Zwerven of thuiskomen

Een sociologische analyse van individualisering

Het moderne individualisme lijdt aan een overmoedig streven naar zelfverwerkelijking. Daardoor hebben gemeenschappen het moeilijk in onze cultuur. De auteur komt tot de conclusie dat wij toe zijn aan het zoeken naar een nieuwe balans tussen autonomie en verbondenheid, individu en gemeenschap, willen wij niet voorbijgaan aan de essentie van mens-zijn.

In de tijd dat de farmaceutische industrie ons deed geloven dat er sprake was van een grieppandemie, vierde onze gemeente het Heilig Avondmaal. Normaal gesproken staat de wijze van vieren in onze gemeente onwrikbaar vast. Het sacrament is heilig en dat lijkt ook de vormgeving van de viering te betreffen. Maar zo niet toen onze lichamelijke gezondheid op het spel stond. Deel hebben aan Zijn lichamelijk lijden moest niet al te letterlijk worden genomen. Wij kregen de wijn aangeboden in kleine transparant plastic kelkjes. En terwijl ik daar aanzat dacht ik aan een passage uit een boek van een non, die Ervin Goffman aanhaalt in zijn Totale inrichtingen:

‘zij plaatste haar aarden kom aan de linkerzijde van de moederoverste, knielde, vouwde haar handen en wachtte tot twee lepels soep in haar bedelnap waren gegoten. Daarna ging zij naar de op één na oudste en zo verder, tot haar kom vol was … Toen tenslotte haar kom vol was, ging ze naar haar plaats en slikte de soep, zoals ze wist dat van haar geëist werd, tot de laatste drop. Ze probeerde er niet aan te denken hoe het in haar kom gegoten was, vanuit een dozijn andere kommen waaruit al gegeten was …’

Goffman, een socioloog die vooral publiceerde in de jaren zestig, had altijd een fijne neus voor citaten. Zijn boeken en artikelen zijn doordrenkt van quotes waarin alledaagse taferelen door de opmerkelijke belichting opeens verkeren in onderdrukkende en persoonlijkheid schendende situaties. Zo ook hier. De weerzin van deze non tegen het vernederende bedelen om soep en het moeten nuttigen van verontreinigd eten is bijna in elk woord navoelbaar en wordt versterkt doordat Goffman het plaatst in de context van een totale inrichting. Een omgeving die als kenmerk heeft dat zij je autonomie in alle opzichten ondermijnt. Als lezer kies je bijna als vanzelf haar kant. Zo heb ik het citaat ook altijd gelezen en onthouden.

Maar terwijl ik daar, aan de avondmaalstafel met al die kelkjes, mijmerde over het door Goffman aangehaalde tafereel, verloor het zijn geloofwaardigheid. Want wordt in deze handeling werkelijk afbreuk gedaan aan de persoonlijkheid van deze vrouw? Is dat de symbolische boodschap van dit ritueel? Of wordt hier een vrouw opgenomen in een gemeenschap? Als inwijdingsritueel of door een penitentie? Met mijn kelkje wijn in de hand verlangde ik ernaar de beker aangereikt te krijgen door een gemeentelid en deze door te geven aan de persoon die naast mij zat. Het is per slot van rekening de gemeente die het avondmaal viert.

Autonomie

Goffmans interpretatie van het ritueel maakt het tot een vernederende en bijna sadistische ervaring. Als een ontgroening op het corps. Maar het is een kwestie van perspectief. Net zoals de beleving van een ontgroening bepaald wordt door het perspectief. Toetredende studenten zien er de lol van in. Hebben het gevoel deel uit te gaan maken van een groter en waardevol geheel. Hun individualiteit krijgt betekenis door de gemeenschap waar zij deel van uit willen maken. Dat vergoedt de vernedering. Het doet de vernedering verkleuren tot spel.

Dat neemt niet weg dat Goffman wel een punt heeft. Deze vrouw heeft haar zelf opgegeven en is onder het juk van de gemeenschap doorgegaan. Goffman heeft materiaal genoeg om te illustreren dat een religieuze totale inrichting, hij bedoelt een klooster, nadrukkelijk gericht is op de aantasting van het zelf en citeert dan Thomas Merton: ‘Dit is de zin van het contemplatieve leven en de betekenis van die schijnbaar zinloze regeltjes en voorschriften, van vasten en gehoorzaamheidsblijken, van penitenties en nederigheid en van alle lasten die de dagelijkse gang van zaken uitmaken in een contemplatief klooster: zij dienen er alle toe ons te laten beseffen wie wij zijn en Wie God is – opdat wij gaan walgen van onze eigen aanblik en ons tot Hem wenden. Uiteindelijk zullen wij dan Hem in onszelf zien, zullen wij Hem zien in onze gelouterde ziel die een spiegel is geworden van Zijn oneindige Goedheid en Zijn oneindige liefde …

