Een mislukte poging om met theologie de vrede te bewaren

In een pluriforme wereld waarin in toenemende mate moslims en christenen naast elkaar wonen, komt het er meer dan ooit op aan dat moslims en christenen in vrede en vrijheid het gesprek met elkaar aangaan. Miroslav Volf deed een poging om dit gesprek dichterbij te brengen, maar zijn boek overtuigt niet, vindt Gert-Jan Segers. Hij zet zijn bedenkingen in dit artikel helder uiteen.

Voor theologen die de grote culturele en maatschappelijke vragen van onze tijd weten te verbinden met diepgaande reflectie, heb ik een enorm zwak. Miroslav Volf, hoogleraar aan de prestigieuze universiteit van Yale, is zo iemand. In een eerdere studie die ik van hem las, onderzocht hij de betekenis van verzoening voor een wereld waarin vervreemding, uitsluiting, haat en geweld ons samenleven soms onmogelijk maken. Dat was voor Volf niet slechts een academische onderneming. Met zijn Servisch-Kroatische achtergrond en zijn jeugd op de Balkan was het zeker ook een existentiële, en voor mij indrukwekkende, zoektocht naar dat wat het evangelie over onze rauwe wereld te zeggen heeft. En opnieuw heeft Volf een heet hangijzer te pakken doordat hij zich dit keer afvraagt of God en Allah dezelfde zijn. Hoe spannend dit soort theologische exercities zijn, bleek wel toen paus Benedictus in 2006 in een rede aan de universiteit van Regensburg zich uitliet over de redelijkheid van God – ‘logos’ – in de islam en het christendom. De paus citeerde een prikkelende vraag van een Byzantijnse keizer over Mohammeds gewelddadige strategie en dat was voldoende om de islamitische wereld te doen ontploffen. Er waren talloze demonstraties van boze moslims, kerken werden aangevallen, enkele christelijke geestelijken werden zelfs gedood en islamitische staatshoofden eisten excuses van de paus. Met andere woorden, Volf behandelt explosief materiaal.

Voorwaarde voor vrede

Met enige verwachting heb ik het boek ter hand genomen, maar het is – om maar met de deur in huis te vallen – een teleurstellende leeservaring geworden. Al bij de eerste bladzijden van Volfs boek zakte de moed me in de schoenen. Zijn schrijfstijl is zonder meer mooi en de thematiek uitermate spannend. Het boek is in zijn verwijzingen naar andere literatuur en historische gebeurtenissen een rijk boek. Volf biedt boeiende reflecties en door dit boek heb ik met veel nieuwe denkers kennisgemaakt en bijvoorbeeld ontdekt hoe Maarten Luther tegen de islam en moslims aankeek. En toch. Al op de eerste bladzijden gaat het voor mij mis.

Volf heeft zich gedrongen gevoeld om deze studie te schrijven, omdat het er met de huidige, vaak gespannen verhoudingen tussen moslims en christenen zeer op aankomt. Over zijn inzet schrijft hij al in de derde zin: ‘If for Christians Allah is a foreign and false god, all bridge building will suffer.’ (1) Met angst en beven beziet Volf dat meer dan de helft van de wereldbevolking (moslims en christenen) deze wereld met een religieuze strijd in vuur en vlam kan zetten. Hij wil dat conflict in de kiem smoren. Na een decennium waarin Midden-Oosten en het Westen, de door het christendom gestempelde landen en de wereld van de islam, elkaar op zoveel plekken op zo’n bloedige manier hebben ontmoet, is het voor hem cruciaal dat moslims en christenen in vrede leren samenleven. Dat is zijn inzet en daarbij maakt Volf onmiddellijk duidelijk wat de voorwaarde voor die vrede is. ‘(T)he more different the gods worshipped by various people, the more likely (..) that their respective worshippers will come into conflict and the less likely that they will find peaceful resolution of conflict.’ En: ‘The claim that Muslims and Christians worship radically different deities is good for fighting, but not for living together peacefully.’ (8) Met deze vooronderstellingen staat of valt het hele boek.

