Het gelukte leven (5)

Over het bloeien en snoeien van de wijnstok

Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen (Johannes 15:5)

Human flourishing, dat is het thema van deze meditatiecyclus. De menselijke ontplooiing en bloei. In eerdere meditaties wees ik op beelden van bloei in de boeken Prediker en Hooglied. Ik had daarbij ook op de druiventros kunnen wijzen. Naast de melk en de honing was Kanaän het land van zware druiventrossen. Het Oude Testament druipt op vele bladzijden van deze overvloed. In het Nieuwe Testament is dat echter niet anders. De lijn wordt voortgezet.

Met name het Johannesevangelie is het boek van de overlopende maat. Jezus is het Brood dat verzadigt, het levend Water dat de dorst lest, Hij is het Licht dat levens in het licht stelt en Hij is de Opstanding en het Leven die doet opstaan uit de dood. Hij is ook Wijnstok, zo maakt Johannes 15 duidelijk. Het is een stil beeld, een wijnstok en bloeiende ranken onder een blauwe hemel. Het is het laatste grote beeld dat Johannes gebruikt en niet toevallig.

Eén ding wordt er in ieder geval duidelijk mee uitgedrukt: de komst van Jezus Christus heeft alles te maken met human flourishing. Geloof in Jezus Christus is er voor bloei. En bloeien is de bedoeling van het menselijk leven. Aan de stam van de Messias bloeien mensen op. Simpel hout komt door de Messias tot een wonderlijk uitbotten van de druif. In zichzelf onbetekenend hout is het, en we horen ergens de vraag van een psalmist: ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt?’ En toch, als het verbonden wordt met de Messias gebeurt er iets wonderlijks. Dan tooien vlees en bloed zich met goddelijke bloei. Dat alles wordt uitgedrukt met dit sterke beeld van de Wijnstok en de ranken. Het is duidelijk: dit is een bloei die verder gaat dan een stukje zelfontplooiing. Het is een bloei van leven uit God. ‘Van heerlijkheid tot heerlijkheid.’ Hier groeien vruchten voor de eeuwigheid.

Er staat een wijnstok geplant

Momenteel zitten we in een minimalistische fase van het christen-zijn. We gaan met de kaasschaaf over het geloof. We hanteren de zeef van de historische kritiek, en alleen wat daarop blijft liggen vindt genade in onze ogen. We plukken het christelijk leven kaal. Soms door verlegenheid, soms op grond van een verkeerd begrepen theologie van het kruis. Tegen deze tendensen in staat hier het beeld van de wijnstok en de ranken die bloeien in Gods licht. Het goede nieuws is dat deze wijnstok er is. Menselijke bloei, glorie, heerlijkheid, het is geen onbereikbare optie. Het is geen droombeeld achter een wijkende horizon. Het hoeft niet uit de eigen tenen getrokken te worden. Er staat een wijnstok geplant in deze wereld. God heeft geraakt aan ons leven. Hij heeft ons gevonden, dood hout, om ons tot leven te wekken. Hij is intiem met ons verbonden geraakt, opdat wij intiem aan Hem verbonden zouden raken. Hij heeft dat gedaan door de ware wijnstok, Jezus. Deze wijnstok bloeit midden in de wereld. Hij staat overal. Zelfs op de plaats van de dood, waar mensen alleen nog maar hangen om dood te gaan.

We zijn van het type dat daar ook voor is bedoeld, om in te groeien in God en te bloeien voor God en de mensen. Het wordt streng gezegd: buiten deze wijnstok is of wordt de mens dood hout. Het menselijk leven is bedoeld om ‘ingeplugd’ te zijn in God en om zo tot ontwikkeling te komen. Dat is geen vrijblijvende optie. Het is de bedoeling dat we transformeren, dat we ingroeien in God en bloeien voor God. Wie losraakt, verliest ziel en zaligheid. Op eigen ‘houtje’ valt er eigenlijk niet te leven. De wijnstok staat in het strenge licht van Gods wereld. Deze bloei of geen bloei. Deze inwijding of ontwijding.