Goffman hoeft zich niet alleen te beroepen op getuigenissen. De leefregel van Benedictus laat er evenmin onduidelijkheid over bestaan. Wie toetreedt tot het klooster legt zijn eigen kleren en daarmee zijn individualiteit af. Van persoon word je broeder of zuster. En, om bij de aanleiding terug te komen, bij het avondmaal gebeurt hetzelfde. Wie aan het avondmaal deelneemt, dient, in de klassieke formulering van de zeventiende eeuw, ‘een mishagen aan zichzelf te hebben’ en belijdt daarmee zijn afhankelijkheid van het ‘volkomen offer’ van Jezus Christus, ‘opdat wij door zijn Geest (die in Christus als in het Hoofd, en in ons als zijn lidmaten woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en al zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid deelachtig worden’. Aan het avondmaal wordt mijn autonomie en daarmee mijn individualiteit getart.

Daarmee is het Heilig Avondmaal tot een maatschappijkritisch statement geworden. In het avondmaal buigt het autonome individu zich met het oog op de verbondenheid met Christus. Maar dat geldt voor vrijwel elke gemeenschap die gekenmerkt wordt door een zekere duurzaamheid of diepgang. Ergens in een gemeenschap wordt het individu, het zelf of de autonomie aangetast. Daarom hebben gemeenschappen het moeilijk in onze van individualisme doordrongen cultuur.

Kritische sociologie

Kritische sociologen en sociaalfilosofen als Goffman, Habermas, Marcuse en Foucault hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van die moderne geïndividualiseerde cultuur. Het centrale thema in hun werk is macht. Sinds de jaren zestig hebben zij de disciplinerende en de identiteit onderdrukkende of manipulerende systemen in het alledaagse leven beschreven. Hoe Goffman dat deed is hierboven weergegeven. Met zijn toneelblik ontleedt hij onschuldige tafereeltjes op hun roltoewijzende werking. Wanneer je eenmaal door zijn bril naar de werkelijkheid hebt gekeken, besef je hoezeer het dagelijks leven vergeven is van machtsspelletjes. Een predikant kan met een enkel armgebaar een hele gemeente in gebedshouding brengen. Een hulpverlener kan met stilte een cliënt bewegen tot een nog verdergaande bekentenis.

Foucault legde in zijn publicaties over de gevangenis, de gezondheidszorg, de psychiatrie en de seksualiteit allerlei vertogen bloot die het individu dwingen zichzelf te verstaan in de taal van de machthebbers. Het maatschappelijke vertoog over criminaliteit en onveiligheid heeft van onze huizen een onneembare vesting gemaakt. Wij sluiten de werkelijkheid buiten met een veelheid aan sloten, camera’s en flitsende lampen. Met als gevolg dat het buurtleven is verdwenen. Daarbij geven wij de overheid de volmacht om al onze gangen na te gaan, onze telefoon af te luisteren, persoonsgegevens te registreren en onze openbare handelingen te filmen. Niet de crimineel wordt opgesloten maar wij sluiten onszelf op. Disciplinering noemt Foucault dat.

Het fraaie in dergelijke analyses is dat allerlei impliciete en expliciete machtsstructuren worden blootgelegd. Daarbij wordt de spijker vaak op zijn kop geslagen. En dat is nuttig. Macht is een gevaarlijk goed. Foucault ging daarbij zover dat hij in zijn structuralistische benadering zelfs het bestaan van het subject ontkende. Het hele idee van het autonome individu was niet meer dan een hersenschim. Wij denken dat wij vrij zijn. Wij denken dat wij denken. Maar het zijn de verborgen machtsstructuren in de taal die wij slechts kunnen reproduceren in ons denken. Vergelijkbaar met de denkbeelden van Lyotard als denker van het Postmodernisme. Het subject wordt vermorzeld. Te midden van deze kritische denkers is Habermas uit ander hout gesneden. Zijn geloof in het individu staat fier overeind. Zijn werk is er, helemaal in de traditie van de Frankfurter Schule, op gericht het individu te emanciperen en mondig te maken. Meedenken, meedoen en meebeslissen. Jarenlang hebben sociologen werk gehad om de kritische theorie van Habermas, waarin alles draait om het veronderstelde autonome individu, in verbinding te brengen met de radicaler en nog somberder maatschappijanalyses van Foucault en Lyotard.

