Efeze in Afrika

Over eenheid in verscheidenheid

In Malawi ervaart Martijn van den Boogaart de diversiteit van de wereldkerk aan den lijve. Hij schrijft op zijn weblog en via andere media over wat hij meemaakt als organisatieadviseur van de Presbyteriaanse Kerk In Noord-Malawi. In dit nummer van Wapenveld vraagt hij zich af wat er van zijn reflecties overkomt op degenen die zijn berichten lezen. En staat hij stil bij de vraag wat zijn ervaring daarginds te maken heeft met de kerk in Nederland.

22 november 2009, Kapirimtende, Malawi


Ik kwam om vijf over acht aan. Best op tijd, want de kerkdienst zou om acht uur beginnen. De weg ging over prachtige heuvels en dalen. Ik bedacht dat de fiets die ik pas samen met de predikant had uitgezocht – een cadeau uit Nederland – slechts beperkt zou helpen. “It helps halfway’ , bevestigde hij later desgevraagd. Heuvelaf bedoelde hij, want we zagen heel veel fietsers naar boven lopen. Onderweg naar de kerkdienst.

Het zou mijn eerste keer worden. Preken. Ik had de boot lang afgehouden, onder het motto dat ik daar niet voor ben opgeleid. Maar dat argument is hier niet heel indrukwekkend. In de meeste kerkdiensten gaat sowieso geen predikant voor. Daarvan zijn er veel te weinig: zo’n honderddertig op meer dan duizend prayerhouses. Kortom, dit werd mijn eerste preek.

Om acht uur was Reverend Jere, mijn gastheer, nog in geen velden of wegen te bekennen. De meeste leden van de vrouwenvereniging waren er wel. Die zetten een lied in terwijl ik nog bezig was mijn auto behoedzaam door de nauwe opening tussen twee bomen door te manoeuvreren. Ik werd begroet door leden van de kerkenraad van dit prayerhouse. We gingen naar de openlucht consistorie naast de kerkzaal.

Daar mocht ik plaatsnemen op een van de twee stoelen. De andere was voor de oudste aanwezige. De rest van de mannen vond plek op een paar stevige takken die in een kring op de grond lagen. We spraken wat over de gemeente, terwijl we wachtten op de predikant. Een half uur. Een uur. Anderhalf uur. Langzaam aan verdwenen de meeste mannen uit de consistorie om een plek te zoeken in de schaduw van bomen.

Ik bevond me in een van de prayerhouses van de gemeente Kapirimtende. Kapirimtende, heuvels van de vrede. Een twee jaar oude gemeente. Qua ledenaantal niet groot, zo’n vijfhonderd in totaal misschien, maar qua geografie heel uitgestrekt. Voor deze centrale dienst – waarbij de leden van andere prayerhouses ook naar deze plek komen – zouden sommigen zo’n vier, vijf uur moeten lopen.

Om tien voor tien kwam Rev. Jere aan. Hij had de nacht van tevoren bij een gemeentelid in de buurt geslapen, maar was ´s morgens bij een ernstig ziek iemand geroepen. Dat ging natuurlijk voor.

Ondertussen had de kerkenraad besloten dat we de dienst buiten zouden houden. Er werd met boomstammen gesleept en er werd een tafel met een aantal stoelen naar buiten gebracht voor predikant en kerkenraad om op te zitten. Ik ontmoette mijn vertaler, een onderwijzer op een basisschool in de buurt. Een vriendelijke man. Hij had mijn preek al van Rev. Jere op papier gekregen en had zich dus kunnen voorbereiden. Hij zei dat hij verwachtte dat het geen probleem zou zijn. Al was het de eerste keer voor hem om te vertalen.

Rond tien uur begon de dienst met zingen, bidden, installatie van nieuwe leden van vrouwenvereniging en jeugdvereniging, drie koren, bijbellezen, een preek, een koor, een lied en vervolgens de schriftlezingen voor mijn preek. Met veel vuur voorgelezen door mijn vertaler.

