanten voor nodig hebt. Dan kan je ook in dat opzicht redeneren: als de Geest het je ingeeft …’ Van der Kooi: ‘Dit zijn nu precies de thema’s waarover ik vind dat er binnen de charismatische beweging gesproken moet worden. Anders worden het allemaal losse clubjes. Ik denk dat we gezamenlijke belangen hebben en dus ook samen moeten werken. Nu is het New Wine naast de CWN en de KCV en nog weer andere clubs. Het lijkt al wel een verzuild geheel en het is nu al verkokerd. Ik denk dat de leerstoel aan de VU, die ik zelf nu overigens niet meer bekleed, er moet zijn voor de hele charismatische beweging. Ook New Wine moet daarin meedoen. Het kan een platform worden voor de hele charismatische beweging.’ Smouter: ‘Als besturen van New Wine en CWN hebben we onlangs al een goed gesprek gehad. Wij willen zeker niet ons succes voor onszelf houden. Nu al werken we ook samen met het Evangelisch Werkverband binnen de PKN. Daardoor worden we al breder. Wat we bij de CWN zien, is dat mensen decennialang naar de conferenties gaan en daar bijtanken, maar ondertussen gebeurt er in de kerk niets. Ze blijven zelfs zitten in kerken waar Christus niet geleerd wordt. Wij willen niet dat New Wine zo gaat functioneren. Dat is zelfs ons grote schrikbeeld: straks worden we net als de CWN, een heerlijke bijtankgelegenheid waardoor je het volhoudt in verkeerde structuren.’ Van der Kooi: ‘Het is mijn hoop dat praktisch handelen en reflectie aan elkaar worden verbonden. Het is niet goed als er alleen op de praktijk wordt geconcentreerd. Want realiseer je wel dat de praktijk grote invloed heeft op het geloofsleven, op hoe mensen bidden bijvoorbeeld. Een thema waar we onderling over zouden moeten spreken, is in hoeverre de gaven van de Geest te oefenen zijn. Ik zou New Wine willen oproepen: pas op voor jullie eigen succes. Wentel je daar niet in, maar verbreed je. De charismatische vernieuwing heeft bij velen in de PKN helaas te veel een sektarisch gezicht en met een New Wine erbij die vooral in de klein-gereformeerde hoek zit, kan dat alleen maar versterkt worden. Dit is echt een hartenkreet van me en ik nodig jullie graag uit tot samenwerking.’ Smouter: ‘Het is zeker niet zo dat we denken zo succesvol te zijn dat we geen contact nodig hebben. Sterker nog: we hebben onopgeloste kwesties en daar willen we jullie graag bij betrekken. Ik zou het mooi vinden als het ons lukt een plek te creëren waar we samen over onze problemen en uitdagingen kunnen praten.’