Slachtoffer

Opmerkelijk in deze kritische sociale filosofie is dat macht van alle zijden kritisch en zelfs diskwalificerend wordt benaderd, maar dat fenomenen als vrijheid, individualiteit en autonomie vrijwel niet op eventuele negatieve consequenties worden geanalyseerd. Autonomie en individualiteit staan niet ter discussie. De door verlichting en liberalisme gepropageerde ideologie van het individualisme wordt, weliswaar ingebed in een kritische theorie die beïnvloed is door het socialisme, zonder meer overgenomen.

Het is moeilijk de invloed van deze aanklachten tegen het machtsmisbruik door gemeenschappen vast te stellen. Kun je stellen dat deze theorieën de weg hebben gebaand voor een doorgeslagen individualisme? Dat valt niet mee. Maar door in tal van publicaties elke gemeenschap te benaderen vanuit een machtsperspectief is er veel aversie jegens gemeenschappen gezaaid. Dat werd en wordt nog versterkt doordat een sterk onderscheid wordt gemaakt tussen daders en slachtoffers. Door steeds vanuit het perspectief van het slachtoffer naar gemeenschappen te kijken, worden machtsmisbruik en gemeenschap verbonden. Als vanzelf roept het bestaan van zo’n gemeenschap dan al wantrouwen op. Zo worden de Katholieke kerk en de jeugdhulpverlening voorlopig direct geassocieerd met seksueel machtsmisbruik. Dat een gemeenschap ook nog een zegenende werking kan hebben wordt in de kritische theorievorming nauwelijks in beeld gebracht.

De conservatieve cultuurcriticus Dalrymple heeft beeldend beschreven hoe de kritische theorie uiteindelijk neergedruppeld is in de onderlaag van de samenleving. Iedereen beroept zich op de moraal die eruit voortvloeit: ‘Wat zit je naar mij te kijken? Heb ik wat van je aan of zo? Bemoei je met je eigen zaken.’ Emancipatie. Het lijkt alsof iedereen Foucault gelezen heeft.

Functionalisme

Kritische sociale theorieën, zoals hierboven beschreven, hebben vooral machtsstructuren aan de kaak gesteld. Maar het is de functionalistische benadering in de sociologie en sociale filosofie geweest die vooral heeft bijgedragen aan de popularisering van het individualisme. Soms is het een vorm van haasje-over. De kritische sociologie stelt eerst de patriarchale en heteroseksuele onderdrukkende familiestructuren in een kwaad daglicht. Daarmee wordt vooral de intellectuele elite bereikt. Die weten hoe het politieke spel gespeeld moet worden. NVSH, COC en Vrouwenbeweging worden opgericht en komen in actie.

Wanneer het sloopwerk door de elite gedaan is en in dit geval het heteroseksuele, patriarchale bolwerk vervuld raakt van schaamte, worden emancipatie en je eigen ding kunnen doen salonfähig. Tijd om de massa te overtuigen van de vanzelfsprekendheid van de nieuwe leefstijl. Daar is geen kritische theorie voor nodig. Functionalistische sociale theorieën propageren sinds de jaren tachtig onbekommerd het individualisme als het enig mogelijke en functionele antwoord op processen van modernisering, globalisering en differentiatie. Toonaangevende sociologen als Anthony Giddens, Ulrich Beck en meer recent Anthony Elliott en Charles Lemert stellen dat ‘reflexive individualism’ het onvermijdelijke antwoord is op de ontwikkelingen in onze cultuur. Vaste patronen en tradities bestaan niet meer. Zij zijn in de ogen van deze auteurs verouderd. Ze passen niet meer in een tijd van globalisering. Het onbekommerd najagen van vrijheid heeft niets te maken met narcisme. Deze vrijheid is een onvermijdelijk bijeffect van de dynamiek van globalisering (het verzamelbegrip voor markteconomie, technische ontwikkeling, wetenschappelijke ontwikkeling). De werkelijkheid is zo complex en dynamisch geworden, daar moet je jezelf steeds weer opnieuw op afstemmen. Door reflectie. Daarbij is reflectie zelfreferentieel geworden. Oude verhalen hebben afgedaan. Je bent alleen jezelf tot norm. Je moet doen wat goed voelt. Je eigen ding.

