Redactioneel

Het schijnt dat we tegenwoordig steeds minder gebruik maken van spreekwoorden. Wij zeggen de dingen liever precies zoals ze zijn. Denken we. Want we gebruiken juist heel vaak een indirecte manier van spreken. Ik doel op het gebruik van metaforen. Neem bijvoorbeeld de uitdrukking ‘tijd is geld’. Wie dat tussen zijn oren heeft, kan over tijd gaan spreken als iets dat je kunt geven of dat kan opraken. Veel van wat we kunnen zeggen van geld, zeggen we ook over tijd. We vinden dat heel normaal, maar eigenlijk is het dat niet. Ondertussen vormt de ‘tijd is geld’-metafoor wel de manier waarop we met tijd omgaan.

Daar zijn heel wat meer voorbeelden van te geven. De Amerikaanse filosofen George Lakoff en Mark Johnson schreven er ooit een boek over: Metaphors we live by. In een passage over president Carter laten ze zien hoe hij de oorlogsmetafoor handig wist te gebruiken tijdens de energiecrisis in de jaren ’70. Wie politiek ziet als oorlog, krijgt er meteen een hele sociale werkelijkheid bij: er is een vijand, er is dreiging en er is strategie nodig.

Ruim 40 jaar later kunnen Amerikaanse presidenten nog steeds goed uit de voeten met die metafoor. Maar de oorlogsmetafoor is de enige niet. In dit nummer van Wapenveld pakt filosoof Martijntje Smits de draad van onze jaarserie weer op. Hoe staat het in deze tijd van polarisatie en populisme met ons gemeenschappelijk huis? Deze keer gaat het over ons werk. Net als in de politiek is het daar vaak oorlog. Maar zo noemen we het niet natuurlijk. We hebben daar een wat burgerlijker metafoor voor bedacht. Ons werk is een soort sportwedstrijd, die we kunnen winnen, waarin we kunnen scoren of op een hoger niveau gaan spelen. Deze metafoor legitimeert een mensbeeld waarin wij vooral competitieve mensen zijn.

Smits laat met chirurgische precisie zien dat dit mensbeeld de drijvende kracht is achter de flexibilisering van arbeidscontracten. In Nederland hebben nog maar 6 van de 10 werknemers een vaste baan. De rest zit in een flexibele schil. Voor werkgevers is dit aantrekkelijk, voor werknemers veel minder. In de afgelopen jaren is hier veel over te doen geweest in de politiek met als voorlopig eindpunt de wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) van minister Koolmees.

Smits pleit ervoor de kwaliteit van ons werk niet af te meten aan de vraag of we winnen of verliezen. Onderlinge samenwerking, vriendelijkheid naar elkaar en samen betrokken zijn op een hoger doel zijn de richtingwijzers die ze ons meegeeft. Heeft u meteen een goed voornemen voor na de vakantie: stop met scoren.

In deze Wapenveld vergeten we de politieke discussie over ons gemeenschappelijk huis niet. Gertjan Schutte schrijft over het denken over deugden en gemeenschappen van Alasdair MacIntyre. Ariën Voogt bespreekt het gedachtegoed van Carl Schmitt, een filosoof bij wie het conflict als politieke realiteit pregnant aanwezig is. Ook Ger Groot schrijft over conflicten. Maar dan vooral over de vraag of we het er altijd maar over moeten hebben, zelfs als de roze olifant in de kamer staat. In het Interview spreken we met Jessica Voeten. Zij is de dochter van Marga Minco, die in de oorlog haar hele familie verloor. Jessica groeide niettemin op in een ‘fijne, inspirerende sfeer’.

Menno van der Beek bespreekt een nieuw boek van de Amerikaanse dichter Christian Wiman, die de laatste jaren steeds bekender wordt bij het Nederlandse publiek. Daar is genoeg reden toe. De manier waarop hij spreekt over God blijft haken. Wie niet houdt van politiek en ook niet van gedichten, kan het best meteen doorbladeren naar het Filmvenster van Rinke van Hell. Want de documentaires Ton van Zantvoort kunnen ons behoorlijk onrustig maken. Er is meer mis in deze wereld dan we zouden willen.