Ik preekte over het thema ‘I will be with you’, naar aanleiding van Exodus 3, waar Mozes God ontmoet in de woestijn en wordt uitgezonden om het volk Israël uit Egypte te leiden. In Afrikaanse traditionele godsdiensten is God vooral de Schepper die zich verder niet te veel met het aardse gewemel bezighoudt. Maar onze God is erbij. Hij zoekt mensen op. Ook als ze – net als Mozes – misschien het gevoel hebben mislukt te zijn in hun grootse poging om de wereld te verbeteren. Hij schakelt mensen in. Gewone mensen. God is niet de God van predikanten en priesters, van kerkenraadsleden en verenigingsvoorzitters. Hij is de God die zich laat ontmoeten bij het hoeden van schapen, bij het bewerken van het land, bij het halen van water. Hij is nabij en gaat met ons mee.

Zonder vertaling zou ik ongeveer vijftien tot twintig minuten nodig hebben gehad. Met vertaling duurde het zeker twee keer zo lang, want mijn vertaler maakte er een hele show van. Als ik zei dat Mozes alleen was in de woestijn, marcheerde mijn vertaler een paar meter bij mij vandaan om uit te beelden hoe Mozes alleen door de woestijn zou hebben gelopen. Als ik niet het voor predikers gebruikelijke ‘halleluja’ riep, dan deed hij het wel. Als ik een paar mooie retorische herhalingen had voorbereid, merkte ik dat hij na mijn eerste zin reeds al mijn synoniemen in zijn vertaling had gebruikt.

Rond een uur of half twee was de dienst afgelopen. Dan natuurlijk napraten en gezamenlijk eten, nsima (maïspap) met kip en groenten. Met de handen. En daarna terug langs dezelfde schilderachtige route. Dit keer volle bak met achterin uiteraard nog zakken houtskool, tomaten en andere handel – je moet toch van de gelegenheid gebruikmaken dat er een auto is, nietwaar?

Kortom, een mooie zondag. We genieten ervan. Misschien moet ik er gewichtiger over schrijven, over het gewicht van preek en eredienst, maar het is toch ook gewoon een voorrecht om zó een kerkdienst te vieren? A Een voorrecht om zó een kerkdienst te vieren En dan ook nog onder een open hemel, met de zon in je gezicht. Zo ervaar je de diversiteit van de wereldkerk aan den lijve. Zo ervaar je de verbondenheid met die ene God die in Malawi net zo dichtbij is als in Nederland. Die in Malawi net zo erbij is als in Nederland.

Een lange vakantie in Afrika


Bovenstaande reflecties schreef ik enkele maanden geleden op ons weblog. Met dat medium en andere proberen we iets te communiceren van wat we meemaken tijdens ons werk in Malawi. Elke maand bekijken zo'n 140 mensen wat we schreven. Maar wat komt ervan over? Wat heeft mijn ervaring in Kapirimtende te maken met de kerk in Nederland?

Ik worstel met die vraag, omdat die hoort bij mijn taak als uitgezondene namens de Protestantse Kerk in Nederland. Bij onze uitzending kregen we de vraag mee: ‘Zoek uit wat we kunnen leren van de kerk in Malawi’. Wederkerigheid staat immers hoog in het vaandel. Maar wat kunnen we er nu eigenlijk echt mee in de praktijk? Past Kapirimtende niet gewoon in het rijtje kerkdiensten in Ootmarsum, Rome, Bourg en Bresse, Stanstead Abbotts? Plekken waar ik in vakanties naar de kerk ging. Interessante ervaringen, mooie ervaringen, blikverruimende ervaringen, maar zonder betekenis voor de kerk in Nederland. Tenminste, ik heb niet de indruk dat we in het algemeen onze vakantie-ervaringen laten doordringen in de manier waarop we in Nederland kerk zijn.

En ik vraag me af waarom dat nu anders zou zijn. Is ons verhaal over Malawi niet gewoon een lange versie van een vakantieverhaal? Fijn, mooi, indrukwekkend bij tijden, maar zo onvoorstelbaar anders dat we er niet eens aan denken of we er verder iets mee zouden moeten.

Zijn dit vragen van een idealistische zendeling die voor zijn gevoel zijn verhaal niet goed kwijt kan? Of is er meer aan de hand? Komt hier vanuit een persoonlijke ervaring een fundamentele vraag aan de oppervlakte?