Tegengeluiden

Er zijn natuurlijk wel tegengeluiden. Het meest bekende is De cultuur van het Narcisme door Christopher Lasch. Andere auteurs zijn Richard Sennett (The fall of public man), Robert Bellah (Habits of the heart: Individualism and commitment in American life) en, recentelijk, D. Putman met Bowling alone: the collapse and revival of American community. Steevast luidt hun kritiek dat de individualisering is doorgeslagen. Het schaadt anderen, in het bijzonder kinderen. Bovendien is het slecht voor het individu zelf. Veel moderne vrijheid is in de ogen van conservatieve critici uiteindelijk vervreemding. Conservatief in de zin dat zij een pleidooi voeren voor traditionele verbanden en gemeenschapszin. Een mens is geen individu maar een gemeenschapswezen. Intermediaire structuren zijn nodig om te kunnen overleven. Wanneer die verdwijnen of onder druk staan, schaadt dat uiteindelijk het individu, zo stellen zij op allerlei verschillende manieren.

Zelden ben ik waardering voor deze meer traditionele tegengeluiden tegengekomen. Recentelijk heb ik een zonder meer goede, maar functionalistische analyse van individualisering gelezen: The new individualism; the emotional costs of globalization, door Anthony Elliott en Charles Lemert. Zij vagen de kritiek van bijvoorbeeld Bellah en Lasch op het individualisme als conservatief weg. Er wordt, aldus Elliott en Lemert, door conservatieven te veel verwacht van religie en achttiende-eeuwse inspiratiebronnen (Jefferson en Madison) waarop de Verenigde Staten ooit zijn gebouwd. ‘They are thus left celebrating an image of individualism from a bygone age, one that idealizes individual rationality and logical reasoning and likewise denigrates spontaneous subjectivity and emotional literacy.’ Ouderwets dus. Niet meegegaan met hun tijd.

In de ogen van functionalisten als Lemert en Giddens gaan de meer traditionele critici van het moderne individualisme voorbij aan de impact van de globalisering en de opmars van de moderne communicatiemiddelen. Individualisme heeft volgens de functionalisten nieuwe vormen gekregen als gevolg van globalisering en de nieuwe media. De zogenaamde reflectieve individualisering. Mensen hebben geen verhalen (religieuze verhalen, de verlichting) meer nodig waaraan moraal en zin te ontlenen zijn. Zij schrijven hun eigen levensverhaal en daarbij laten zij zich eerder leiden door emoties dan door rede of geloof.

Hulpverlening

De zogenaamde conservatieve kritiek op individualisering wordt zo door geen van beide individualisering promotende benaderingen in de sociologie of sociale filosofie serieus genomen. Critici in de lijn van Habermas en Foucault benadrukken dat structuren slachtoffers maken. Autonomie wordt juist door structuren en gemeenschappen bedreigd. Functionalisten als Beck en Giddens ontnemen aan individualisering de morele kwestie. Het gaat er niet om of het goed is. Het is onvermijdelijk. Het voltrekt zich. Waarbij zij niet nalaten het als een vooruitgang te typeren, er daarbij op wijzend dat men het blijkbaar ook wil.

Door mijn werk als docent sociologie en supervisor aan een opleiding maatschappelijk werk en een master Contextuele Hulpverlening kom ik dezelfde redenering tegen bij cliënten, hulpverleners en in hulpverleningsmethodieken. Bijna alle hulpvragen van cliënten kunnen teruggebracht worden tot moeiten met de balans tussen autonomie en verbondenheid. Samenleven in een samenleving, een gezin of familie impliceert verbondenheid. Je bent in negatieve zin tot elkaar veroordeeld. Je verlangt naar geborgenheid bij elkaar, passend bij de aard van het samenlevingsverband. Tegelijkertijd is er behoefte aan autonomie. Banden moeten niet te zeer knellen. Maar het knelt natuurlijk vaak wel.

Wanneer dat knellen vanuit een kritische analyse van de macht wordt benaderd, parallel aan de kritische sociologie van Goffman en anderen, valt al gauw het woord slachtoffer. En slachtofferschap biedt een morele rechtvaardiging om de samenleving, een huwelijk of een rechtsstaat, onder druk te zetten of te beëindigen. ‘Het is niet vol te houden. Ik kon het niet langer verdragen. Hij maakte mij kapot.’

De functionele benadering uit de sociologie kom je minstens zo vaak tegen. Hier geen grote morele verwijten, maar de soms wat spijtige constatering: het gaat niet langer. Wij zijn uit elkaar gegroeid. Zo gaat dat soms. Voortzetting zou alleen maar overbodige pijn betekenen.

Hulpverlening lijkt hierbij eerder een versterkende rol te spelen dan een ontmoedigende. Hulpverlenen is reflectie. Niet meer en niet minder. Nergens word je je meer bewust dat je een autonoom subject bent als in therapie.

