Franz Kafka en de keuzes om hem te begrijpen (2)

Woorden als werelden

In de roman De Wertheims van Silvia Tennenbaum over de lotgevallen van een Joodse familie uit Frankfurt komt een scène voor die belangrijke uitspraken over de schrijver Franz Kafka bevat. Lene Wertheim reist in 1928 van Frankfurt naar Berlijn om daar haar minnaar Paul Leopold te ontmoeten. Leopold leest Lene de les: ’Je zou je gerieflijke, burgerlijke Joodse thuis moeten verruilen voor de Parijse boulevards en een boek van Kafka meenemen. Dan zou je in mijn achting stijgen. Maar wat hoeft een aardig meisje uit Frankfurt te weten van de gevangenis van de geest en de ketenen van de bureaucratie?’ De uitspraak over Kafka verenigt twee verschillende werelden, de psychische en de sociaal-politieke wereld. De verbinding ligt in de voorstelling van de cel in de gevangenis. Veertig jaar geleden was deze met Kafka geassocieerde voorstelling bijna vanzelfsprekend. In 2016 is het nodig om uitleg te geven.

In de roman De Wertheims van Silvia Tennenbaum over de lotgevallen van een Joodse familie uit Frankfurt komt een scène voor die belangrijke uitspraken over de schrijver Franz Kafka bevat. Lene Wertheim reist in 1928 van Frankfurt naar Berlijn om daar haar minnaar Paul Leopold te ontmoeten. Leopold leest Lene de les: ’Je zou je gerieflijke, burgerlijke Joodse thuis moeten verruilen voor de Parijse boulevards en een boek van Kafka meenemen. Dan zou je in mijn achting stijgen. Maar wat hoeft een aardig meisje uit Frankfurt te weten van de gevangenis van de geest en de ketenen van de bureaucratie?’ De uitspraak over Kafka verenigt twee verschillende werelden, de psychische en de sociaal-politieke wereld. De verbinding ligt in de voorstelling van de cel in de gevangenis. Veertig jaar geleden was deze met Kafka geassocieerde voorstelling bijna vanzelfsprekend. In 2016 is het nodig om uitleg te geven.

De psychologische en de sociaal-politieke duiding zijn de twee hoofdrichtingen binnen de uitleg van Kafka’s werk. Voor de psychologische interpretatie had Kafka zelf overvloedig materiaal in de vorm van brieven en dagboeken aangeleverd. De Gentse psychiater E. Verbeek schreef “op het grensvlak van literatuur en psychiatrie” het indrukwekkende boek Loon voor duivelsdienst. Over het verband tussen persoon en werk van Franz Kafka. (1984) Schrijven was voor Kafka de activiteit die waarde had in het leven en die hem bevrijdde. De winst aan scheppende voldoening moet zich volgens Verbeek bij Kafka verdedigen tegen het verlies van het rechtstreekse contact met het leven. Een zich overgeven aan het irrationele, roesachtige leven, zoals de filosoof Nietzsche verkondigde, was voor Kafka geen optie. Gold voor zijn Joodse leeftijdsgenoten de keuze tussen vitalisme en zionisme, voor Kafka was het eindeloze cirkelen in het labyrint van zijn geest de enige mogelijkheid. Het zal de lezer niet ontgaan dat in de laatste zinnen (die niet van Verbeek afkomstig zijn) sluipenderwijs een keuze van begrippen (cirkelen, labyrint) wordt binnengehaald die de basis van een verdere interpretatie vormen.

Verbeek verabsoluteert zijn eigen benadering van Kafka’s romans en verhalen. Verbeeks denkkader is het individu Kafka met zijn bijzondere psychische complexiteit. Van een sociologische of theologische uitleg van Kafka, laat staan van een marxistische, moet Verbeek niets hebben. Tot degenen die menen dat de Kafka-puzzle definitief is opgelost, behoort ook de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. In zijn boek Naaktheden (oorspr. 2009, Nederlandse vertaling 2011) ziet Agamben in het gegeven dat Josef K., de hoofdpersoon uit Kafka’s roman Der Prozess, ‘belasterd’ wordt, het cruciale begrip voor de daarop volgende interpretatie: ‘Dat laster de sleutel is van deze roman – en wellicht van heel Kafka’s universum, getekend als het is door de mythische krachten van de wet - wordt nog helderder wanneer we zien dat de letter K. niet simpelweg voor kalumnia [laster] staat, maar voor kalumniator, ofwel degene die valse beschuldigingen uit.’

Volgens Agamben gaat het om een door laster ingegeven proces tegen zichzelf, dus tegen Josef K. zelf. Vervolgens breidt Agamben zijn ingenieuze betoog uit tot de mensheid als geheel: ‘Ieder mens voert een door laster ingegeven proces tegen zichzelf. Dit is Kafka’s uitgangspunt.’