‘The great issues of twenty-first-century Christianity are likely to be ecumenical. The most urgent issues of ecumenism no longer relate to confessional and denominational issues. (...) The great ecumenical issues will be about how African and Indian and Chinese and Korean and Hispanic and North American and European Christians can together make real the life and body of Christ.’ [1]

Aan het woord is Andrew Walls, emeritus hoogleraar aan de universiteit van Edinburgh en ‘misschien wel de belangrijkste persoon die u nog niet kent’ [2]. Als je het bovenstaande citaat goed leest, zie je dat hij de vraag naar de relatie tussen christenen in Kapirimtende en christenen in Delft in het hart van de theologie plaatst. Nee, sterker nog: in het hart van ons christen-zijn. Daar las ik van op. Het vinden van een antwoord op de vraag hoe we Nederland en Malawi verbinden overstijgt blijkbaar mijn persoonlijke worsteling. Hoe komt Walls tot deze uitspraak en hoe legt hij de verbinding?


Wie is Andrew Walls?


Andrew F. Walls (1928) studeerde theologie in Oxford waar hij zich specialiseerde in de patristiek. Hij werkte van 1957 tot 1966 in Sierra Leone en Nigeria als docent kerkgeschiedenis en godsdienststudies.

Zijn periode in Afrika vormde zijn denken. Naar eigen zeggen ging hij erheen in de volle overtuiging dat het doceren van kerkgeschiedenis waardevol was vanwege de lessen die de ‘jonge kerken’ daaruit konden leren. De omslag kwam op ‘de dag waarop ik me opeens realiseerde dat ik, terwijl ik de expert uithing over die lappendeken van fragmenten die de christelijke literatuur van de tweede eeuw vormt, in feite leefde in een kerk uit de tweede eeuw. Ik werd omringd door de manier van leven, de eredienst en de manier van denken over gemeenschap zoals die gewoon was in de tweede eeuw. Waarom zou ik niet stoppen de expert uit te hangen en beginnen te observeren? (...) Die ervaring veranderde (mij) voor de rest van (mijn) leven: in plaats van proberen oude bronnen toe te passen in het heden, begon ik het materiaal uit de tweede eeuw te bekijken in het licht van alle religieuze activiteiten om mij heen’. [3]

Na bijna tien jaar in Afrika keerde Walls terug naar Schotland waar hij aan verschillende universiteiten hoogleraarsplekken bekleedde. In 1982 begon hij het Centre for the Study of Christianity in the Non-Western World aan de University of Edinburgh. Hij leidde dit centrum tot 1996. Als emeritus hoogleraar geeft hij college aan universiteiten over de hele wereld.

Walls heeft geen boeken geschreven, maar is met name bekend geworden door twee verzamelingen essays, The Missionary Movement in Christian History. Studies in the Transmission of Faith (1996) en The Cross-Cultural Process in Christian History. Studies in the Transmission and Appropriation of Faith (2002).

Van Noord naar Zuid


Walls maakt de bovenstaande opmerking aan het einde van een essay over ‘Zending en de demografische transformatie van de kerk’. In dit essay analyseert hij de transformatie van de kerk onder invloed van het werk van verschillende zendingsbewegingen wereldwijd.

We realiseren ons als christenen in Nederland natuurlijk terdege dat er een transformatie heeft plaatsgevonden in de twintigste eeuw. Maar welke is dat in onze ogen? Wij zouden zeggen: kenmerkend voor de transformatie van de kerk in de twintigste eeuw is de enorme doorwerking van de secularisatie die haar wortels heeft in het Verlichtingsdenken. Wereldwijd gezien slaat dat echter nergens op. Wereldwijd is voor het christendom niet de Verlichtingsbeweging de belangrijkste oorzaak van de transformatie van de kerk, maar de zendingsbeweging.

We weten natuurlijk wel dat we in onze gemeenten in Nederland geen doorsnede van de wereldkerk aantreffen. De laatste tijd is er door allerlei publicaties meer aandacht gekomen voor de enorme verschuiving die zich de afgelopen eeuw heeft voorgedaan in het wereldchristendom. Het ‘zwaartepunt’ van de christenheid verschuift steeds meer naar het zuiden, naar Afrika en Latijns-Amerika. In 1900 woonde tweederde van de christenen in Europa. Vandaag de dag is dat minder dan 25% en rond 2025 zal dat tot onder 20% zijn gezakt [4]. En dat is veel minder het gevolg van de afname van het aantal gelovigen in Europa onder invloed van de Verlichtingsbeweging dan van de toename van het aantal gelovigen in het zuiden onder invloed van de zendingsbeweging.