Overigens niet alleen in de hulpverlening worden we met de gevolgen van individualisering geconfronteerd. De volstrekt niet op gemeenschapszin te betrappen opstelling van de PVV past evenzeer in het plaatje. De vrijheid van de PVV duidt vooral op onverschilligheid.

Verbondenheid

De afgelopen eeuw en in zekere zin de laatste eeuwen zijn wij er wonderwel in geslaagd om ruim baan te geven aan onze autonomie. Intellectueel ondersteund door sociologie en psychologie. Met alle gevolgen van dien voor gemeenschappen. Het meest in het oog lopend is natuurlijk het gezin of het huwelijk. Maar hetzelfde geldt voor kerken, bedrijven en in zekere zin voor de samenleving als geheel. Gestalte geven aan verbondenheid valt ons niet mee. Instituties verworden zo als vanzelf tot netwerken van steeds wisselende samenstelling.

Het lijkt wel alsof elke nieuwe generatie met nog meer gemak gestalte weet te geven aan deze tijdelijke vormen van verbondenheid. Zodra het begint te knellen wordt overgestapt. Symptoom hiervan op een conservatieve school als de CHE is de vlucht die internationalisering genomen heeft. Een groot deel van onze studenten heeft een jaar in het buitenland doorgebracht of doet dat tijdens dan wel na de studie. Jongeren zwerven. Voor een deel om ervaring op te doen. De horizon te verbreden. Maar er zit ook een element van ontworteling en (nog) niet willen wortelen in. In alle ernst vertellen zij dan dat zij alle continenten aandoen. Een jaar lang. Zo boeiend, al die culturen. En in al die culturen werkt God, zeggen de vromen. Ja, God wel, denk ik dan. Maar God is dan ook geen toerist. God woont in Zuid-Amerika.

De moeite met verbondenheid berokkent niet alleen schade aan de instituties, maar ook aan het zelf. Symptomatisch hiervoor is de dertigersproblematiek, waar opeens zoveel aandacht voor is. Larmoyante welvaartsproblematiek. Alles hebben en dan verveeld zijn. Geen richting kunnen bepalen. Tot eigen ontsteltenis ontdekken dat leven ook moeiten kent. Moeiten waar je blijvend voor weg kunt lopen, maar wat tot gevolg heeft dat je nooit een thuis vindt.

Het mag dan larmoyante problematiek zijn, het is er wel. Verloren zonen slurpen nu niet uit een varkenstrog maar slikken antidepressiva. Nerveus verlangend naar een vader die wat anders zegt dan: ‘Je moet je eigen ding doen. Volg je eigen hart.’

Giddens, Beck en anderen stellen dat het onmogelijk is om terug te gaan naar klassieke instituties. Tegelijkertijd bespeur ik bij mijzelf wel een nostalgisch verlangen naar instituties met een duurzaam karakter. Instituties die individualisering begrenzen. Enthousiast werd ik toen ik bij Harry Kunneman, in zijn Voorbij het dikke ik een mooi begrip als ‘plaatsen der moeite’ tegenkwam. Plekken waar je de verbondenheid niet opgeeft als het moeilijk wordt en je autonomie bekneld raakt, maar waar je je er samen met de anderen doorheen worstelt. Plekken waar je samen op zoek gaat naar een nieuwe balans van autonomie en verbondenheid. Ik heb daarvan diverse voorbeelden meegemaakt. In Utrecht transformeerde een gesloten bondsgemeente zich tot een open gemeente. Worstelend. Op mijn werk heb ik gemerkt dat teams boven zichzelf uit kunnen groeien als de moeite niet gemeden wordt.

Zelf

Het moderne individualisme lijdt aan een overmoedig streven naar zelfverwerkelijking. Vergeten wordt dat het zelf zich alleen maar heeft kunnen ontwikkelen doordat het leven gegeven is. Niet alleen door geboorte, maar ook door de bemoeienis van talloze anderen. In al die interacties is het zelf beschadigd, begrensd, bekneld, maar tevens ook gezegend, begunstigd en gestimuleerd. Dat is de essentie van het mens-zijn. Door gemeenschappen zo wantrouwig dan wel hedonistisch te benaderen wordt voorbijgegaan aan het feit dat deze voorwaardelijk zijn voor het voortbestaan van de mens. Wij zijn toe aan het zoeken naar een nieuwe balans tussen autonomie en verbondenheid, individu en gemeenschap. Het zal schade berokkenen aan de autonomie van het individu. Maar het individu zal zichzelf erdoor terugontvangen.

Cv

Wim H. Dekker is als docent sociologie verbonden aan de academie voor Sociale Studies en de Master Contextuele Hulpverlening van de Christelijke Hogeschool Ede.