Exit geest

Philip Roth

Er worden veel te weinig boeken over oude mensen geschreven, stelde de Jiddische Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer eens. Ook in de literatuur lijkt het echte leven zich te beperken tot de jeugd en het werkende leven. Philip Roth doet in ieder geval zijn best om Singers dictum te logenstraffen. Na zijn elegie Alleman verschijnt nu opnieuw een boek over een oude man, ditmaal een bekende voor de echte Roth-liefhebber: Nathan Zuckerman [1]. Hij is een van de alter ego’s waarmee Roth in zijn eerdere boeken, waaronder De ghostwriter, heeft gespeeld. Zuckerman is – evenals Roth – een succesvolle Amerikaanse schrijver met een joodse achtergrond. Hij heeft furore gemaakt in het literaire leven, maar zich daarna teruggetrokken uit New York in een huisje in de bossen van Massachussets.
Als jongere lezer is het inderdaad even wennen: via de roman leef je enkele dagen mee met een 71-jarige man die, sinds hij vanwege kanker aan zijn prostaat is geopereerd, incontinent en impotent is. De hele dag moet Zuckerman met een plastic luier rondlopen, terwijl op ongelegen momenten minder prettige geuren omhoogstijgen. Zwemmen in een openbaar zwembad zit er ook niet meer in, omdat hij plotseling een geel spoor achter zich trekt. Om zijn vergeetachtigheid tegen te gaan heeft hij een schrift waarin hij al zijn gesprekken en afspraken noteert.
Veel kon het Zuckerman niet meer schelen – in zijn overzichtelijke kluizenaarsbestaan had hij zijn zaakjes op orde. Hij zag weinig mensen, zwom in zijn vijver in de tuin en richtte zich helemaal op zijn geestelijke arbeid: het schrijven van nieuwe romans. Kranten las hij niet meer, op tv sloeg hij consequent het journaal over. Maar hoop laat zich uiteindelijk niet onderdrukken. Na elf jaar gaat hij toch weer naar New York om een uroloog te zien die belooft dat hij de controle over zijn blaas terugkrijgt. Eenmaal in New York krijgt het moderne leven, waar hij juist zo duidelijk afstand van wilde nemen, toch weer grip op hem. Hij reageert op een advertentie voor woningruil met een jong schrijversechtpaar dat een jaar buiten de stad wil wonen, uit angst voor een herhaling van 9/11 en om hun grote romans nu eindelijk in alle rust af te schrijven.
Het contact met jonge mensen, het terugzijn in de stad – het brengt Zuckerman volledig van zijn apropos. Zijn seksuele verlangens blijken bij het zien van de jonge schrijfster, Jamie, weer op te spelen. Roth laat op een knappe manier zien hoe met de ouderdom het lichaam zich onttrekt aan de innerlijke verlangens van de mens – het lichaam gehoorzaamt niet langer. Ook de politiek, die Zuckerman zo lang buiten de deur had weten te houden, overvalt hem weer: hij wil geen bezoek aan Ground Zero brengen, maar plotseling zit hij wel op de avond van de presidentsverkiezingen in 2004 bij het schrijversechtpaar op de bank tv te kijken. Hij ziet hoe hun wereld instort als Bush zijn tweede termijn krijgt.
Minstens zoveel invloed op Zuckermans gemoedsgesteldheid hebben de contacten met een vriend van de jonge schrijvers: Richard Kliman, die zich heeft voorgenomen een biografie te schrijven over de vergeten auteur E.I. Lonoff. Lonoff was het grote voorbeeld van Zuckerman in zijn jonge jaren en kwam als zodanig ook voor in de eerdere romans. Kliman wil Zuckerman spreken omdat hij een van de weinige kennissen van Lonoff is die nog in leven is. Zuckerman vind hem echter opdringerig en niet integer genoeg om met Lonoff bezig te zijn. Kliman suggereert op basis van een halve, niet gepubliceerde roman dat Lonoff een incestueuze relatie met zijn oudere zus heeft gehad. Dit ‘grote geheim’ wil hij als basis van zijn biografie nemen en als sleutel om heel Lonoffs werk te interpreteren. Zuckerman wordt woedend en probeert de jonge Kliman op alle mogelijke manieren tegen te werken.
