Het gelukte leven (6)
‘Mensen die niet in Christus of in God geloven, doen toch ook veel goede dingen!’ ‘Soms wel meer dan die voor in de kerk zitten!’ Dit zijn zinnen uit de meest onvruchtbare gesprekken waar je in verzeild kon raken tijdens een catecheseles. Of op een huisbezoek waar men soms de discussie met jou als dominee zocht. Zo’n ‘gesprek’ leidde tot niets. Hooguit oplopende irritatie.
Weldadig is dan die ontspannen toon van Paulus in Filippenzen 4:
‘Voor het overige, broeders en zusters, al wat waarachtig is, al wat eerbiedwaardig is, al wat rechtvaardig is, al wat ongerept is, al wat liefelijk is, al wat welluidend is, - als er enige deugd is, als iets lof verdient, overweegt dát!’
Paulus noemt zes kenmerken van goed leven, waar menige hoogopgeleide vrije Griek mee bezig was, en menige wijsgeer mooie dingen over zei. Zes kernwoorden over wat beschaafd leven is, waar ze het in de PVV over zouden moeten hebben. Premier Balkenende zei er in 2002 mooie dingen over, maar helaas vergat het CDA het nader uit te werken. ‘Alles wat waarachtig is en eerbied waard; alles wat rechtvaardig en ongerept, niet bezoedeld is; en alles wat liefelijk is en welluidend, met andere woorden waar het goed is om bij te verkeren. Begrippen die je zo bij de wijsgeer Seneca kunt vinden. Kortom, als er enige deugd is, dat wil zeggen mensen met goede eigenschappen, en wanneer er dingen gebeuren die lof verdienen, waar je je over verheugen kunt, overweegt dat. ‘Weest daarop bedacht.’ Heb er oog, aandacht voor.
Het eigenlijke is gezegd
‘Voor het overige’, zo begint Paulus deze slotopmerking in zijn brief. ‘Ten slotte nog dit.’ Zo begint iemand wanneer het eigenlijke is gezegd. Dat is ook zo. Blijdschap in de Heer, Jezus Christus; weten dat Hij nabij is; dat je daarom in geen ding bezorgd hoeft te zijn, maar al je zorgen onder dankzegging voor God mag neerleggen (Filippenzen 4:4-7). In die paar zinnen is het eigenlijke van het christelijke leven gezegd. Blijdschap, vrede, onbezorgdheid, dankbaarheid. Dat is het geheim van de christelijke vrijheid. Meer is in wezen niet nodig. En daarna: ‘Voor het overige…’. In deze afrondende frase van het ‘Ten slotte dan nog dit’ proef ik dezelfde gevoelswaarde als in die bekende woorden van Jezus: ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods, en zijn gerechtigheid en al het andere zal u bovendien geschonken worden.’ Dan gaat het over kleding, voedsel, kortom, de dagelijkse zorgen van dit leven. Dingen waar wij vaak mee beginnen. Die horen bij Jezus, en hier bij Paulus, bij ‘voor het overige’. Wie de juiste prioriteiten legt in zijn of haar leven, kan ontspannen leven. O ja, twee dingen nog ….. .
Heb oog voor wat goed is …
Als je mensen ontmoet met goede eigenschappen – mensen die deugen – en wanneer je mensen goede dingen ziet doen – mooie dingen, die lof verdienen – overweegt dát. Heb dáár aandacht voor. Maak dáár je afwegingen bij, om je erbij aan te sluiten, het over te nemen, die mensen te steunen. Dit is een andere toon dan in die onvruchtbare discussies of ‘mensen die niet in God geloven wel goede dingen (kunnen) doen’. Paulus doet niet benepen over de Stoïcijn, die de moraal hoog heeft zitten. Dat kleineert hij niet. Er zijn heidenen die ‘van nature’ doen wat de wet, de Thora vraagt, schrijft hij in de Romeinenbrief. Dat is niet niks. Wat zou de wereld zijn zonder die grote en kleinere ‘Mandela’s’. Mensen die op beslissende momenten het rad van de geschiedenis een tandje verzetten. Heb er oog voor en wees er dankbaar voor.
