Sekse als antwoord: een reactie

In Wapenveld nummer 1 van deze jaargang is Sekse als antwoord van Maarten Verkerk besproken , een boek over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Zonder aan deze bespreking afbreuk te willen doen - een bespreking immers die vooral vanuit een min of meer neutraal perspectief het thema van de verhouding tussen vrouwen en mannen onder de aandacht wilde brengen - zou ik toch wat meer kritische kanttekeningen bij het boek van Verkerk willen plaatsen. 'Terugtrekken in de wereld van frutsels en fornuis' lukte me voor het lezen van dit boek toch ook al niet, en ik vermoed dat het boek van Verkerk meer pretenties heeft dan dat.

In deze reactie wil ik een aantal punten noemen, die in de genoemde bespreking of in het geheel niet aan de orde zijn gekomen, of zonder commentaar van de auteur van het boek zijn overgenomen. Overigens laat ik de bespreking verder voor wat die is. Het gaat me vooral om het boek van Verkerk, niet zozeer om de bespreking ervan door Van den Brink-Blankesteijn.

Verkerks werkwijze

In Sekse als antwoord poogt Verkerk een gesprek aan te gaan met de vrouwenbeweging. Hij schetst daartoe een geschiedenis van de vrouwenbeweging en focust daarbij op het kwaad dat vrouwen de eeuwen door is aangedaan. Systematische analyse (een analyse met behulp van theoretische inzichten uit de wijsbegeerte van Dooyeweerd) brengt hem tot een aantal conclusies over verschillende aspecten van de man-vrouw verhouding, zoals de rol van vrouwen binnen de kerk en binnen het huwelijk. De benadering door Verkerk van dit onderwerp staat me om een aantal redenen niet aan.

In de eerste plaats zou ik de door Verkerk gepretendeerde neutrale positie ten opzichte van zijn onderwerp onder de loep willen nemen. De auteur poogt namelijk als relatieve buitenstaander het feminisme, of breder: (de geschiedenis van) de vrouwenbeweging, in kaart te brengen. Deze neutrale positie echter is in mijn ogen een farce, en dat niet alleen omdat de auteur een man is. Verkerk verwoordt onvoldoende dat een neutrale positie ten opzichte van een onderzoeksonderwerp in de sociale wetenschappen in feite onmogelijk is. Op allerlei wijzen speelt de onderzoeker of auteur en haar of zijn waarden, belangen en situatie een rol. Geldt dit in het algemeen, het geldt zeker als het gaat om de verhouding tussen mannen en vrouwen. Waarom is dit een punt van belang? Omdat Verkerk met z'n stijl van objectief onderzoek aan een aantal zaken voorbijgaat. Zo houdt Verkerk er te weinig rekening mee dat de keuze en selectie van zijn onderwerp (en literatuur die hij daarbij gebruikt) niet neutraal is, in de zin van een objectief gegeven. Het feminisme of de vrouwenbeweging is geen vooraf bedachte entiteit die door enkelen aan velen wordt doorgegeven. In het feminisme gaat het bij uitstek om zeer uiteenlopende onderwerpen die door zeer uiteenlopende vrouwen om zeer uiteenlopende redenen worden besproken. Bij elkaar vormt dat dan, vaak achteraf gezien, een deel van de feministische beweging of een feministische golf. Neutrale, objectieve beschrijving van 'het' feminisme is dus onmogelijk. Nu hoeft dit op zich geen bezwaar te vormen om een (belangrijk) deel van dat feminisme te bespreken, zolang je het bovenstaande maar terdege beseft. Verkerk beseft dat echter onvoldoende, hetgeen resulteert in een vrij willekeurige beschrijving van het feminisme. In samenhang hiermee kan aangetekend worden dat bij Verkerk selectiecriteria voor de literatuur die hij gebruikt ontbreken. Dit valt temeer op daar er nogal opvallende leemtes in de literatuur zijn aan te wijzen. Nu is het gemakkelijk om iemand te bekritiseren om dingen die hij niet doet, maar als De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt (om eens een klassieker die die naam wel verdient te noemen) niet eens in de literatuurlijst is opgenomen, kun je je afvragen op grond waarvan Verkerk op bepaalde literatuur zo nadrukkelijk de aandacht vestigt (zoals Christendom en vrouwenbeweging van de Nederlandse Christenvrouwenbond uit het begin van deze eeuw) en andere (zoals dus De schaamte voorbij - één van de invloedrijkste boeken uit de Nederlandse vrouwenbeweging -) niet eens noemt. En nu gaat het nog niet eens zozeer om specifieke titels die ontbreken, maar veel meer om complete terreinen binnen het feminisme die de auteur braak laat liggen: waar heeft Verkerk het over lesbische vrouwen, of over zwarte vrouwen? Komen hem die onderwerpen niet goed uit met z'n conclusies al in het achterhoofd?