Doelredenering

Volfs inzet is om twee redenen uitermate problematisch. Allereerst heeft het boek hierdoor het karakter van een doelredenering gekregen. Uiteraard staan er academische tegenwerpingen in en een aantal integere mitsen en maren, maar het punt is helder. Al zijn er ‘karakterverschillen’ in de beelden die moslims en christenen hebben, bij God en Allah is er volgens Volf sprake van ‘sufficient similarity’ zodat er inderdaad geconcludeerd kan worden dat het om dezelfde God gaat. Het hele boek door wekt Volf de indruk dat dat veel minder de conclusie is na een lange theologische zoektocht en veel meer het uitgangspunt is van een ijveraar voor de wereldvrede. Alle overwegingen, alle theologische verkenningen staan in dienst van een overtuiging die we wel moeten hebben als we tenminste ‘de boel nog een beetje bij elkaar willen houden’. De genoemde kerkhervormer Luther wordt geciteerd wanneer hij in zijn traktaten en preken de ‘Turken’ ter sprake brengt (62 e.v.). Luther rekent daarin radicaal af met de gedachte dat religie om moraal draait – waarbij Luther moslims op dat punt heel wat hoger aanslaat dan de gemiddelde Europese christen – en beschouwt de strijd tegen de Ottomanen als een ‘struggle against the Devil himself’ (71). Toch is dat van minder belang dan Luthers uitgangspunt dat moslims en christenen in dezelfde God geloven. Want daar is het Volf om te doen.

Omdat er zoveel op het spel staat, deinst Volf er ook niet voor terug om aan exegese van Koran en Hadith te doen en ons te vertellen wat de islam werkelijk bedoelt in haar sobere beoordeling van Jezus, haar afwijzing van de Drie-eenheid en haar spreken over barmhartigheid en gerechtigheid. Zoals Wilders uitlegt dat de ware islam een wrede islam is, zo legt Volf uit dat het allemaal wel meevalt met die verschillen. In beide gevallen is het een niet-moslim, iemand die niet gelooft in de goddelijke autoriteit van de Koran, die zich bevoegd acht om Koran en Hadith uit te leggen. In beide gevallen dient een specifieke beschrijving van de islam een niet-theologisch doel. Waar Wilders duidelijk wil maken dat echte moslims nooit goed zullen kunnen integreren, daar stelt Volf dat islam en christendom dezelfde God delen en daarom in vrede kunnen samenleven. Als christen zou ik niet graag willen dat een niet-christen zo omgaat met het evangelie, zo spreekt over het werk van Jezus Christus en het christelijk geloof zo spant voor wat voor welk karretje dan ook.

Redt een gedeeld godsgeloof ons?

Het tweede probleem bij Volfs inzet is dat het maar zeer de vraag is of zijn vooronderstelling ook klopt. Volf gelooft zeker niet dat christendom en islam identiek zijn, hij weet uiteraard zeer goed dat de geloofspraktijken zeer verschillend zijn, maar onderstreept des te meer de overtuiging dat het bij de God van de Bijbel en Allah om dezelfde God gaat. Als we daar niet van uitgaan, zullen volgens hem conflicten alleen maar toenemen. Ik zou werkelijk niet weten waarop die vooronderstelling gebaseerd is. Bij de bloedige oorlogen op het Europese continent is het door de eeuwen heen nooit de vraag geweest of de verschillende Europeanen in de verschillende loopgraven in dezelfde God geloofden. Katholieken en protestanten, Fransen en Duitsers hebben nooit gestreden over de vraag of zij dezelfde God hadden, hooguit over de vraag wie God precies is en aan welke kant Hij stond. Het gedeelde godsgeloof is in Europa in ieder geval geen probaat middel tegen oorlogen geweest. Dat was evenmin het geval in de uiterst bloedige ‘civil war’ in de religieuze en grotendeels protestantse Verenigde Staten. Het gedeeld godsgeloof behoedde hen allerminst voor een destructieve, niets ontziende oorlog van allen tegen allen. Er is ook geen enkele aanwijzing dat het door het christendom gestempelde Westen vaker en intensiever oorlog heeft gevoerd tegen landen met een polytheïstische cultuur. Het is moeilijk vol te houden dat christenen enerzijds en boeddhisten en hindoes anderzijds in een dezelfde God zouden geloven. Als Volf gelijk heeft, zou dat hebben moeten hebben geresulteerd in bloedige oorlogen. Maar als er ergens conflictstof blijkt te zijn, dan is het wel in de relatie tussen de ‘christelijke’ beschaving en de islam. Terwijl het juist in de islam allesbehalve een vraag is of christenen en moslims het over dezelfde God hebben. Voor moslims is het zelfs essentieel om dat te geloven. Want de God die zich eerst tot de Joden wendde, toen het evangelie gaf, is Allah die de koran gaf en via de islam zich volmaakt en finaal openbaarde. Het enige tragische, vanuit islamitisch perspectief is, dat Joden en christenen dat allemaal nog niet doorhebben. Maar de islamitische overtuiging dat het om dezelfde God gaat – en Volf wekt soms de indruk dat de bevestiging daarvan door een moslimgeleerde hem blij verrast (128) – is voor moslims nooit een verhindering geweest om oorlog te voeren tegen christenen.