Dit soort algemene, statistische observaties wordt overigens bevestigd in verhalen van alledag. Toen ik een tijdje geleden mijn Malawiaanse collega's vroeg wat hun was opgevallen tijdens hun reis naar een aantal presbyteriaanse gemeenten in de Verenigde Staten, begonnen ze uiteraard met de opmerking dat de voorzieningen onvergelijkbaar veel beter waren. ‘Maar’, zo liet een van hen er direct op volgen, ‘wat ons verbaasde was de grootte van de gemeenten. We kwamen in gemeenten waar ze trots waren dat ze honderdvijftig leden hadden. De grootste gemeente had misschien vijfhonderd leden. Terwijl vijfhonderd bij ons in Malawi het minimale aantal is om jezelf een gemeente te mogen noemen!’

Waar in het begin van de twintigste eeuw de ‘typische’ christen een blanke, Europese man uit de middenklasse was, is aan het begin van de eenentwintigste ste eeuw een ‘typische’ christen waarschijnlijk een zwarte vrouw uit een dorp in Malawi [5]. Dat betekent dat mijn kerkdienstervaring in Kapirimtende representatiever was voor hoe de kerk wereldwijd die zondag samenkwam dan de meeste kerkdiensten in Nederland.

Les één: Ons past bescheidenheid


Deze verschuiving herbergt een aantal lessen voor ons in Nederland. Allereerst moeten we echt tot ons door laten dringen dat we niet meer de ‘grootste speler’ zijn. We zullen dan voorzichtiger worden voor we beweringen doen over ‘wat christenen geloven’ of ‘hoe de kerk aan het veranderen is’ [6]. Want ons perspectief is niet meer zo representatief.
Het betekent ook dat we niet langer toonaangevend zijn. B We zijn niet langer toonaangevend Of omgekeerd geformuleerd: we zullen moeten leren omgaan met kritiek op onze theologische standpunten en onze theologische blinde vlekken vanuit de meerderheid van de kerk.

Hoe dat werkt ervoeren de kerken in Europa in 2004, toen de Assemblee van de World Alliance of Reformed Churches tijdens haar vergadering in Accra, Ghana, een vergaande belijdenis aannam. Een belijdenis waarin ons westerse consumptiepatroon en de bijbehorende economische structuren in scherpe bewoordingen werden veroordeeld. Het waren vooral de niet-westerse delegaties die ervoor zorgden dat deze belijdenis er kwam. De meeste westerse afgevaardigden voelden zich er in eerste instantie niet gemakkelijk bij. Ze lieten zich echter overtuigen dat hun beoordeling van de wereldeconomie in het licht van de Bijbel op z'n minst onevenwichtig was geweest. [7]
Toch had de Nederlandse delegatie bij thuiskomst veel uit te leggen. Mensen die niet de gedachtewisselingen op de Assemblee hadden meegemaakt, viel de verklaring rauw op het dak. Zo werd er tijdens de Generale Synode van de PKN in december 2004 uitgebreid gedebatteerd of de verklaring niet veel te negatief van toon was en de analyse erin niet eenzijdig. En hadden de westerse economische structuren ook niet veel goeds gebracht? [8][9]

Voor de delegatieleden waren het echter niet zozeer de doorwrochte discussies geweest die de doorslag gaven. ‘Wat in Accra een grote rol speelde, was de lijfelijke ontmoeting met mensen uit het Zuiden. Armen: fiere mensen zoals u en ik. De verhalen krijgen een gezicht. Arm, rijk, blank, zwart, man, vrouw, jong of oud, uit Noord en Zuid, je ontmoet elkaar als gelijken, als christen, bezorgd om de toekomst van de wereld en van de kerk. Wat ook confronterend was: als blanke ben je heel erg in de minderheid … Zo was het in Accra en zo liggen de verhoudingen in de wereld.’ [10]

Les twee: We mogen verwachtingsvol uitzien naar nieuwe perspectieven


Tegelijk creëert bescheidenheid ook ruimte. Ruimte om te luisteren en te leren. Andrew Walls moedigt ons aan om in ons luisteren verwachtingsvol te zijn [11]. Omdat we vanuit de nieuwe centra van theologiebeoefening in Ghana, in Korea, in Argentinië nieuwe gezichtspunten kunnen verwachten. Nieuw zicht op de lengte en breedte, hoogte en diepte van het heil in Jezus Christus (vgl. Efeziërs 3:17-19).

