Het verhaal gaat, en er komt geen einde aan

Kinneging en Holland vergeleken

Je hoeft geen fan van hem te zijn om te erkennen dat Louis van Gaal naast een serie titels, karatekicks en woede-uitbarstingen richting het journaille ook een bijdrage heeft geleverd aan het toegankelijk maken van filosofische vragen voor een breed publiek. Ik denk dan vooral aan een van zijn vermaarde Engels-Nederlandse zinnetjes tijdens zijn verblijf in Manchester. Met de uitroep ‘In what for world we live?’ gaf hij een aanzet tot bezinning – en ik moet eerlijk bekennen dat ik die paar woorden nog vaak in het klaslokaal gebruik. ‘In what for world we live?’ is ook de vraag van Andreas Kinneging en Tom Holland in de boeken De onzichtbare Maat resp. Heerschappij.

Hoewel de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie en de Britse historicus beiden affiniteit met het christelijk geloof hebben, komen ze tot een totaal tegenovergestelde conclusie. Holland stelt dat de westerse cultuur in de 21e eeuw nog steeds voortbouwt op en put uit de christelijke traditie – vaak zonder dat ze zich ervan bewust is. Voor Kinneging daarentegen is het christendom als structurerende factor passé. Het maakte samen met ‘Athene’, met name Plato en Aristoteles, deel uit van de Traditie, die tot aan de Verlichting leidend was voor het denken in Europa. Maar die Traditie is op sterven na dood, vervangen door een huwelijk van de Verlichting met de Romantiek.

Het verschil in de gekozen methode is dan ook groot. Kinneging gaat te werk als een essentialist: hij analyseert de essentie van de concepten die hij hanteert, in plaats van een historische uiteenzetting te geven. Historische fenomenen hebben volgens hem ‘een natuur, een wezen, een essentie’, datgene waar ze, consequent doorgeredeneerd, voor staan. Dat roept direct al een kenvraag wakker: en hoe kunnen wij dat weten? Holland daarentegen heeft weinig op met dit abstraheren. Hij plaatst het ontstaan en de opkomst van het christendom in de wereld van de Klassieke Oudheid en volgt verhalenderwijs de grote geschiedenis van de westerse christelijke traditie en hoe die door de moderniteit uitgedaagd, overspoeld, maar niet verslagen is. Wij leven in een nieuw tijdperk, stelt Kinneging, maar Holland ziet vooral continuïteit. Een van zijn weinige abstracties is dat ‘het (?) christendom’ liefde is (vgl. 1 Kor. 13) – en dat is wat te summier.

‘Athene’ en ‘Jeruzalem’ worden bij Kinneging vertegenwoordigd door Plato en Aristoteles enerzijds en Augustinus en Thomas van Aquino anderzijds. Samen vormen ze de Traditie met een hoofdletter ‘T’. Kenmerkend voor de Traditie is dat ze Maat weet te houden: ze erkent het bestaan van een orde – al of niet door God gegeven – die heel de werkelijkheid (hiërarchisch) ordent. Na een strijd van twee eeuwen zijn van die Traditie slechts de restjes over: de strijd is gewonnen door de Verlichting en de Romantiek. Deze staan voor de idealen van vrijheid, gelijkheid en authenticiteit. Er is geen externe Maat meer, de mens wordt zichzelf tot maat, in het streven naar geluk is er geen onderscheid meer tussen begeerten. ‘Ni Dieu, ni maître’. En geen Maat houden, dat is het kwaad. Kinneging problematiseert de idealen van vrijheid en gelijkheid met een beroep op de Traditie. Hoewel hij een pessimistische toon aanslaat, acht Kinneging zijn onderneming toch de moeite waard: ook Plato leefde immers ten tijde van een morele crisis waarin hij het bestaan van een reële morele orde moest bevechten.

Vlees en bloed
In Heerschappij krijgen deze gedachten over moraal vlees en bloed. En dan met name het ongekende dat de Logos vlees geworden is in de persoon van Jezus Christus, een vreselijke kruisdood gestorven is, is opgestaan en wordt beleden als de Zoon van God. En die boodschap gaat als een wervelwind de wereld rond. ‘Christus – aan wiens goddelijke soevereiniteit over tijd en ruimte hij (Paulus) nooit schijnt te hebben getwijfeld – was menselijk geworden, had de dood ondergaan aan het ultieme martelinstrument. Dat was de maatstaf van Paulus’ begrip van God: hij was liefde’. Daar valt de mond van Holland bij open en dat blijft die het hele boek door hangen: hoe kan zo’n geschiedenis van het kruis ‘goed nieuws’ zijn dat de westerse wereld voorgoed vormt?