Kortom, Volf heeft naar mijn overtuiging een boek geschreven waarin een theologie dienstbaar moet zijn aan een vreedzame wereld, zonder dat de relatie tussen zijn theologie en vrede aantoonbaar is. Daarmee krijgen Volfs pogingen om het christelijke geloof in de Drie-eenheid te verzoenen met het islamitische geloof in de een-heid van Allah ook een gekunsteld karakter. Hoe rijk het materiaal ook is dat Volf bijeengebracht heeft – het is indrukwekkend en lezenswaardig – het bezorgt je toch de nasmaak van een politiek pamflet dat alleen datgene gebruikt wat in het gekozen straatje past.

Serieuze vragen

Ook in theologisch opzicht is de voorstelling van Volf problematisch. Wie zo massief inzet op de overtuiging dat het bij God en Allah om dezelfde God gaat, waarbij de overeenkomsten tussen islam en christendom onderstreept worden, die roept serieuze vragen op over Gods openbaring. Die ene God is ernstig misverstaan of heeft ogenschijnlijk tegenstrijdige boodschappen afgegeven waarvan alleen een theologische specialist inziet dat het in de kern om dezelfde boodschap gaat. Maar laat God zich dan wel echt kennen? En klopt het hart van het evangelie niet juist bij datgene waar moslims het meeste aanstoot aan nemen? In het evangelie gaat het om Jezus Christus, die de Zoon van God is, gekomen om deze wereld te redden, die gekruisigd werd, stierf en weer opstond. Als christenen dat niet geloven is, zo schrijft Paulus, ‘onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos.’ (1 Korintiërs 15:14). Het is deze belijdenis over Jezus Christus die van het allereerste begin de diepste overtuiging van de kerk was en waarvoor christenen vanaf het allereerste begin zelfs bereid waren te sterven. Juist daarvan belijden moslims het tegenovergestelde. God heeft geen zoon, Jezus is niet gekruisigd en dus ook niet uit de dood opgestaan. Maar waar Volf deze tegenstelling afzwakt omdat dit het einde van de lieve vrede kan inluiden, daar zouden deze cruciale verschillen ook juist het begin kunnen zijn van van het gesprek waarin het er echt om gaat. Wat is waarheid?

Miroslav Volf heeft zeker een punt als hij schrijft dat het cruciaal is dat het gesprek tussen moslims en christenen in vrede gevoerd moet worden. Het is mijn ervaring dat er eindeloos veel vragen aan elkaar te stellen zijn. Volf levert zeer veel materiaal aan, aan de hand waarvan dat gesprek gevoerd zou kunnen worden. Maar dan had dat het doel van het boek moeten zijn. Dan was het een verkenning geworden van de verschillen en overeenkomsten tussen islam en evangelie en was het een aanrader geworden. Ik zou het boek ook van harte kunnen hebben aanraden als het moslims en christenen had aangemoedigd en geleerd in vrede samen te leven. Ook daarvoor bevat het boek veel aanzetten. Terecht schrijft Volf dat zowel christenen als moslims te vaak het beste van hun eigen religie vergelijken met de slechtste praktijken van de ander. Daarbij zijn ‘wij’ uiteraard altijd het slachtoffer en is ‘de ander’ altijd de dader. En welke vrijheid laten we elkaar om onze boodschap aan gene zijde te verkondigen? Volf komt met een aantal goede suggesties. En hoe kunnen we gewelddadig extremisme bestrijden? Volf sluit het boek met die vraag af en het is een boeiende, terechte vraag. Maar in de combinatie van beide – theologische verkenning en handboek voor vrede – is het boek, wat mij betreft, mislukt.

In een pluriforme wereld waarin in toenemende mate moslims en christenen naast elkaar wonen, komt het er meer dan ooit op aan dat moslims en christenen in vrede en vrijheid het gesprek met elkaar aangaan. Het vraagt allereerst om de fundamentele keus van zowel moslims als christenen om elkaar die vrijheid te gunnen. Daarna vraagt het van zowel moslims als christenen om onder een open hemel antwoord te geven op de cruciale vraag: wie is God? Volf heeft veel kennis en inzicht te delen en had ons veel kunnen geven. Maar hij laat in ieder geval mij achter met het onbevredigde gevoel dat met dit boek noch het kennen van God, noch onze onderlinge vrede gediend zijn.