Geloven in een seculiere tijd
De minister-president was tijdens de Algemene Beschouwingen heel stellig: Nederland is een christelijke natie en dat weerspiegelt zich op allerlei manieren in onze staatsinrichting. Het is echter niet genoeg dit als een mooie traditie en een louter uiterlijke zaak te zien. Alleen gevoed door een krachtige christelijke levensovertuiging kan Nederland in de huidige barre tijden overeind blijven. Aldus minister-president Hendrikus Colijn in 1936.
Wellicht nog opmerkelijker dan Colijns onverholen christelijke boodschap, is dat geen van de Kamerleden opstond om de eerste minister te vragen of hij het wel echt goed had gehoord. Integendeel, na Colijn nam de liberale voorman Oud als diens minister van Financiën het woord en ging gewoonweg door met het bespreken van de begroting voor 1937.
In die vooroorlogse jaren was het nog heel gewoon om Nederland als christelijke natie te betitelen en kon een gereformeerde premier zonder moeite de dominee in de politicus naar boven laten komen. Er heerste een brede consensus, slechts aangevochten door enkele partijen ter linkerzijde die parlementair buitenspel stonden, over de aard van de Nederlandse staat en samenleving.
Ondanks de verzuilde verdeeldheid was er een algemeen christendom dat boven de geloofsverdeeldheid uitging, waarin ieder zich kon vinden. Deze uitgedunde versie van het christelijk geloof, acceptabel voor liberalen, protestanten, katholieken en veel sociaal-democraten, was de Nederlandse civil religion. Niet voor niets stond dan ook in de onderwijswet dat het openbare onderwijs niet alleen toegankelijk was voor alle kinderen, maar ook hen diende te onderwijzen in de algemene christelijke beginselen.
In dit moderne Nederland, dat in de negentiende eeuw door de verlichte koning Willem I was geschapen, had iedere levensbeschouwelijke groep zijn eigen inbreng en konden zij vanuit hun eigen overtuiging bijdragen aan het publiek belang. Eigenheid en eenheid gingen zo hand in hand – en beide waren religieus gefundeerd.
Plaats daar tegenover het vroeg-eenentwintigste-eeuwse Nederland. We hadden opnieuw – misschien wel voor het laatst – een gereformeerde premier, Jan Peter Balkenende. Maar hij lette zorgvuldig op zijn woorden en haalde het niet in z’n hoofd om in het parlement het land christelijk te noemen en al helemaal om daar op te roepen tot een hechter gefundeerd geloof. Toen hij buiten de politieke arena in het tv-programma Hour of Power de uitspraak deed dat je zonder geloof niet kunt functioneren, kreeg hij prompt het hele land over zich heen en moest zich in de Tweede Kamer komen verantwoorden. Hij haastte zich te benadrukken dat hij alleen voor zichzelf sprak, maar het kwaad was al geschied.
Het contrast tussen Balkenende en zijn grote voorbeeld Colijn is in een aantal opzichten illustratief. De consensus over Nederland als christelijke natie is ingewisseld voor het zelfbeeld van een seculier land – hoewel nog lang niet duidelijk is wat dat dan precies betekent, vooral ook in relatie tot geloofsgemeenschappen. Geloof heeft zich ondertussen in toenemende mate verplaatst van het publieke naar het private domein en velen in de samenleving reageren geprikkeld als ze ook maar de indruk krijgen dat die grens wordt overschreden.
Een seculiere, postchristelijke tijd
Wat is er precies gebeurd? Er zijn twee karakteriseringen van onze tijd die de laatste tijd veelvuldig opduiken en ons kunnen helpen de veranderde rol van het christelijk geloof in onze samenleving te duiden. Allereerst leven we, volgens de analyse van Charles Taylor, in een ‘seculiere tijd’ . Dat is niet een tijd waarin God en geloof taboe zijn geworden, maar vooral een periode waarin geloven in God niet meer vanzelfsprekend is en niet langer de veronderstelde basis is onder het hele maatschappelijke bestel. Zowel gelovigen als niet-gelovigen moeten in deze nieuwe constellatie hun ideeën steeds weer verdedigen.