Dat God Zelf dit bestaan aanneemt en zich identificeert met wat zwak, ziek en verachtelijk is, blijkt revolutionaire krachten los te maken, zo toont Holland o.a. in de waardering van het menselijk leven, de scheiding tussen kerk en staat, zorg voor zieken en ‘outcasts’ en een potentieel nieuwe orde van menselijke verhoudingen. Een van de fraaiste illustraties vond ik hoe de ‘Cappadociërs’ Basilius en Gregorius, samen met hun al even erudiete zus Macrina zich inzetten voor armen- en leprozenzorg. Dat sprak voor hen ‘vanzelf’: Christus had er toch voor gekozen arm te leven en te sterven?  Dat betekent trouwens niet dat Hollands verhaal hagiografisch wordt, de zwarte bladzijden van o.a. de slavernijpraktijk worden niet weggemoffeld.

Wel blijkt dezelfde bron van de misstand – een beroep op de Bijbel – ook een middel tot verzet tegen wanpraktijken. (Je vraagt je even af voor welke praktijken wij vandaag de dag blinde vlekken hebben…). Heerschappij en De onzichtbare Maat vormen twee heerlijk ouderwets grote verhalen over de geschiedenis van het Westen. De tweede titel is wel een heel groot verhaal, dat met name in het laatste deel wat vermoeiend wordt. De uitgever heeft de auteur duidelijk niet de maat genomen, dat levert wel vermakelijke inkijkjes in Kinnegings frustraties en voorkeuren op.

Het boek, of beter: de auteur, roept ook meer tegenspraak op. In de marge van het onderzoek naar vermeend antisemitisme van Paul Cliteur maakte de commissie-Corstens zich zorgen over een ‘conservatief bolwerkje’ aan de Leidse Rechtenfaculteit.Het denken is niet begonnen met de Verlichting Waarom? Drie hoogleraren ‘lijken af te wijken van meer dominante stromingen in de faculteit’. Samen met Cliteur en Afshin Ellian completeert Kinneging dit trio.

Ik zou bijna zeggen: ‘gelukkig maar’, laat alsjeblieft ruimte voor zulke eigenwijze denkers. Want met name in het eerste deel van deze dikke pil oefent hij rake kritiek uit op de grondslagen van de Verlichting en de Romantiek, waarin goed en kwaad uiteindelijk subjectieve noties zijn en het streven naar authenticiteit ongeluk(ken) veroorzaakt. Bovendien benadrukt Kinneging terecht dat het denken niet begonnen is met de Verlichting, maar dat het slechts een bepaalde vorm van rationaliteit (namelijk de instrumentele variant ervan) is die in deze beweging centraal komt te staan.

Er verschijnen de laatste jaren gelukkig mooie boeken die contra het Verlichtingsframe het wetenschappelijke ambacht in de Middeleeuwen herwaarderen, zie o.a. Gods filosofen (Hannam) en De verlichte Middeleeuwen (Falk). Daarnaast is Kinneging duidelijk een meester in zijn vakgebied en weet hij met name in zijn bespreking van Plato een aantal misverstanden (zoals een ‘verdubbeling’ van de werkelijkheid) weg te nemen. Overigens is er geen reden om Kinneging met dit boek in de hoek van Baudet te plaatsen. Hoewel Kinneging het belang van gemeenschappen onderstreept – en het verlies daarvan betreurt – bekritiseert hij het romantisch nationalisme, zonder de FvD’er bij naam te noemen.

Bijna positivistisch
De onzichtbare Maat
heeft een zekere charme. De stelligheid waarmee Kinneging poneert, de wijze waarop hij je meeneemt in het denken van reuzen uit de geschiedenis van het denken en de tekorten van Verlichting en Romantiek aanwijst,  zorgen ervoor dat je het boek niet zomaar weglegt. Aan overtuiging geen gebrek: ‘Het meeste wat daarover (de Verlichting) geschreven wordt, blinkt uit door gebrek aan inzicht.’ (p. 52).