Waarom mogen we nieuwe gezichtspunten verwachten uit het Zuiden? Omdat de vragen die zij stellen nieuwe vragen zijn. Omdat de agenda van de theologie altijd opkomt uit het concrete leven. Dat is de stelling van Andrew Walls: ‘Het doel van theologiebeoefening is christelijke beslissingen nemen en uitleggen. Theologie gaat over keuzes; het is een poging om op een christelijke manier te denken. En de noodzaak tot keuzes en beslissingen komt op uit specifieke levenssituaties. In die zin is de theologische agenda altijd cultureel bepaald.’ [12]

Zo wordt de theologische agenda in Afrika gekleurd door de traumatische ervaringen van apartheid, burgeroorlog en genocide. Die ervaringen roepen diepe vragen op over vergeving en verzoening. Het voorbeeld van de Truth&Reconciliation Commission in Zuid-Afrika is uitgegroeid tot een icoon van wat verzoening kan betekenen voor een land. Wereldwijd realiseren mensen zich dat daar iets belangrijks is gebeurd. Iets wat betekenis heeft voor ons allemaal. En zo is in allerlei fora - zowel binnen de Wereldraad van Kerken, de meer evangelicale Lausanne-beweging en ook in de rooms-katholieke kerk - bezinning op gang gekomen. Bezinning die niet alleen leidt tot nieuwe praktisch-theologische inzichten [13], maar die zelfs resulteert in oproepen om verzoening (weer) te plaatsen in het hart van de theologie en missiologie [14].

Naast dit prominente voorbeeld zijn er nog vele andere te noemen van hoe hun specifieke levensomstandigheden Afrikaanse christenen dwingen tot nieuwe christelijke beslissingen waarvoor ze nieuwe theologische bezinning nodig hebben. Grote en kleine beslissingen. Grote en kleine bezinning. Laat ik nog één voorbeeld geven. Vanuit haar gebrek aan predikanten leert de Malawiaanse kerk ons met nieuwe ogen te kijken naar talenten van gemeenteleden. C Met nieuwe ogen kijken naar de talenten van gemeenteleden Ik verbaas me nog wekelijks over de vrijmoedigheid waarmee hier in Malawi gewone gemeenteleden een rol krijgen in de eredienst. Bijvoorbeeld een dienst volledig - inclusief preek - verzorgd door studenten van de verpleegkundeopleiding hier ter plaatse. Bij mijn weten is er geen theologische bezinning over de 'ambtelijkheid' van een kerkdienst voorafgegaan aan dit soort vrijmoedige keuzes. De ambtsleer hier in Noord-Malawi is op papier nog klassiek gereformeerd, maar de praktijk zet die danig onder druk. Het wachten is nu op een Malawiaanse theoloog die ons daar nieuwe woorden voor geeft. En misschien zullen die ook van waarde zijn voor onze Nederlandse discussies over het ambt [15].

Les drie: Theologische verschillen staan eenheid niet in de weg


De diversiteit van vormen die het christelijk geloof aanneemt in verschillende culturen wereldwijd kan ons dus helpen om elkaar te corrigeren (les 1) en aan te vullen (les 2). Maar dat gebeurt alleen als er daadwerkelijk contact en gesprek is tussen de kerken uit die verschillende culturen. Zo komen we terug bij de vraag naar de eenheid van de christelijke kerk, de oecumene die Walls in het hart van het christen-zijn plaatst. ‘The church must be diverse because humanity is diverse; it must be one because Christ is one.’ [16]

Als Walls vervolgens uitwerkt hoe de kerk in al haar verscheidenheid toch één kan zijn, verwijst hij veelvuldig naar Paulus' brief aan de Efeziërs. Hij doet dat tegen de achtergrond van een specifieke interpretatie van de situatie van de kerk in Paulus' dagen. Wij stellen ons die situatie meestal zo voor dat elke stad één christelijke gemeente had met daarin gelovigen van zowel Joodse als Griekse (heidense) afkomst. In onze beleving waren die samen tot een nieuwe vormgeving van leer en leven gekomen die respect afdwong bij de mensen om hen heen. Wij leggen op die manier de nadruk op de gelijkheid van alle christenen ondanks hun verschillen in afkomst.