De tweede karakterisering is dat we in een postchristelijke tijd leven. Daarmee wordt niet zozeer gedoeld op een samenleving zonder christenen, maar wel een waarin ‘christendom’ als machtspolitieke factor grotendeels is uitgewerkt. Niet langer stoelt de civil religion vooral of uitsluitend op het christelijk geloof en wordt aan christenen en hun overtuigingen binnen de overheid en het publieke domein de voorkeur gegeven. Het christelijk geloof is vanuit het perspectief van de overheid op z’n best een van de religies in de samenleving geworden. Deze analyse, waarvoor aanzetten te vinden zijn bij Dietrich Bonhoeffer, is verder uitgewerkt door met name Angelsaksische theologen als Stanley Hauerwas, Oliver O’Donovan en meer populariserend door Stuart Murray .
Beide analyses versterken elkaar en plaatsen de veranderde rol van het christelijk geloof in de Nederlandse samenleving in een bredere context. Overal in Europa is de ontwikkeling zichtbaar waarbij de publieke en politieke uiting van het christendom niet langer dominant is en verschuift daardoor ook de betekenis van het geloof steeds meer van het publieke naar het private domein.
Christelijke conservatieven
Ondertussen is het de vraag wat dit precies betekent voor christenen en voor de gemeenschappen waarin christenen verzameld worden, de kerken. Het debat in de christelijke kranten, tijdschriften en websites ging het afgelopen jaar met name over dit thema en recente publicaties van James Kennedy, Gerard Dekker en Stanley Hauerwas haakten daarop in . Ook als Wapenveld-redactie hebben we dit als een van de belangrijkste thema’s aangemerkt voor verdere bezinning.
Sommige christenen betreuren de ontwikkelingen en proberen het tij te keren. De beweging rond Bart Jan Spruyt, die zichzelf thans opnieuw probeert uit te vinden als ‘christelijk conservatief beraad’, is daar een goed voorbeeld van. Vanuit een historische invalshoek wordt geprobeerd de samenleving bij haar christelijke oorsprong terug te brengen. Die vermeende christelijk-nationale identiteit kan dan tegelijkertijd, zoals door de SGP gebeurt, gebruikt worden om een religie als de islam te verwijzen naar het tweede plan.
Het is de vraag of deze insteek verstandig is. Het lijkt vooral een achterhoedegevecht te zijn om een samenleving waarin de grote meerderheid geen actief kerklid meer is en voor wie het christelijk geloof weinig tot niets betekent, via een nationaal-culturele definitie daarvan toch daaraan te verbinden. Velen zullen wel erkennen dat in het verleden het christelijk geloof veel heeft betekend voor onze Europese cultuur en Nederlandse samenleving en dat de sporen daarvan nog aanwezig zijn in ons politiek en juridisch bestel, maar het christendom niet langer als huidig politiek en moreel kader accepteren. De christelijk-conservatieve insteek zal eerder als een laatste stuiptrekking van christenen gezien worden om toch nog de macht naar zich toe te trekken.
Zwaarwegender kritiek is wellicht nog dat hiermee precies het soort cultuurchristendom wordt geschapen, waartegen terecht vanuit orthodox-christelijke kring altijd scherpe kritiek was geuit. Het is een veruitwendiging van het christelijk geloof naar negentiende-eeuwse snit, waarbij het geloof maatschappelijk nuttig wordt gemaakt en wordt gereduceerd tot een sociale en culturele ‘normen en waarden’-theorie. Het gevaar is daarbij levensgroot dat christelijke deugden en visies worden losgemaakt van de navolging van Jezus Christus en daarmee ontdaan van hun wezenlijke en vitale bron. Christelijke normen en waarden zonder Christus verworden echter tot moralisme en doen de boodschap van de kerk eerder afbreuk dan dat ze die bevorderen.
Apologetiek en ethiek
Er is echter ook een andere insteek mogelijk, waarbij niet in de eerste plaats wordt geprobeerd te behouden wat we nog hebben of terug te keren tot een ‘beter’ verleden. Daarbij wordt de huidige situatie geaccepteerd en als vertrekpunt gekozen voor een nieuwe doordenking van de plaats van christenen en kerken in de samenleving, vanuit het idee dat die nieuwe context ook nieuwe mogelijkheden en kansen biedt. Dat is de insteek die zal worden gekozen op het congres dat ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van Wapenveld wordt georganiseerd voor al onze lezers (meer informatie daarover vindt op pagina 00 van dit nummer).
Taylor gaat in zijn boek niet in op de rol die met name kerken zouden kunnen spelen in de nieuwe seculiere tijd, maar geeft daar wel aanzetten toe. Verantwoording zou als een van de sleutelwoorden genoemd kunnen worden. Christenen moeten zich richting niet-christenen verantwoorden over het waarom en de inhoud van hun geloven, maar moeten dat ook intern doen. Ook christenen worden voortdurend aangevochten en kennen twijfels. Apologetiek heeft in deze seculiere tijd daarom – wellicht meer dan voorheen – een belangrijke rol, zowel naar binnen als naar buiten.