De roman heeft een duidelijk cultuurkritische ondertoon. Dat is even wennen bij Roth, die immers een icoon is van het progressieve, liberale deel der Amerikaanse natie en altijd meer voorloper dan criticaster was. Door de figuur van Zuckerman te gebruiken, die na elf geïsoleerde jaren terugkeert in het hart van het culturele leven, New York, heeft Roth de mogelijkheid om scherp de verschillen tussen ‘toen’ en ‘nu’ te tekenen. Zo hekelt hij het gejaagde, materialistische leven van mensen die zelfs op straat nog lopen te telefoneren, de rust lijkt volledig uitgebannen te zijn.
Roth doopt zijn pijlen echter pas werkelijk in het zwaarste gif als het moderne literaire bedrijf ter sprake komt. Kliman staat daar symbool voor. De tendens om literair werk vrijwel geheel te verklaren vanuit de biografische achtergrond van de auteur – en dan het liefst vanuit een ‘groot geheim’, zo mogelijk seksueel geladen – acht hij verwerpelijk. Literatuur wordt daarmee niet meer als creatieve schepping serieus genomen, maar wordt slechts de inzet van triviale boulevardjournalistiek. Roth waarschuwt hiermee natuurlijk ook op scherpe toon zijn recensenten om de overeenkomsten tussen Zuckerman en zijn eigen leven – al even teruggetrokken in de bossen van New England – tot sleutel bij de interpretatie van dit werk te maken.
Cultuurkritiek dus – maar er zitten ook onmiskenbaar zelfkritische kanten aan het verhaal. Kliman roept de herinnering in Zuckerman wakker aan zijn eigen jonge schrijversjaren. Toen was hij ook zo’n jonge hond, op zoek naar het juiste verhaal. Zuckerman verwondert zich over Kliman, hij dacht dat de typisch joodse drive en passie die zijn eigen generatie had gekenmerkt, inmiddels wel was verdwenen; Dat de huidige joodse jongere volledig gedomesticeerd was – hoewel nog niet volkomen geaccepteerd. Zoals hij zelf destijds verwoed contact probeerde te krijgen met Lonoff, die teruggetrokken op het platteland leefde, zo spant Kliman zich nu in om Zuckerman voor zich in te winnen. Zoals Lonoff een jonge geliefde had, Amy, zo probeert Zuckerman Jamie – slechts een ‘J’ ervoor! – in te palmen.
Deze zelfkritiek doet je daardoor onmiddellijk afvragen of de cultuurkritische noties niet afgedaan zouden moeten worden als het karakteristieke gemopper van een oude man. Laat Roth niet zien dat iedere generatie eigenlijk weer precies hetzelfde doormaakt? Die constante zit beslist in het verhaal, zoals iedere auteur de spanning tussen stad versus platteland en engagement versus afstand zal kennen. Toch komt dit niet in mindering op Roths ergernis over de banalisering van de literatuur. Dat is een nieuw verschijnsel. De vorm van Kliman mag op die van de jonge Zuckerman lijken, de inhoud is beslist verschillend.
Exit geest is het meeslepende verhaal van een oude man bij wie na het lichaam ook zijn geest het steeds meer gaat begeven. De titel duidt daarop – afkomstig uit Shakespeares Macbeth – en het verhaal legt er rekenschap over af. Ook in letterlijke zin kan de titel opgevat worden: Zuckerman, de ghostwriter van weleer, verdwijnt aan het eind van het boek voor de tweede maal uit New York en het heeft er alle schijn van dat dit ook de laatste keer is. In het boek komt regelmatig The shadow line van Joseph Conrad ter sprake. Precies die notie van een schemerzone past bij dit boek. Tussen het actieve leven en het sterven in bevindt zich een domein waarin de dingen gaan schemeren. Waarin ook niet meer helemaal duidelijk is wat feit is en wat fictie. Zo is het niet helder of de notities die Zuckerman van zijn gesprekken met Jamie naderhand maakt ook kloppen. Is het archivering ter herinnering of een toneelstuk ter opvoering?
Ditmaal schreef Roth geen humoristisch boek, doorbrak hij ook geen taboes. Dit is een ernstig boek over de moeite van het ouder worden, dat misschien juist jongeren wel moeten lezen. Tegelijkertijd is het een pamflet tegen de moderne literatuurkritiek. Wie zo’n inhoudelijke agenda met een existentieel thema op een soepele en overtuigende manier weet te combineren, behoort tot de groten van de wereldliteratuur. Het wordt tijd dat de dames en heren in Noorwegen Roth gaan lezen!

  1. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 2007, 285 pag., ISBN 9789023426318, € 18,90; vertaling Ko Kooman.