Redactioneel

Onlangs was het weer zover. In Pauw en Witteman – het blijft nog wat wennen, vind ik, dit duo – werd het nieuwe boek van Ayaan Hirsi Ali besproken, waarin ze verhaalt over de gang van haar leven. Onvermijdelijk kwam de discussie op de islam terecht en de voor vrouwen discriminerende en voor de niet-islamitische mensheid gewelddadige inhoud daarvan. Adriaan van Dis vond echter dat dit niet zo schokkend was – wel af te keuren, overigens –, want in de koran en de bijbel stond per saldo toch hetzelfde te lezen. Hij riep maar even in herinnering het verhaal van Elia die vierhonderd valse profeten een kopje kleiner liet maken op de Karmel. Duidelijk een lot dat Van Dis als niet-gelovige niet graag onderging…
Niet alleen niet-christenen stoten zich echter aan de gewelddadige passages in de bijbel. Het is me al heel wat keren overkomen dat tijdens een kerkelijke huwelijksbevestiging het bruidspaar als bijbelpassage voor de dienst Psalm 139 had gekozen. Het is een prachtige psalm waar rotsvast vertrouwen in God uit spreekt. ‘Wonderlijk zoals u mij kent,/ het gaat mijn begrip te boven.’ Stelselmatig las de dominee echter de laatste paar verzen niet: ‘God, breng de zondaars om (…) Zou ik niet haten wie u haten, Heer, niet verachten wie tegen u opstaan?/ Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden. Bij navraag bleek dat het bruidspaar dit aan de dominee had gevraagd. ‘Het zijn zulke nare teksten, dat vinden we zelf al’, zo zeiden ze, ‘maar helemaal als er niet-christenen bij zijn, dan kunnen ze beter maar achterwege blijven’.
Ook al zou niet iedereen zo ver gaan om zulke passages uit het leesrooster weg te laten, toch voelen we ons allemaal ongemakkelijk als we op zulke verhalen en teksten stuiten. Het spoort niet met het beeld dat we van God hebben, de God van Johannes 3 vers 16, de God die liefde is. Het is dit stevige spanningsveld dat centraal staat in het artikel dat de Apeldoornse hoogleraar H.G.L. Peels voor dit nummer van Wapenveld heeft geschreven. Hij probeert om niet goedkoop weg te kijken bij de geweldspassages, maar laat ze dichtbij komen om ze zo zorgvuldig af te luisteren. Hoe kan het dat dit in de bijbel staat, wat vertelt dit ons over wie God is? In een grondige gang door het Oude Testament maken we kennis met de verschillende kanten van geweld en agressie. Het bijbels-theologische kader dat Peels hanteert kan een vruchtbare ‘leesbril’ opleveren voor ieder die in de kerk of daarbuiten weer eens stuit op ‘de bijbel als bloedig boek’. Het zou geen kwaad kunnen als Adriaan van Dis Wapenveld zou lezen, dan zou hij een volgende keer wellicht iets minder gemakkelijk jihadstrijders en bijbelvromen in een adem noemen.
Het idee achter de jihad, het je opofferen aan het hogere doel, blijkt overigens iets te zijn dat de moderne westerse jeugd zich nauwelijks kan voorstellen. In een interview laat cultuur- en godsdienstpsycholoog Maerten Prins zien dat grotere verbanden en thema’s sterk onder druk staan. De wereld van 21e-eeuwse kinderen draait vooral om henzelf, met hun games en Nokia's. Commitment is een lastig ding. Overigens houdt Prins niet van gesomber en roemt hij de flexibiliteit die jongeren tegenwoordig op weten te brengen.
Geweld is wel iets dat in de literatuurbijdrage naar voren komt. Daarin staat de roman Glamorama van de omstreden Amerikaanse auteur Bret Easton Ellis centraal. Een roman die ruim vóór 9/11 is geschreven, maar haarfijn laat zien wat de zwakke plek van de moderne westerse cultuur is.
Aandacht voor de toekomst van het predikantschap, tegen de achtergrond van een krimpend personeelsbestand bij de kerken, is er in de bijdrage van Bert de Leede. Hij doet een aantal aanbevelingen die op de komende synodevergaderingen van de PKN niet zonder schade genegeerd kunnen worden. Ook de andere kerken zouden er trouwens goed aan doen zich op dit thema te bezinnen, hun predikantencorpsen vergrijzen niet minder rap. Tijd voor creatieve oplossingen!