Daarnaast is echter de ethiek van groot belang. In de eerdere fase, toen het christendom nog als civil religion dienst deed, waren belangrijke delen van de christelijke ethiek maatschappelijk leidend, zoals bijvoorbeeld de seksuele ethiek. Tegelijkertijd raakte de kerk ook gewend om haar ethiek vanuit het gezichtspunt van de overheid en dus universeel te formuleren. Kerk en samenleving vielen in veel gevallen samen. Hierdoor trad er echter ook een pervertering van de christelijke ethiek op, de kerk legitimeerde vaak de overheid en haar optreden en de meer subversieve onderdelen van de Bijbelse ethiek – over oorlog en vrede, sociale en economische gerechtigheid, etnische verhoudingen – raakten ondergesneeuwd.
Er is dus alle reden om ethiek opnieuw op de agenda te plaatsen en die nadrukkelijk vanuit het gezichtspunt van de kerk als gemeenschap van volgelingen van Jezus te herdenken. De kerk, niet langer als een maatschappelijk toonaangevend instituut, maar als een gemarginaliseerd verschijnsel in een postchristelijke samenleving. Een kerk ook die niet alleen een ethiek heeft, maar die ook belichaamt als – in de woorden van James Kennedy – een contrastgemeenschap. Practise what you preach dient ook nu het wachtwoord van de kerk te zijn.
Beide thema’s, apologetiek en ethiek, zullen tijdens twee keynote lezingen aan bod komen. Wapenveldredacteur en scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, dr. Arjan Plaisier, zal het eerste thema voor zijn rekening nemen. Vanuit zijn functie moet hij met regelmaat in de media kerk en geloof vertegenwoordigen en soms verdedigen. Wat reikt hij aan christenen en niet-christenen voor antwoorden om de eigen rationaliteit van het christelijk geloof helder te maken als sterk alternatief voor andere levensbeschouwelijke opvattingen? Daarbij gaat hij ook in op de context van een nieuwe, soms agressieve vorm van atheïsme (Richard Dawkins, Christopher Hitchens e.a.) .
Ethiek zal het hart vormen van de lezing die Samuel Wells, voorganger van de universiteitskapel van Duke University en als onderzoekshoogleraar christelijke ethiek aan diezelfde Amerikaanse universiteit verbonden. De Britse anglicaan Wells is een jonge en creatieve theoloog die bewust vanuit een postchristelijke kerk ethiek wil bedrijven . Hij zoekt constant naar het eigene van de christelijke ethiek, maar verliest daarbij allerminst de maatschappelijke context uit het oog. In zijn lezing zal Wells ingaan op de spanningsvolle verhouding tussen het Bijbelse verhaal, de christelijke gemeente en de postchristelijke samenleving.
In de tweede ronde zal het congres de keus bieden tussen een aantal deelprogramma’s die het hoofdthema verder uitwerken. James Kennedy zal in gesprek met Bert de Leede zijn toekomstvisie voor kerk en samenleving verder uitwerken. Herman Oevermans gaat op zijn beurt in gesprek met de ex-non Suzanne van der Schot over hoe ze in de hectiek van het moderne stedelijke bestaan ruimte maakt voor haar geloof. [8]. Ook de romanschrijfster en Buitenhofcoryfee Désanne van Brederode komt om over haar visie op geloof, kerk en Nederland te praten. De theologen Bas van der Graaf en Gert Jan Roest, ten slotte, zullen vertellen over de herontdekking van oude christelijke rituelen in de postchristelijke context van hun missionaire gemeenten (respectievelijk de protestantse Jeruzalemkerk en het christelijke gereformeerde Via Nova, beide in Amsterdam).
Allemaal invalshoeken op zoek naar een voorbeeldlezingen voor onbevangen, doorleefd en doordacht geloven in een seculiere en postchristelijke tijd – en daarmee geen louter academische discussie, maar voor ieder christen op z’n eigen plaats in kerk en samenleving van groot belang. Al onze lezers en al hun vrienden: van harte welkom!
Cv
Drs. Bart Wallet is historicus aan de Universiteit van Amsterdam en de Katholieke Universiteit Leuven en hoofdredacteur van Wapenveld.