Toch blijven er belangrijke vragen hangen. In de eerste plaats de kenvraag. Want de ontkenning van het bestaan van een morele orde is problematisch, maar hoe staat het met het menselijk vermogen die orde te kennen? Zoals gezegd, Kinneging poneert vooral. Naar eigen zeggen is wat hij te vertellen heeft niet ideologisch gekleurd, maar gewoon het resultaat van objectieve grondige doordenking der dingen. Tja… Het doet bijna positivistisch aan. Nergens gaat Kinneging het ‘gesprek’ aan met ontwikkelingen in de wetenschapsfilosofie om de kenvraag te verhelderen. Het krijgt daarmee bijna iets van een gesloten wereldbeeld, take it or leave it, en dat is jammer!

In de tweede plaats doet zijn verhandeling van de geschiedenis van Traditie vs. Moderniteit erg Hegeliaans aan als een proces van ontwikkeling waarin het draait om de ideeën die je tegenover elkaar kunt zetten in onderscheiden tijdperken. Daarom gaat hij ook niet of nauwelijks in gesprek met denkers die uit beide bronnen putten. Bovendien lijkt zijn visie op de geschiedenis gepaard te gaan met noodzakelijkheid en onomkeerbaarheid, zo lijkt het – bijvoorbeeld wanneer Kinneging beschrijft hoe de natuurwetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw en de Verlichting in elkaar grijpen (p. 76). Alleen eindigt de Hegeliaanse geschiedenisversie van Kinneging in de weg naar beneden. En, over de geschiedenis gesproken: het hoogtepunt van de Traditie plaatst Kinneging in de 16e en begin 17e eeuw. Heimwee naar een tijd die nooit heeft bestaan herken ik, maar naar de 16e eeuw? Het denken over het Goede, Ware en Schone kan toch niet los staan van het geleefde leven?

Verder bekritiseert Kinneging terecht de schaduwzijden van de cocktail van vrijheid en gelijkheid – zeker wanneer de staat in naam van gelijkheid vrijheid inperkt (zie het artikel van Ger Groot over het gebruik van de Grondwet in Wapenveld, december 2020). Omgekeerd stelt een platoonse hiërarchische orde mij weinig gerust – tenzij je behoort tot de ‘happy few’ en niet slaaf, buitenlander of vrouw bent, heb je hier weinig heil van te verwachten. Voor illustraties daarvan kun je in Heerschappij terecht.De Bijbel een boek ‘voor intellectuelen’?

Dat Augustinus het platonisme ademt is eenvoudig vast te stellen. De breuk daarmee krijgt alleen te weinig aandacht. ‘Dat echter het Woord vlees is geworden en onder ons heeft gewoond heeft, kreeg ik daar (in de platoonse geschriften) niet te lezen.’ (Belijdenissen, VII, 9. 14) Ronduit storend zijn Kinnegings grote grepen over de geschiedenis van het christendom. Het wordt te veel op een hoop gegooid met platonisme, het is ‘een voortzetting van de Traditie die begint bij Plato’. De onsterfelijkheid van de ziel zou eveneens van Plato gekopieerd zijn en in de strijd om de rechte leer is ‘ook de bijbel zelf pas tot stand gekomen’. ‘Christus’ nadruk op de innerlijke staat is Grieks’ is nog zo’n sterke bewering. De continuïteit tussen de geschriften van het Oude (denk in dit geval maar aan Jer. 31) en Nieuwe Testament blijft bij Kinneging met regelmaat achterwege.

En is de Bijbel een ‘boek voor intellectuelen’, omdat er anders niets van te begrijpen valt? Het lijkt mij aardig om 1. Kor. 1 nog eens  te lezen. Als Kinneging het heeft over het ‘orthodoxe christendom’ verwacht je eerder dat hij laat zien hoe de concilies met de taal van de Griekse filosofie die inhoudelijk op z’n kop zetten. Zoals Chalcedon: ‘Wij belijden (…) één en dezelfde Christus, Zoon, Heer, Eniggeborene, in twee naturen, onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden’. Dat is ‘dwaasheid’ in platoonse oren. Maar Kinnegings platoonse oren horen vooral wat vanuit het christendom als bekende muziek klinkt.

