Het gelukte leven (1)

Prediker: pluk de dag


Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. (..) Draag altijd vrolijke kleren, kies een feestelijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven. (Prediker 9:7-9)

In zes afleveringen willen we het hebben over een gelukt en een gelukkig leven. Wat is een gelukt leven? Wat staat een mens te doen om te ‘gelukken’? Wat is een voor de mens passend geluk? Welke beelden reikt de Schrift ons aan om daar ‘christelijk’ over te denken en te spreken? Welk spectrum ontwaren we in de breedte van de Schriften van Oude en Nieuwe Testament?

 

Prediker


Allereerst het boek Prediker. Niet bepaald een boek voor gelukszoekers. Een passende titel zou zijn: het leven is een ongeluk. De somberste opmerking is wel dat de doden gelukkiger zijn dan de levenden, maar dat de ongeborene gelukkiger is dan zij die leven of al gestorven zijn (4:2-3). Hier wordt het ‘en zie, het was zeer goed’ uit Genesis zo ongeveer opgeheven. De Prediker heeft zijn argumenten als pijlen op de boog. Kijk om je heen. Het recht wankelt op de straten, de onderdrukkers kunnen hun gang gaan. Let op de tragiek: een wijze vader krijgt een dwaze zoon en weg is de erfenis. En kijk naar het levenseinde. Sterven is ‘wie ein Hund’ (3:20). De mooiste dingen worden aangetast door de leegte.

Of het allemaal zo erg is? Is het niet voor een deel ook een literaire jammerklacht? Gaat het hier niet om een grijze wijze man die al schrijvend zich in de ellende schrijft? Zitten we te wachten op zo’n sceptische filosoof, die misschien levensmoe is? Die zijn literaire talenten verspilt aan het verkeerde onderwerp? Staat hij niet in de rij van inktzwarte schrijvers, die goed verdienen aan boeken vol ellende en narigheid? Misschien wel. Ik vind het dan ook geen teken van geestelijke gezondheid wanneer de kerk een Prediker-kerk wordt.

Waarom staat dit boek in de Bijbel

?
Een boek als Prediker moet je zo nu en dan, met een korte felle blik, inkijken en dan sluiten. Maar af en toe wel doen. Waarom? Waarom heeft de kerk dit boek er niet uit gehaald? Ik geef drie leeswijzers:

De eerste: het boek geeft (vooral) het leven weer ‘etsi Deus non daretur’, alsof er geen God is. De aarde is losgekoppeld van de zon, en draait zijn zinloze rondjes. De ijdelheid zet zich dan als een ijslaag op het leven. Zonder God, de bron van warmte en heerlijkheid, is dat waar. Het is goed dat te bedenken.

De tweede: er is wel een God, maar wij ‘derven de heerlijkheid Gods’ (Romeinen 3:23). Dat is de val en daarom is het bestaan aan de tevergeefsheid onderworpen. Deze wereld is rijp voor de sloop en daarom rijp voor de verlossing. Dat zal dan een verlossing moeten zijn, die het hele bestaan omvat. Een escape uit deze werkelijkheid is geen verlossing.

De derde: Prediker laat ons de wereld zien, zoals de Geest die ziet, die in deze wereld gaat ademen, de adem van de hoop. Dat laatste, van de adem van de Geest, vertelt Prediker niet. Het eerste wel. De wereld heeft de Geest nodig. De Geest ademt niet in een volmaakte wereld, maar in de geschonden wereld. Daarom gaat het zuchten van de Geest zo diep. De wereld is aan de ijdelheid onderworpen (Romeinen 8:20), in hope (21)! Want de schepping zal van de ijdelheid bevrijd worden tot vrijheid en de heerlijkheid van de kinderen Gods.