Maar Walls legt juist de vinger bij de spanningen tussen gelovigen van verschillende afkomst die een telkens terugkomend thema vormen in het Bijbelboek Handelingen en in de brieven van Paulus. In Walls’ schets was de situatie veel spannender dan wij denken. De kerk bestond feitelijk uit twee min of meer gescheiden groepen christenen met elk een eigen christelijke levensstijl - de één geënt op de Joodse wet, de ander geënt op de Griekse levensstijl. Eenheid in en tussen die gemeenten was geen gegeven, maar een opdracht. D Eenheid was een opdracht

En in die context lagen twee gevaren op de loer. Het eerste gevaar vormde de neiging om één versie van het christelijke geloof te claimen als de ware en tot norm te stellen. Dit gevaar werd bezworen tijdens het apostelconvent in Jeruzalem zoals beschreven in Handelingen 15. Het tweede gevaar was de waarheidsvraag te laten vallen of beide vormen even waar te beschouwen en langs elkaar heen te leven [17]. Die route wijst Paulus met nadruk af in zijn brief aan Efeze.

In deze brief brieft benadrukt Paulus dat Joodse en Griekse christenen alleen samen tot de volheid in Christus kunnen komen: ‘In verbondenheid met Hem wordt ook u samen gebouwd met alle anderen tot een plek waar God woont door Zijn Geest.’ (Efeziërs 2:22 in Walls’ eigen vertaling). Losse stenen worden niet samengevoegd tot één nieuwe steen, maar verbonden tot een huis, een tempel waarin God woont. Elk heeft zijn unieke plek en bijdrage aan de volheid in Christus. Het antwoord op diversiteit in christelijke geloofswijzen is niet bekeringsijver of onverschilligheid, maar verbondenheid.

Bekeringsijver en onverschilligheid zijn geen optie omdat elke christelijke gemeente en elke kerk uiteindelijk in zichzelf incompleet en incorrect is. ‘De één kan niet zonder de ander, elk is nodig om de ander te completeren en te corrigeren; want elk is een uitdrukking van Christus in een bepaalde unieke context (...). De volheid van Christus komt tot stand door het samenkomen van deze gefragmenteerde uitdrukkingen (...).’ [18]

Voor Walls is wat in Efeze gebeurde in de eerste eeuw - tijdens wat hij noemt het Ephesian Moment van de vroege kerk - het telkens terugkerende patroon van de zending overal ter wereld. Telkens als de boodschap van Jezus Christus in contact komt met een nieuwe cultuur wordt de boodschap noodgedwongen vertaald in termen van die specifieke cultuur: haar woorden en haar vragen. En tegelijk wordt die cultuur door het luisteren naar die vertaling ook getransformeerd, bekeerd.

In dat tweeledige proces van vertalen en bekeren ontstaat een nieuwe unieke expressie van het heil. Voor Walls is dan de centrale vraag telkens opnieuw: hoe verhouden zich de nieuwe expressies tot de reeds bestaande? ‘The Ephesian question (...) is whether or not the church in all its diversity will demonstrate unity (...). Will the body of Christ be realized or fractured in this new Ephesian moment?’ [19]

Les vier: Onze eenheid begint aan de avondmaalstafel


Dat is de centrale vraag van de oecumene: als christelijke diversiteit een fundamenteel gegeven is, waarin schuilt dan onze eenheid? Hoe werkt dat in concreto, dat samenkomen van ‘gefragmenteerde uitdrukkingen van de volheid van Christus’, zoals Walls het noemt? Hoe kunnen christenen in Delft en Kapirimtende één zijn?

Het gesprek tussen kerken wereldwijd is cruciaal. Gesprek om elkaar aan te vullen en gesprek om elkaar te vermanen. Maar minstens zo cruciaal is de basisvoorwaarde voor dat gesprek: de persoonlijke ontmoeting tussen mensen. En de vraag is dan waar die ontmoeting plaatsvindt. In vergaderzalen waar de diverse (wereld)raden van kerken samenkomen? Of in rechtszalen als we zoeken naar de rechtmatige verdeling van kerkelijk bezit? Of op marktpleinen als we op Pasen samen zingend getuigen van onze opgestane Heer? [20]