De wijnstok en de ranken is een bijna Dionysisch beeld. Er zit uitbundigheid in. Er zit ontplooiing in. Er komt wat uit. Het christelijk leven is in de eerste plaats in positieve termen te beschrijven. God is de Schepper van de hemel en de aarde en Hij schept door. Ook in het rijk van de Zoon en de Geest is God de scheppende God. Toch is met deze ontplooiing niet alles gezegd. Het mes van de landman flikkert op tussen de regels van dit Bijbelgedeelte. Wat betekent dit anders dan dat er concentratie nodig is, ingetogenheid, om zo tot uitbundigheid te komen? De landman snijdt in levend hout en dat zal de pijn geven. We horen hoe Jezus elders spreekt over het missen van een oog of hand als kostprijs voor de bloei in God.

Snoeien tegen de verwildering

Nu valt het niet mee dat te verstaan of te accepteren. We zien dan onwillekeurig de sinistere dominees en priesters rondlopen, die ‘binding with briars my joy and desires’ (Blake). We zien de hakbijl van de zuil die kort houdt en afhakt. We moeten er niets van hebben. We bibberen over de inhumaniteit van allerlei religieuze potentaten. We moeten die kant ook niet op. De milieus waren te gesloten, de autoriteiten te eigenzinnig en soms ook te dom. Intussen weten we ook van een ander gevaar, en dat is de verwildering. ‘Vrijheid blijheid’ is te simpel. Verlichting en tolerantie zijn aardige dingen, maar ze hebben alleen zin in het kader van een strak gespannen leven. Een christelijk leven weet van een snoeimes. Dat weet ook iedereen die zich aan creatieve arbeid zet. De kunstenaar weet hoeveel er geschrapt en gestreept moet worden. Hoe moeizaam komt het beeld aan het licht. Hoe streng moet de musicus zich onderwerpen aan de wetten van de muziek om zich een eigen vrije ruimte te verwerven. Werkelijke bloei komt alleen in beperking en maat houden tot ontwikkeling. Daar zit een strengheid in, waar ieder weet van heeft die met de kracht van het koninkrijk in aanraking komt. Geen discipel zonder disciplinering. Ook als het mes van de landman minder samenvalt met dat van een traditionele moraal, niemand ontkomt eraan tegen de verwildering in zijn leven maatregelen te nemen.

Een gewoon plaatje van menselijke ontplooiing wordt hier dus niet geboden. De rank moet worden ingeënt en worden gesnoeid. De oorsprong en de uitgroei zijn niet autonoom. Dat is een dubbele ontkenning van autonomie. Eigenlijk geldt dat over de hele linie van ons leven. ‘Mijn woorden moeten in jullie blijven.’ Christus is niet een idee, maar werkt door zijn woorden, die gezegd zijn en die gezegd blijven worden. Woorden die uit een bron komen die wij niet beheersen. Die we moeten horen, steeds weer. Een ABC dat maar niet samenvalt met welke volkstaal dan ook. Er zit heteronomie in ons leven. De druiven van het christelijk leven komen niet tevoorschijn door een wijnstok van eigen natuur of cultuur.

Er zijn hoger handen aan ons bezig, er zijn woorden van ver, er is een stroom van leven die van elders komt. Dat laat onverlet dat menselijk leven zo kan bloeien en tot de bestemming kan komen. Tot zelfontplooiing. Nergens ze we meer onszelf dan zo. Want God heeft echt verstand van mensen. Hij weet van onze eigenlijke vorm. Wie zich uit deze vorm wringt, raakt vervreemd van zijn diepste zelf en wordt een schertsfiguur, een parodie op een origineel. Daarom worden we opgeroepen in Jezus te blijven, zo zullen we veel vrucht dragen. Het gaat om the power and the glory. Daartoe kwam de Messias.

Cv

Dr. A.J. Plaisier is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland en redacteur van Wapenveld.