Niet alles is ijdelheid


Of Prediker dat ook zelf bedacht heeft? Ik weet het niet, het laatste in ieder geval niet. Hij ziet de wereld bevangen in ijdelheid, leegheid, grijsheid, moeheid. Nog even en hij vaart de afgrond in. Toch niet, hij raakt wel van de weg, maar belandt in de berm. Daar bloeien een paar bloemen. Daar schijnt de zon en het licht is zoet. Daar houdt hij even op met theoretiseren. Hij ontdekt het gewone leven. De theorie en de daarbij behorende observaties hullen hem in duisternis. Maar in de duisternis flakkert een licht. God is niet helemaal afwezig. God is de Schepper, en de Prediker komt Hem tegen. Het leven is van God los, maar toch niet, want er is een bruiloft ergens in Kana, het water van het gewone leven wordt weer even wijn. Er is een klein protest tegen de doodsgeur die het leven doortrekt. Een mensenkind kiest een goede parfum en de geur verspreidt zich in de ruimte.

Er is een open plek in het bos. En daar is een huisje, een boompje en een beestje. Er is een stukje burgerlijk geluk. Er is het leven met de ander, de geliefde. Een vleug van het belendende perceel, het boek Hooglied, drijft het boek Prediker in. Kom, mijn liefste, ga mee naar het veld waar de bloemen verschenen zijn. Midden in het braakland (the Waste Land), te midden van beelden van mislukking, zijn daar de hyacinten, en is er het moment van schouwen in het licht, ‘looking into the heart of light’.

Pluk de dag


Carpe diem, pluk de dag. Het is avond geweest en het is morgen geworden: een nieuwe dag. Op de een of andere manier is het leven onverwoestbaar. Na de bitterheid van de nacht is daar de morgen. God is nog de Schepper. Wij mensen zijn nog schepselen. Dat is een waarheid die basaler is dan de spookbeelden in de nacht. Wat is geluk? Het begint hier. Bij het openen van het gordijn en het licht dat naar binnen valt. Bij de bloem in de berm. Bij de lippen van je vrouw.

Dat kan afgedaan worden als burgerlijk. In het geweld van de grote ideologieën maakt het geen schijn van kans. Het zij zo. Van de ideologieën zijn we niet gelukkig geworden en ook niet beter. Misschien had Prediker daar ook wel last van. Grote werken maken, een rechtvaardige samenleving, wat al niet. Hij was er gauw op uitgekeken. Een maakbare samenleving, hij werd al niet goed van een maakbaar leven. Dan ontdekt hij wat anders. Er is iets wat je gegeven wordt. Wie doet dat? Dat is God. Die meldt zich als de God van de gave. En daarom zegt Prediker: pluk de dag. Het wordt je nog geschonken. Besef dat. [A] Het was weer een donkere nacht, maar nu valt er licht op mijn pad. Het stroomt zomaar de wereld in. Het was inderdaad weer een hoop gedoe, maar ergens klopt een hart voor mij. En in de namiddag zie ik hoe het zonlicht fonkelt in een glas rode wijn.

Is dit christelijk gezien niet wat weinig? Ja, en nee. Ja, er is meer te zeggen dan pluk de dag. Dit was pas aflevering één. Het christelijk geloof is meer dan: geniet met mate en val niemand lastig. Er is de weg van de navolging. Ergens klinkt een stem: wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. En toch: bewaar me ook voor de christelijke fanatici. Voor de geweldenaars. Voor de wereldverbeteraars. Voor de over-geestelijken. Voor al diegenen die hun concept van christen-zijn en gemeente-zijn me inwrijven, tot ik er moe van word.
Maar ook dus nee. Niet te weinig. Ook genoeg, voor dit moment. Dit is het ook. Jezus die op de sabbat door de korenvelden loopt. De zorgeloosheid van de bloemen op het veld en de vogels in de lucht. Ook al presteer ik niets, ik heb weten te ontvangen. Ik heb gezegd: mijn God, wat hebt U toch mooie kleuren gemaakt. Mijn God, wat heeft U dat toch mooi bedacht, een vrouw! Wat een geluk dat ik dat mag zien. Wat een geluk dat ik mag proeven. Wat is het licht toch zoet. Het smaakt naar meer. Naar eeuwig licht.

En er is meer. Er is eeuwig licht. Een eeuwig leven. Maar wie het kleine niet heeft weten te beminnen, hoe zal hij of zij voor het grote geschikt zijn.

Cv

Dr. A.J. Plaisier is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland en redacteur van Wapenveld.