Walls verwijst ons in dit verband naar het oerchristelijke symbool van het avondmaal [21]. Meer dan waar ook moet de eenheid worden bevestigd in de viering van onze verbondenheid met Christus. Met elkaar aan tafel. Dat is de belangrijkste boodschap van Efeze: de avondmaalstafel is de plek waar de twee culturele groepen - Joodse en heidense christenen - bij elkaar moeten kunnen komen. De tafelgemeenschap is de lakmoesproef voor de eenheid van de kerk. E De tafelgemeenschap als lakmoesproef Het boek Handelingen vertelt daar bij herhaling over. Hoe Petrus - met veel pijn en moeite - werd overgehaald aan tafel te gaan bij een Romeinse christen-officier. Hoe hij daar later van terugkwam, maar door Paulus daarover terecht werd gewezen.

Ik heb avondmaal gevierd in Ekwendeni, Ootmarsum, Rome, Bourg en Bresse en Stanstead Abbotts. En voelde me diep verbonden met mijn medegelovigen die op dat moment om mij heen stonden, zaten of knielden. Het doet me pijn dat ik overal ter wereld het avondmaal kan vieren, maar niet in Nederland met mijn vrienden, verspreid over verschillende kerken in de gereformeerde orthodoxie.

Voor ons is het gedeelde avondmaal vaak de uitkomst. Het eindpunt van een lang proces van waarheidsvinding: zijn we wel verbonden in Christus? Maar misschien - of waarschijnlijk - is het Bijbelser om het avondmaal te zien als beginpunt dan als eindpunt.

Eenheid begínt met samen avondmaal vieren. In al onze diversiteit vieren dat we samen gebouwd worden tot een tempel van de Geest. In al onze diversiteit vieren dat Christus ons hoofd is. Om dan vervolgens ‘na te praten’ over hoe onze diverse christelijke getuigenissen elkaar aanscherpen en aanvullen.

CV


Ir. Martijn van den Boogaart is organisatieadviseur van de Presbyteriaanse Kerk in Noord-Malawi.

  1. Andrew F. Walls, ‘From Christendom to World Christianity. Missions and the Demographic Transformation of the Church’, in: Andrew F. Walls, The Cross-Cultural Process in Christian History, Orbis Books (2002), p. 69.
  2. Tim Stafford, ‘Historian Ahead of His Time. Andrew Walls may be the most important person you don't know’, ChristianityToday Magazine, February 8, 2007.
  3. Andrew F. Walls, The Missionary Movement in Christian History. Studies in the Transmission of Faith, Orbis Books (1996), p xiii.
  4. Philip Jenkins, The Next Christendom. The Coming of Global Christianity. Revised and Expanded Edition, Oxford (2007), p. 2.
  5. Naar Philip Jenkins, a.w., p. 1.
  6. Philip Jenkins, a.w., p. 3.
  7. Zie: Stichting Oikos, Globalisering en belijden. Het Accra-document in discussie. Utrecht, (2005), p. 5-7
  8. Greetje Witte-Rang, Gerechtigheid en Vrede, werken aan een geloofwaardige economie. Sibiu-lezingenreeks van de Raad van Kerken, 23 februari 2007.
  9. PKN, Accra's Appèl. Gespreksnotitie over geloof en economie, Utrecht, oktober 2005.
  10. Margreet Swankhuisen, Reactie op de Accra-verklaring, Studiebijeenkomst van de Stichting Oikos, Utrecht, september 2004.
  11. Andrew F. Walls, The Cross-Cultural Process in Christian History, Orbis Books, 2002, p. 81
  12. Walls, a.w., p.79.
  13. Vgl. World Council of Churches, Mission as Ministry of Reconciliation. Preparatory Paper No. 10 for the 2005 Conference on World Mission and Evangelism in Athens, May 2005.
  14. Vgl. Robert J. Schreiter, ‘Reconciliation and healing as paradigm for mission’, in: International Review of Mission, Vol. 94, No. 372, January 2005, p. 74-83.
  15. Vgl. Stefan Paas, ‘Is de gereformeerde ambtsleer anno 2007 nog houdbaar?’, Lezing voor de Christelijk Gereformeerde predikantenvereniging, 29 mei 2007.
  16. Walls, a.w., p. 77.
  17. Walls, a.w., p. 78-79.
  18. Walls, a.w., p. 78.
  19. Walls, a.w., p. 81.
  20. Zie www.paasjubel.nl.
  21. Walls, a.w., p. 77.