Het gelukte leven (3)

Hooglied: het lachende boek van de liefde

Jouw liefde is zoeter dan wijn. (Hooglied 1:2)

Het Hooglied is een boek van het gelukte leven. Het contrasteert fel met Prediker, dat er aan voorafgaat (zie meditatie 1). In Prediker deugt weinig van het leven, veel schaduw, weinig zon. Het Hooglied daarentegen is het lachende boek tussen de Geschriften: weinig schaduw, veel zon. Bloemen op het veld, het koeren van de duif, liefdesappels, alles bloeit, alles geurt, alles straalt.

Hooglied is het boek van de liefde. Acht hoofdstukken lang: hij en zij krijgen er geen genoeg van elkaar te bezingen, van hoofd tot voeten toe. Haar als een kudde geiten, tanden als witte schapen, borsten als de tweeling van een gazelle (zij), armen als staven van goud, benen als zuilen van albast (hij). Zonder schaamte, alsof Adam en Eva weer in het paradijs lopen, naakt en schijnend.

Erotische liefde


De liefde is erotische liefde. Lichaam en ziel, vlees en geest mengen zich. De erotische liefde is als een vlammend vuur, een laaiende vlam (8:6). Natuurlijk leeft ze van uitstel. De taal die ze spreekt is de taal van het verlangen. De woorden vullen de ruimte tussen verlangen en vervulling. Het moment van vervulling zal woordeloos zijn. ‘Daar zal ik jou beminnen’ (7:13): dat wordt niet beschreven, dat is achter de voorhang. Daarvoor is er het moment van de poëzie, van de beeldspraak die niet uitgeput raakt.

Deze beeldspraak kan worden vermoord. Naarmate het moment van ontwaken en dat van vervulling zo ongeveer met elkaar samenvallen, zal het lied verstommen. Liefde wordt consumptie. Een snelle hap. Liefde leeft van duur, van een boog in de tijd, van wachten en waken. Van verlangen en vervullen, van aantrekken en onttrekken. In een platte cultuur borrelt liefde bij een stampende beat omhoog, om in een willekeurig bed weg te vloeien in het vale morgenlicht. Dan klinkt geen hooglied, nauwelijks nog een laaglied.

Hooglied: helemaal zonder schaduw is deze Blumine niet. Hier niet de slang zoals bij Adam en Eva, maar de vossen die de wijngaard kunnen bederven (2:15). Hier het gevaar dat de liefde opgewekt wordt voordat zij het wil (2:7). En hoofdstuk 5 vertelt over een klein drama. Als de bruid te laat de deur opendoet, is de bruidegom weg en valt ze in de handen van de wachters van de muren die haar de sluier afrukken (5:7). De tuin moet geen wildernis worden en de liefde vraagt om stilering. Om begrenzing. Om moraal. Geen Dionysus zonder Apollo. Beter gezegd: geen Eros zonder Thora.

Duur


Een beeld van gelukt leven is Hooglied zeker. Maar wat is het eigenlijk voor een leven? Kan Hooglied meer zijn dan acht hoofdstukken? Kan je meer verdragen? Ik geloof het niet. Na acht hoofdstukken is het mooi geweest. Twee geliefden die elkaar genoeg zijn. Die wegzweven op een gevleugeld paard en in harmonische sferen zijn. Dat is schoon en goed en alleen de verzuurden en verbitterden spreken er schande van. En toch is het niet alles. Het heeft het karakter van een dronk en een roes, maar de roes van de eros is tijdelijk.

Er moet dus maar getrouwd gaan worden. Dat kan een soort voortzetting zijn van Hooglied, maar dan in een andere sleutel. Dan ook in de winter, dan ook in de regen, dan ook als de vijgeboom niet bloeit en er geen rund in de stallen is. Huwen is trouwen. Dat is het lange lied. Hoelang, dat weet niemand. Of je samen oud wordt weet je niet. Hoe de lijn van de melodie loopt evenmin. Kinderen worden in smart gebaard en er wordt gewerkt in een tuin met dorens en distels, rimpels groeven zich in het gezicht en het haar wordt grijs.