Een volgend punt waar heel wat op valt af te dingen betreft de structurering van zijn betoog. Hij bouwt zijn betoog op door verschillende tradities achtereenvolgens te bespreken. De verdeling in tradities en stromingen oogt zeer neutraal en objectief, maar is dat niet. Zo is het onderbrengen van feministische theologie in de postmoderne vrouwenbeweging (de deconstructivistische laatste feministische golf), in plaats van bijvoorbeeld in de christelijke vrouwenbeweging, een zeer subjectieve keuze, en in het geheel geen 'logische' objectieve ordening. De auteur heeft reeds van tevoren een mening over bijvoorbeeld feministische theologie en gaat vervolgens de literatuur bestuderen. Dit geeft een totaal ander resultaat dan wanneer zo 'open-minded' mogelijk de literatuur wordt gelezen.

Hoe lees je feministische literatuur?

Verkerk doet de literatuur (die hij dan uiteindelijk wel kiest) mijns inziens geen recht. Dit geldt niet alleen voor feministische theologie, maar ook voor andere onderwerpen uit de vrouwenbeweging. Feministische literatuur tracht namelijk op een aantal punten te breken met de traditioneel objectiverende (tot dan toe wetenschappelijk genoemde) sociaal-wetenschappelijke literatuur. Die traditioneel wetenschappelijke literatuur zou je mannelijk kunnen noemen in de zin van objectiverend (tegengesteld aan de subjectiverende geschiedschrijving van bijvoorbeeld Simone de Beauvoir in Le Deuxième Sexe). Objectiverend wil dan zeggen: de mens tot object makend. Feministische literatuur is eerder subjectiverend, de vrouw wordt geen object maar blijft handelend en verantwoordelijk subject. De werkelijkheid, met al het kwaad, is geen werkelijkheid buiten ons, maar de werkelijkheid speelt zich in ons en door ons af. Het kwaad is geen onzijdige macht, maar het kwaad wordt gedaan. Specifieke mannen doen in specifieke situaties specifieke vrouwen kwaad aan. Feministische literatuur objectiveert het kwaad niet (waarmee het ongrijpbaar zou kunnen worden), maar verwoordt het van binnenuit. Aan dit aspect nu van literatuur uit het feminisme doet Verkerk geen recht. Je kunt niet voortdurend De kleur paars van Alice Walker aanhalen, en tegelijk het kwaad uitsluitend willen rubriceren. Daarmee doe je Walker, en allerlei anderen, geen recht. Verkerk heeft terecht oog voor de veelzijdigheid van het kwaad en geeft een aardige classificering, maar hij weet niet door te dringen tot de ervaring van het kwaad. Hij gebruikt de literatuur uitsluitend om tot z'n eigen conclusies te komen. Maar daarvoor is die literatuur, die verslagen van binnenuit van aangedaan kwaad, niet bedoeld. Daarmee doe je die vrouwen geen recht, daarmee gebruik je ze zelfs nog een keer.