Waar Kinneging zoekt naar conceptuele helderheid, maakt Holland grote slagen – zoals gezegd definieert hij niet heel omlijnd – en dat breng het risico met zich mee van ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is… christendom!’ Waar Kinneging de neiging heeft het christelijk geloof tot een deugdenleer te maken, kom je bij Holland vooral mensen van vlees en bloed tegen. Van Paulus, Martinus van Tours, het kolonistenechtpaar Lay in de ‘Nieuwe wereld’ tot en met Nietzsche en Martin Luther King. Gepaard met vertelkunst en prachtige anekdotes is het boek een feest om te lezen. En zelfs wanneer de ontkerkelijking de overhand krijgt, is het Westen niet zomaar van het christendom af. Zo schrijft Holland naar aanleiding van de MeToo-beweging en The Handmaid’s Tale: ‘Men kon God niet ontwijken door simpel te weigeren in hem te geloven. Wie het christendom veroordeelde door het patriarchaal en onderdrukkend te noemen, baseerde zich op een stelsel van waarden dat zelf ten diepste christelijk was’. Je vraagt je ondertussen wel af hoe lang je nog het christendom een structurerende factor kunt noemen wanneer een cultuur zich langdurig tegen haar eigen wortels keert.

Een ander opvallend verschil is de literatuurlijst – en dat is niet om het even. Waar Kinneging ‘klassiekers’ als Bultmann en Von Harnack vermeldt, gebruikt Holland meer recente literatuur van theologen als Hurtado, Dunn, N.T. Wright en Bauckham. Het zijn auteurs die de Evangeliën en brieven van het Nieuwe Testament als bronnen serieus nemen en die bevragen op hun inhoud. Dat verschil in literatuurlijst is te merken: bijvoorbeeld in de helleniseringsthese die Kinneging hanteert tegenover het gebruik van het ooggetuigenverslagen in Hollands beschrijving van Jezus’ geschiedenis.

Een ongekend verhaal
Eerlijk gezegd kan ik wel begrijpen dat mensen het conservatisme van Kinneging omarmen. Hij levert zinnige cultuurkritiek in een wereld op drift. En in die wereld helpen de klassieken om orde op zaken  te stellen. Die orde is aantrekkelijk. Maar dan zit er ook een addertje onder het gras. We leven namelijk na het paradijs – met alle gevolgen van dien. Bijvoorbeeld dat mijn kenvermogen ‘verduisterd’ is, om over mijn ‘wil’ nog maar te zwijgen. Daarom gaat ‘openbaring’ voor ‘orde’. Pas in het licht van Jezus Christus leer ik de door God gegeven morele orde kennen.[1] Anders gaat het al snel mis – als ik bijvoorbeeld orde uit de natuur ga aflezen. De passages bij Kinneging over de aangeboren seksuele driften bij de man stelden mij wat dat betreft niet gerust.

Die openbaring breekt de wereld open en dat ‘potentieel’ blijft. In een aflevering van De ongelooflijke podcast afgelopen najaar zei publicist Stephan Sanders: ‘De koning die sterft aan het kruis, dat is het hart van de kerk. Welk bedrijf adverteert nu met het allerzwakste moment? Dat is van zo’n grote diepgang.’ Het verrassende van Heerschappij is te lezen hoe die openbaring in elke tijd levens vernieuwt – onafhankelijk van de plaats in de maatschappelijke hiërarchie. De ‘dwaasheid’ van het kruis blijkt dynamiet en krijgt handen en voeten – ook in een cultuur die weinig voeding meer ontvangt vanuit haar christelijke wortels. Maar dat was in de eerste eeuwen van de kerk niet anders.  ‘De Geest schrijft wegen in de tijd’, zingt een lied (Gezang 244). Maar dat geldt dus iedere tijd. Het verhaal gaat nog wel een poosje door.

N.a.v.
Tom Holland, Heerschappij. Hoe het christendom het Westen vormde, Atheneum, 2020.
Andreas Kinneging, De onzichtbare Maat. Archeologie van goed en kwaad, Prometheus, 2020.

W.L.W. Kater, MA Msc studeert theologie aan de TUA en werkt in het voortgezet onderwijs. Hij is redacteur van Wapenveld.

  1. Cf. O. O’Donovan, The resurrection of the moral order (Leicester, 1994).