Agapè


Voor een goed huwelijk heb je daarom meer nodig dan Hooglied. Je krijgt een hele Bijbel cadeau. Daar staat in te lezen dat je van elkaar houdt als leden van het lichaam van Christus. Er staat bij dat dit het eigenlijke leven is. Dat je deel uitmaakt van het lichaam van de Heer. En dat dit lichaam toegroeit naar de volmaaktheid. Het is een lichaam waarin broeders en zusters elkaar liefhebben in Jezus naam. Agapè heet die liefde in nieuwtestamentisch Grieks. Die liefde toont zich vooral in de onderlinge dienst. Door elkaar te dienen help je elkaar christen te zijn.
Een huwelijk past daar prima in. Dan wordt de liefde toegespitst: op deze broeder, op deze zuster. Het spreekt vanzelf dat je dan in een huwelijk elkaar dient en helpt een christen te zijn. Dat is behoorlijk nuchtere taal, maar wie oren heeft om te horen zal de muziek ook daarin ontdekken.
Het huwelijk hoeft niet. Een vervuld leven kan niet zonder agapè, wel zonder huwelijk en erotische liefde. Single of samen, beide zijn gewoon twee vormen van christen-zijn [A] die niet voor elkaar onderdoen. Beide zijn eigen vormen van roeping. Ze hebben allebei een voordeel en een nadeel. Ze hebben elkaar in de christelijke gemeente nodig en vullen elkaar aan.

Twee talen


Hooglied: laat de christelijke gemeenschap niet zo’n rechtvaardig gezicht trekken, dat daarin voor dit lied geen plaats meer is. Het is niet helemaal hetzelfde, agapè en dat lied van de eros. In dat laatste zit aarde, een oeroud verhaal, bloeiende lente en schuimende wijn. Maar heeft Jezus daar zijn neus voor opgetrokken toen Hij in Kana water veranderde in wijn? Agapè en eros zijn er beide. Wel weten we dat agapè aan het langste einde trekt. Dat gaat een eeuwigheid mee. Wie alleen maar eros kent, trekt dus aan het kortste eind. Het lied van de eros is dus ouder en korter. Maar wat zou dat? Soms moeten mensen kiezen. Dat heeft dan met een speciale roeping te maken. Vaak gaan ze samen. Het lange eind en het korte eind, agapè en eros. Niet helemaal hetzelfde. In de goede volgorde gezet, verdragen ze elkaar wel.

Bruidsmystiek


Hooglied: het gaat nog wat verder. Er is een greep gedaan naar meer. Hooglied is in de Joodse traditie taal geworden voor de liefde tussen God en zijn volk en in de christelijke traditie die tussen Christus en de gemeente. De taal van de eros als beeldtaal van de agapè. Dat geeft aan de agapè een intieme klank. Een intimiteit die alles te maken heeft met de nabijheid van God. Het Woord is vlees geworden. Jezus is de bruidegom. En de gemeente is de bruid. Jezus is de bruidegom en elke gelovige draagt een bruidssluier.

Je kunt die taal gevaarlijk vinden. Dat is het ook. Er zijn uitglijders en meer dan dat mee gemoeid. Er staan in de Bijbel een paar duidelijke hekken. Geen tempelprostitutie. Geen Astarte. Geen emotionele taferelen zodat niemand meer weet wat hij eigenlijk nog doet. Christus is niet als de stomme afgoden die je van je verstand beroven. Hekken zijn nodig, vooral voor al diegenen die beroepsmatige ambassadeurs van Christus zijn. Afblijven met je fikken van de bruid, want jij bent de bruidegom niet.

Geen prozaïsten


Maar a.u.b. ook geen prozaïsten. De bruidegom is gekomen in de wereld, springend als een hert over de heuvels. Hij heeft op de fluit gespeeld en zijn liefdeslied gezongen en ons ten dans gevraagd. Het geloof is een relatie. Er is een bruidegom en er is een bruid. We kunnen daarbij de taal van de eros niet in de ban doen. Gebeurt dat wel, dan is het gevaar groot dat het geloof een steriele aangelegenheid wordt. Of omslaat in een moeizame moraal. Er is bruidsmystiek. Dan maar gevaarlijk. Het gelukte leven is bruidsleven.

[1]
  1. Dr. A.J. Plaisier is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland en redacteur van Wapenveld.