Redactioneel

Een van de aantrekkelijke kanten van de global village waar we tegenwoordig in leven is dat je geen wereldreiziger hoeft te worden om eens wat nieuws te horen. In je werkomgeving kun je zomaar allerlei verschillende culturen en perspectieven tegenkomen. Als er in de wereld iets gebeurt waar onze kranten en nieuwssites vol mee staan, kan ik vaak niet wachten tot ik iemand heb gesproken die in het andere ‘kamp’ zit. Verwarring gegarandeerd.

Van een collega die afkomstig is uit Iran krijg ik vaak te horen hoe eenzijdig de berichtgeving in Nederland is. Worden vrouwen daar onderdrukt? Welnee, wat wij in het nieuws daarover lezen zijn uitzonderingen. En over wat er nog meer gebeurt lees je niets in Nederlandse nieuws: dat geweld ook vrouwen treft die zich wel aan de kledingvoorschriften van de islam houden. Evenmin krijgen wij te horen dat vrouwen in Iran gewoon een opleiding kunnen volgen en een baan vinden. Bovendien is Iran een heerlijk vakantieland, ze gaat er graag naartoe. Wat ik van mijn collega geleerd heb is dat er heus een groot verschil is met Afghanistan, waar de Taliban de scepter zwaaien en waar geen vrouw naar school mag. Dat soort nuances kun je gemakkelijk missen als je alleen de koppen van het Nederlandse nieuws snelt. Overal ter wereld waar nog onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen, is immers nog sprake van onderdrukking.

Journalisten zijn net gewone mensen; ze zijn gevoelig voor de taboes die wij met elkaar in stand houden. Dat kan ervoor zorgen dat we niet verder komen dan ons eigen gelijk, zelfs in onze kwaliteitskranten. Tegelijk bestaat er niet zoiets als objectieve journalistiek. Dat journalisten ook zelf een perspectief hebben, noem het een mening, mag best blijken. Dit is een van de dilemma’s die we in onze jaarserie Journalistiek in een plurale samenleving aan de orde willen stellen. Niemand minder dan de grote Abraham Kuyper wijst ons hierin de weg. Dat is de ontdekking van historicus Johan Snel in zijn recente proefschrift. Kuyper was de grondlegger van wat tegenwoordig ‘betrokken journalistiek’ heet.

Snel legt er de vinger bij dat voor Kuyper zijn visie op journalistiek nauw samenhing met zijn pluralisme. Iedere groep heeft volgens hem recht op maatschappelijke en geestelijke ontplooiing, en journalistiek kan daarbij helpen. Dat klinkt heel anders dan hoe in de bijdrage van Gerdien Bertram-Troost wordt gesproken over multiperspectiviteit. Tegenwoordig lijkt pluralisme eerder een bedreiging dan een kans. Bertram-Troost bespreekt een interviewbundel van Esther van Fenema en Joost Röselaers en probeert iets van het optimisme van Kuyper te hervinden. Juist vanuit eigenheid kun je ruimte maken voor diversiteit.

Maar dan moeten die eigenheid en bezieling er wel zijn. We leven in een tijd waarin de ziel in ademnood is gekomen. Dat zijn bekende tonen op het Wapenveld orgel, dat in dit nummer wordt bespeeld door Herman Oevermans. Hij levert een bezinning op de ziel in antwoord op het recente boek van Stefan Paas Vrede op aarde. De vraag of de ziel te maken heeft met het wezen van de journalistiek, stelt Oevermans niet, maar wie dit nummer uit heeft, zal er toch over gaan mijmeren.

Sophie van Bijsterveld, hoogleraar in Nijmegen, bespreekt een romanklassieker: Brideshead revisited. Op het eerste gezicht lijkt het een boek dat het belang van het geloof in het leven van de hoofdpersonen onderstreept. Maar Van Bijsterveld, zich bedienend van fijnzinnig proza, ziet veeleer de mislukking zich aftekenen in het leven van haar helden en sluit af met een onheilspellende vraag: wat kan ons leven anno nu nog houvast geven?