… en blijf bij je wortels
Dat is het tweede wat de apostel nog even kwijt moet. ‘Wat je ook geleerd hebt, en hebt aangenomen, en gehoord en in mij gezien – doet dat!’ Blijf bij je wortels. Als leerlingen van Jezus van Nazareth. Blijf bij wat je is overgeleverd en wat je hebt aanvaard, blijf bij het onderwijs dat je hebt ontvangen en blijf bij wat je in mij hebt gezien. Kortom, blijf bij je wortels in de concrete levenskeuzen die je maakt.
Dat zijn de twee punten onder ‘ten slotte’. Heb aandacht voor het goede en blijf bij je wortels. Doe het ene, en laat het andere niet na. Zo krijgt een ontspannen, onbezorgd en vrij christelijk leven in deze wereld zijn goede vorm.
Het geheim achter de vorm
Het gaat in deze slotpassage van Paulus’ brief over de ambivalentie die onlosmakelijk bij het christelijke leven hoort en die wij bij tijden ervaren in deze wereld. Je hoort erbij, en je hoort er niet bij. Als we die ambivalentie nooit ervaren in ons leven, dan is er iets mis in ons christelijk engagement.
Aan de ene kant heet het ‘wanneer er enige deugd is, als iets lof verdient – heb er oog voor en wees er dankbaar voor’. Vele dagen van ons leven zijn vol van dit soort ervaringen: eerlijke mensen, mensen die opkomen voor rechtvaardigheid, mooie ervaringen van wellevendheid, zuiverheid, schoonheid. Het leven is goed.
Aan de andere kant zijn er mensen die wandelen als vijanden van het Kruis van Christus, verderfelijk, totaal op een verkeerd pad. Hun god is hun buik, hun eer is hun schande – zij schamen zich voor niets. Dat liegt er niet om. Het gaat hier om religieus gemotiveerde waarden die haaks staan op alles wat bij Christus en het leven van de gedoopten hoort. Dat is er ook.
Als navolger van Christus kun je daar stevig tegenaan lopen. Mensen die anders wandelen, als vijanden van het kruis van Christus. Hun god is de buik, dat wil zeggen ze zijn helemaal gericht op de aardse dingen. Ver bij de waarden van het Evangelie vandaan. In onze samenleving herken ik het in een extreem narcisme. In het absolute recht van het individu op geluk, op welvaart, op de beschikbaarheid van alle mogelijkheden en als het even kan, per direct. Een aards-gezindheid, een gerichtheid op het hier en nu, zonder oog voor de toekomst, die na ons komen. Daar zit iets in van de buik die onze god is geworden.
In dat spanningsveld leven we – de wereld die meevalt en de wereld die tegenvalt.
Dat spanningsveld kun je niet ontlopen. Dat moet je ook niet willen. Het is gegeven met het wezen van het christen-zijn. Immers,
Wij zijn allochtonen met één paspoort
Ons burgerschap is in de hemel. Voor de gelovigen in Filippi is dat een vertrouwd en herkenbaar beeld. Hun stad is een kolonie van Rome, gesticht voor en bewoond door Romeinse soldaten met pensioen. Na jaren trouwe dienst aan de keizer, hun Heer, hun Kurios, krijgen zij in zo’n kolonie ergens in het immense rijk het recht om een bestaan op te bouwen. Zij zijn en blijven Romeins burger, leven onder het recht van de stad Rome. Hun burgerschap is in Rome, honderden kilometers ver weg.
Welnu, ons burgerschap, onze staat, onze regering, is in de hemel. Wij zijn kolonisten op de aarde, vreemdelingen in de ons omringende wereld, met haar normen en waarden. Wij zijn burgers van een Rijk dat niet van deze aarde is. Ons burgerschap is in de hemel; ons paspoort is onze doop in Christus, en we hebben één paspoort, dat van het Koninkrijk der hemelen. Christenen zijn een geheel eigen variant van allochtonen: zij hebben één identiteitskaart – hun doop. Al onze andere papieren zijn verblijfsvergunningen, onder het teken van voorlopigheid. We zijn onderweg. Onze ‘keizer’ is de Heer Jezus Christus, onze Redder, die zal komen om ons leven, ons lichaam dat in deze wereld is te veranderen en gelijkvormig te maken aan zijn leven, zijn heerlijkheid. Daarom verwachten wij Hem, en zoeken wij in deze wereld de dingen die horen bij het Rijk waarvan wij burgers zijn.
