Redactioneel
Deze zomer was ik in de San Vitale in Ravenna, de kerk die in de tijd van Karel de Grote bekend stond als de mooiste van het hele rijk. Nu, wie de imponerende maar tegelijkertijd door zijn kleine ramen en hechte bouw beschutting biedende zesde-eeuwse kerk heeft bezocht, kan daar iets van begrijpen. In duizelingwekkende mozaïeken, steentje voor steentje zorgvuldig gelegd en nog altijd helder glinsterend, worden woordeloze maar sprekende preken geboden.
Terwijl het dak recht boven het altaar het agnus dei, het Lam Gods, te zien geeft - geslacht voor onze zonden -, wordt het geflankeerd door enerzijds het offer van Abel en Melchizedek en anderzijds het offer van Abraham. Onwillekeurig sta je de vier Bijbelverhalen met elkaar te verbinden en valt je oog opnieuw op het altaar: daar, in de Maaltijd, komen die verhalen niet alleen samen maar ook nog eens heel dichtbij. Vanuit het verleden dringt via de eucharistie, de goede gave, het offer van Jezus onze tijd binnen, klopt het aan ons hart en vormt het ook ons – net als de kerk van de zesde eeuw – tot het lichaam van de Heer.
In dit nummer voert de protestantse predikant Arjen Terlouw een pleidooi voor een frequentere viering van de Maaltijd des Heren dan we tot dusver in de gereformeerde en evangelische traditie gewoon zijn. Hij doet dat tegen de achtergrond van een discussie waarin Wapenveld al sinds de jaren 1990 een belangrijke rol speelt, die over de invloed van evangelische spiritualiteit binnen protestantse kerken. Voor Terlouw is een hernieuwde waardering van de sacramenten een antwoord op de aandacht voor het lichamelijke in onze belevingscultuur en raadt hij dit niet alleen aan de soms wat stijve gereformeerde, maar ook aan de soms wat te losse evangelische gemeenten aan. Het mes snijdt ook aan twee kanten in zijn pleidooi om aanbidding en lofprijzing nadrukkelijk in te bedden in het geheel van de liturgie, die in het teken staat van het herdenken van de grote daden van God.
Fascinerend aan de mozaïeken in Ravenna is dat tegelijkertijd duidelijk is welk Bijbelverhaal wordt verbeeld, maar ook dat het in de Byzantijnse context van de vroegmiddeleeuwse Italiaanse stad is vervaardigd. De Bijbelheiligen dragen zesde-eeuwse gewaden, terwijl de vegetatie en de dieren zo uit de omliggende natuur weggelopen lijken te zijn. De boodschap van het Evangelie werd verkondigd in het gewaad van de eigen tijd.
Precies dat is wat Willem Lock en Robert van Putten als twee representanten van de jongere generatie voor onze tijd betogen. Zij waren nauw betrokken bij een stevige discussie over nut en noodzaak van ‘postmodern gereformeerd’ geloven, die zich in diverse media afspeelde naar aanleiding van een bundel en congres van het Rotterdamse CSFR-dispuut. In hun artikel zetten ze een extra stap en benadrukken dat waarden en relaties de sleutel moeten zijn voor een nieuwe contextualisering van het gereformeerde geloofsgoed. Aan de iets oudere generatie – de dertigers – en hun geloofsleven wijdt Nederbelg Johan Visser zijn bijdrage. Twee artikelen die laten zien hoezeer christenen zich niet van hun cultuur kunnen en mogen losmaken.
Hendri van Maanen levert met Hans Achterhuis’ jongste publicatie in de hand een stevige analyse van de wortels van de economische en maatschappelijke problemen waarin we wereldwijd verzeild zijn geraakt. De Nederbelg Johan Visser, tenslotte, vraagt aandacht voor dertigers en hun geloofsleven. Twee artikelen die laten zien hoezeer christenen zich niet van hun cultuur kunnen en mogen losmaken.
Tot slot biedt dit nummer ook een korte introductie op het aanstaande Wapenveld-congres. Vergeet niet u snel aan te melden. Als redactie zien we ernaar uit eindelijk onze lezers eens persoonlijk te ontmoeten. Dus: tot ziens!