Net als Verbeek verabsoluteert Agamben zijn eigen uitleg. Niettemin maakt ook de theologische duiding bij Agamben haar opwachting. Hij matigt zijn kritiek op de andere uitleggers, wanneer hij stelt dat Kafka’s werk een gevecht is tegen de functionarissen, de theologen bijvoorbeeld die God menen te vertegenwoordigen.

Voor de Nederlandse theoloog K. H. Miskotte was Franz Kafka een belangrijk oriëntatiepunt voor zijn denken over mens en God. Miskottes tekst over Kafka uit 1931/1932 is aan de vergetelheid ontrukt doordat Niels Bokhove hem in zijn bloemlezing Reiziger in scheerapparaten. Kafka in Nederland en Vlaanderen (1984) opnam. Het misplaatste “reiziger in scheerapparaten” nam Bokhove over van Miskotte. Ook al is er bij Kafka geen sprake van God, toch voert hij een twistgeding met Hem.

Miskotte bespreekt de drie grote romans en laat zien dat hij ook van de literair-culturele context van Kafka’s tijd goed op de hoogte was. Het leunen op de context is leuk voor de kenner, maar toont ook de beperkingen van deze benadering. Samenvattend zegt Miskotte: ‘Wanneer men recht toeziet is dit de zaak, dat de problemen, waarom het in deze werken gaat, geen voleinding toelaten. Het zijn namelijk alle – niemand schrikke terug – theologische problemen. En de dichter [de schrijver Kafka] heeft bovendien een zó diep inzicht in het wezen der theologie, dat het theologische vragen bij hem tegelijk en als zodanig een existentieel vragen is en blijft….’.

Door Miskottes absolute bewering dat het ‘in deze geschriften over de aarde en haar geheim gaat’, over de schuld, over het Gericht Gods en over de Genade Gods’, ontkomt hij niet aan een ingewikkelde constructie om de romans waarin God ongenoemd blijft, te zien als werk waarin geen regel “niet op God betrokken zou zijn.” Ook al is er bij Kafka geen sprake van God, aldus Miskotte, toch voert deze auteur Kafka een twistgeding met God. De sleutel tot het begrijpen van Miskottes theologische interpretatie ligt in het begrip schuld. Omdat de mens bij Kafka geen inzicht heeft in zijn eigen schuld, is het zoeken naar de ‘aardse schuld’ het begin van een ‘onuitsprekelijke genade’. De kennis van de schuld geeft volgens Miskotte zin aan het leven. Daarin ligt de genade. Miskotte haalt vervolgens de scène in de dom aan waarin de geestelijke aan Josef K. de toegankelijkheid van de Wet uitlegt. De Wet is namelijk niet toegankelijk en blijkt paradoxaal genoeg toch bestemd te zijn geweest voor diegene die toegang tot de Wet vroeg. Het blijft hiermee de vraag waar de genade werkelijk gelokaliseerd is. Het slot van ‘Der Prozess’ met de executie van Josef K. voltrekt zich op geen enkele manier in de sfeer van genade. Wanneer Miskotte de gedachten van Agamben had kunnen lezen, zou dat zijn eigen opvattingen hebben aangescherpt. Spijtig is dat Agamben niet met Miskottes duiding van Kafka in debat gaat, hetgeen wel degelijk tot de mogelijkheden zou hebben behoord!

De drie aangehaalde wijzen van interpretatie: Verbeek, Agamben en Miskotte tonen alle drie dat zij afhankelijk zijn van een vooronderstelling, die in de keuze van een sleutelbegrip tot uitdrukking komt: schrijven als substituut voor het leven; laster en zelfbeschuldiging; schuld en genade. Naast de drie genoemde richtingen in het interpreteren van Kafka bestaan nog diverse andere lijnen van uitleg, van het accent op het leven als Jood in Praag binnen een minderheid binnen de Duitstalige elite die ook een kleine minderheid vormde tot aan de visie op Kafka vanuit de Joodse verteltradities en zelfs vanuit het zionisme.

Omdat het eenmaal gekozen begrip om interpretatieve ondersteuning vraagt en de lijn van een eigen logica in het leven roept, is er geen of nauwelijks progressie in de interpretaties van Kafka’s werk te vinden.

Pogingen om boven het monopoliseren van interpretaties en het demoniseren van de tegenstanders uit te stijgen, zijn in het kamp van de taalonderzoekers te vinden. Zij beogen het zichtbaar maken van de taalconstructies die aan de neiging tot interpreteren van de lezers ten grondslag liggen. Dat is ongetwijfeld zinvol en verhelderend. Dergelijke studies kunnen echter niet het appel van Kafka’s werk ontladen dat nu juist maakt dat we Kafka’s romans, novellen, verhalen en brieven nog altijd op een zeer persoonlijk betrokken manier tot ons nemen.

Hans Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA) en was lange tijd universitair docent in Nijmegen. Hij is medewerker van enkele dagbladen.