Ons burgerschap is in de hemel. Wij leven uit het recht van dat Rijk. Het recht dat genade heet, verzoening, liefde, onvoorwaardelijke aanvaarding. De waarden van dat Rijk en van de Heer van dat Rijk stempelen ons leven op aarde.
Daarmee hebben wij zo onze eigen dilemma’s. Je kunt ze terug brengen tot twee.
In de spanning van Geest en vlees …
We kennen die uit de Galatenbrief. De strijd van de Geest van Christus tegen de richting die ons vlees, ons natuurlijke ‘ik’, ons wijst. Hoe houden wij koers? We leven immers hier, in de wereld, die soms meevalt, en soms tegen.
Dat wéét de hemel-burger! Hij verbaast zich niet echt over het kwade; hij is wel alert. Het is er zomaar, dat kwaad, en het is verderfelijk. Het ligt ook dichtbij. Immers, wij zijn dan wel niet meer van hier, want we ontvingen een nieuwe identiteit – Christus. Wedergeboren. Maar van geboorte zijn we van hier. Ineens kan het echte dilemma er zijn, die strijd van de Geest tegen het vlees. Die kunnen wij niet ontlopen. Moeten we ook niet willen.
Tegelijk verheugen we ons over het goede, het ware, het rechtvaardige en het schone. De boog staat niet altijd gespannen. Goddank niet. Daarom
… gebruiken en genieten wij – uti et frui
Dat is een tweede spanningveld in ons leven als christen in deze wereld. Gebruiken en genieten. Zo omgaan met de aardse dingen. Wat voorhanden is gebruiken, onderzoeken, ontwikkelen, in die zin je werk doen. En wat je doet, goed doen, zodat mensen om je heen blij over jou zijn, zegt Petrus ergens. Zo mogen wij ‘een stil en gerust leven leiden’. In vrede, veiligheid en geborgenheid je leven gestalte kunnen geven. Met het oog op dat andere, het genieten. Frui.
‘Genieten’ is een extra. Wat het wezen ervan is, kun je niet goed uitleggen. Het zit niet in grote dingen – feesten, cadeaus. Van de ‘kleinste’ dingen kun je genieten: een lach, een bloem, een geur, een gebaar. ‘Het gewone anders’, dat is wat doet genieten. Het Nieuwe Testament geeft aan wat de sleutel is waardoor de gewone dingen anders worden: dankzegging, ‘eucharistia’. De aardse dingen onder dankzegging gebruiken, dat is de sleutel tot ‘genieten’. De eucharistie is het moment van het genieten van de gemeente, in het uitzicht op het Rijk, de komst van de Heer. Vanuit die kern waaiert het genieten uit. ‘Zij braken het brood van huis tot huis’, de eerste christenen. Met lofprijzing. Zo waaiert de kern uit. Naar de maaltijd thuis, naar het goede genieten, naar waar liefde woont, naar het goede gesprek, naar de vreugde van vriendschap en liefde, trouw en vrede. Naar de zang en de dans. Alles waar het woord ‘dankzegging’ bij past, is genieten.
In de film Des hommes et des dieux, over zeven monniken die besluiten in Algerije te blijven, ondanks toenemende en uiteindelijk vernietigende druk van terroristen, loopt de dagelijkse viering van de eucharistie, terwijl de dreiging voelbaar is, uit op een maaltijd met twee flessen goede wijn en prachtige muziek uit een krakkemikkige cassetterecorder, in volmaakte vrede en intens genieten.
Dan is het aardse leven goed, wanneer de hemel ons begroet (LB 479)