Conclusies over de man-vrouwverhouding

Tot slot nog iets over de conclusies die Verkerk uiteindelijk trekt. In zijn zoeken naar de zin van de twee seksen komt Verkerk (o.a.) uit bij de metafoor van het antwoord. In respect voor de Schepper beantwoorden vrouwen en mannen het appèl van God. Deze algemene metafoor moet ruimte bieden aan de uniciteit van de mens, zowel vrouw als man. Ieder mens is uniek in haar of zijn gaven en capaciteiten. Het respect voor de Schepper brengt Verkerk als het gaat om de relatie tussen man en vrouw tot de volgende conclusie. 'Man en vrouw zijn tot elkaar geschapen. Juist in de eenheid van het huwelijk kunnen zij in de onderlinge zorg, in de seksuele relatie, in de voortplanting, in het beleven van het geloof, in de zorg voor de mede-mens, en in de maatschappelijke taken, zich ontwikkelen in antwoord op de Schepper' (p. 230). Het huwelijk is voor Verkerk vooral een liefdesrelatie, waarin het gaat om dienende liefde, liefde die de ander zoekt. Hoe is het mogelijk tot dergelijke conclusies te komen, en tegelijk te pretenderen intensief in gesprek te zijn met het feminisme. Alsof de structuur van het huwelijk, en de oproep tot dienende liefde in dat huwelijk, juist niet altijd vrouwen heeft beknot in haar vrijheid en ontwikkeling. Alsof het kwaad niet juist vooral geschiedt onder de dekmantels van liefde, en van de bescherming en benutting van individuele gaven en capaciteiten. Hier nu ligt mijn grootste bezwaar tegen dit boek van Verkerk. Argeloze lezeressen en lezers zouden kunnen denken dat - met een op het oog indrukwekkende feministische literatuurlijst in de hand - de conclusie onontkoombaar is dat vrouwen vooral tot ontplooiing komen in relatie tot de (bij Verkerk bij voorkeur: hun) man, en dus niet in zichzelf. Verkerk vindt dat man en vrouw aan elkaar gelijkwaardig zijn en van daaruit elkaar kunnen dienen. Dat is een prachtig ideaal. Verkerk vergeet dan echter dat mannen en vrouwen in een huwelijk niet geïsoleerd leven. Ze leven in een samenleving waarin mannen nog altijd dominanter aanwezig zijn dan vrouwen. Een samenleving waarin vrouwen er nog steeds voor moeten vechten op alle gebieden gelijk aan mannen bejegend te worden. Die samenleving kan niet buitengesloten worden, ook niet als het om een ideaal huwelijk gaat. Ik acht het zinniger en realistischer uit te gaan van bestaande diep verankerde ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Vrouwen moeten nog steeds strijden voor hun belangen. Zolang er in de samenleving als geheel geen sprake is van een in alle opzichten gelijke verhouding tussen mannen en vrouwen zou het best eens zo kunnen zijn dat vrouwen geen mannen nodig hebben om tot volledige ontplooiing te komen. Laat vrouwen eerst maar in onderlinge solidariteit hun ervaringen delen en bekrachtigen, voordat ze voor hun ontwikkeling weer op een relatie met een man worden aangewezen. Pas indien er werkelijk onderlinge gelijkheid is gerealiseerd, komt de ideale man-vrouw relatie van Verkerk misschien in zicht.

Vrouwen en mannen die zich willen verdiepen in de verhouding tussen de seksen kan ik aanraden zelf de feministische bronnen te raadplegen. Die zijn echt niet zo gesloten of tendentieus als Verkerk suggereert. Dan kan men ook oog houden voor die vrouwen en mannen die buiten de 'kernrelatie man-vrouw' vallen.

  1. Maarten J. Verkerk, Verantwoording Reeks, deel 12, 1997, Buijten & Schipperheijn, 256 p., ¦ 37,50.
  2. Door Gerie-Anne van den Brink-Blankesteijn, Wapenveld, jrg. 48, nr. 1, pp. 13-17.