‘Fundamenteel is voor mij de lankmoedigheid Gods’

SGP-senator Holdijk (64) over de theocratiediscussie in zijn partij
De SGP, die onlangs negentig jaar bestond, heeft besloten om de term theocratie niet meer te gebruiken. SGP-senator Holdijk laat zich niets verbieden. Volgens hem legt zijn partij het woord theocratie verkeerd uit. ‘De theocratische belijdenis is versmald tot een ideaal en een politiek program.’ Hij vindt dat zijn partij zich eigenlijk opnieuw uit zou moeten vinden. ‘De SGP als hoeder van de rechtsstaat.’

De liberaal Oud, onze parlementaire geschiedschrijver, noteerde bij de intrede van de SGP in de Tweede Kamer, in 1918: ‘Hier ziet men nu het calvinisme in zijn uiterste steilheid en onverdraagzaamheid.’ De socialist Schaper drukte zich later nog wat krasser uit, toen hij de taal van SGP-Kamerlid ds. Kersten omschreef als ‘een nageboorte uit de Middeleeuwen’. Karikaturen over de SGP, ze bestaan nog steeds.

De huidige generatie mannenbroeders voldoet nauwelijks nog aan het beeld van steilheid en onverdraagzaamheid. SGP-Eerste Kamerlid mr. Gerrit Holdijk (64) is de mildheid zelve. Hij bewandelt graag de middenweg, is niet zo van de extremen. Goed geworteld in de bevindelijk-gereformeerde traditie, maar altijd met het vizier op de wereld om hem heen. Principieel, maar niet zonder ruimhartigheid en tolerantie naar de ander. Ernstig, maar niet zonder humor.

Zo nu en dan steekt hij zijn nek uit. Zo stelde hij een paar jaar geleden voor om Tweede Pinksterdag te laten vervallen en in ruil daarvoor het Suikerfeest als erkende feestdag in de kalender op te nemen. Niet iedereen nam het hem in dank af. ‘Nee, een meegaand type ben ik niet’, erkent Holdijk zelf.

Onlangs vierde zijn partij haar negentigjarig bestaan. Holdijk kent de partij sinds jaar en dag. In 1972 werd hij beleidsmedewerker bij de SGP. En in 1986 kwam hij voor het eerst in de ‘Chambre de reflection’, zoals senatoren de Eerste Kamer plegen te noemen. Reden om eens met hem ‘te redekavelen’, zoals hij het zelf uitdrukt, over de staat van de Staatkundige Gereformeerde Partij.

Het verjaardagsfeestje van Nederlands oudste partij kreeg kleur door twee opvallende gebeurtenissen. In de eerste plaats liet SGP-leider Van der Vlies zich tijdens de jubileumbijeenkomst in De Meern, in een kaal wegrestaurant, ontvallen dat de partijtop voortaan het begrip theocratie zou vermijden. De term riep te gauw misverstanden op. Te gemakkelijk werden associaties gelegd tussen de SGP en moslimfundamentalisten die streven naar een islamitische dictatoriale theocratie en shariawetgeving. De SGP als onze eigen taliban – geen beeld om blij mee te zijn.

In de tweede plaats was er, wat is gaan heten, de kwestie-ds. Visscher. De Amersfoortse Gereformeerde Gemeentenpredikant stelde in de jubileumbundel Op weg naar honderd jaar SGP voor om uit tactische overwegingen de neutrale staat te aanvaarden. De achterliggende gedachte: in een geseculariseerde samenleving kun je moeilijk nog moslims of rooms-katholieken de godsdienstvrijheid of ruimte voor eigen scholen ontzeggen. Want ‘wie islamieten het recht op eigen scholen wil ontzeggen, zaagt onmiskenbaar aan de tak waarop de vrijheid van onderwijs is gebaseerd.’ Een volgende stap is dan sluiting van de eigen reformatorische scholen, zo redeneert Visscher.

Partijgenoten reageerden boos en teleurgesteld, op zowel de uitlatingen van partijleider Van der Vlies als die van ds. Visscher. ‘De SGP is bezig haar bestaansrecht te ondermijnen. Laten we de SGP niet vergeten in ons gebed’, schreef een lezer in het Reformatorisch Dagblad. ‘Ds. Visscher redeneert alleen maar menselijk en horizontalistisch en laat niets horen van de geloofstaal van de vroegere SGP-voormannen Kersten en Zandt: Zo zegt de Heere’, reageerde een ander.

Holdijk begrijpt de ophef niet zo. De discussie over het gebruik van de term theocratie noemt hij ‘werkelijk van ondergeschikt belang.’ En wat ds. Visscher betoogt, ja, dat is toch ‘eigenlijk gewoon de traditionele SGP-benadering.’ Of het bestaansrecht van de partij in het geding is, zoals SGP-leden beweren? ‘Ik dacht het niet. Het gaat slechts om het accepteren van feiten. Daar hoef ik geen ommezwaai voor te maken.’

Holdijk zit in zijn schommelstoel in zijn schitterende woonboerderij aan de rand van Uddel, het huis waar hij in de oorlogsjaren werd geboren en nu samen met zijn vrouw woont. De winterzon verwarmt de huiskamer. Met kalme regelmaat trekt hij aan zijn pijp. Denkpauzes verschaft hij zich door de pijp opnieuw te vullen en aan te steken. Hij voelt zich vrij om te reflecteren op de theocratiediscussie in zijn partij. ‘Ik ben geen politicus’, relativeert hij. ‘Ik ben slechts een jurist in de coulissen van de politiek.’ Van een interview wil hij niet spreken. Liever heeft hij het over een bespiegelend gesprek. ‘Hoe zien jullie dat’, vraagt hij soms. ‘Onderbreek me als ik het verkeerd zie’, zegt hij herhaaldelijk.

Wat betekent theocratie volgens u?
‘God regeert. Theocratie is een gegeven, een geloofswerkelijkheid. Dat betekent dat het een Seinsverständnis is, het omvat ons hele leven en het is niet alleen maar een politieke aangelegenheid. Primair is het een geloofsbelijdenis van de kerk.’

In hoeverre heeft de theoloog prof. dr. A. A. van Ruler, die het woord theocratie in de jaren veertig en vijftig van nieuw elan voorzag, u in dit opzicht gevormd?
‘Ieder mens heeft identificatiefiguren. Voor mij is dat Van Ruler. Het komt nog wel eens voor dat ik denk: wat zou Van Ruler hiervan gevonden hebben, of wat zou hij van mijn standpunten gevonden hebben? Ik houd me niet voor een of ander braaf volgeling van Van Ruler. Veel van zijn geschriften zijn gedateerd en achterhaald. Maar zijn originaliteit verrast me nog altijd.De originaliteit van Van Ruler verrast me nog altijd

Een van zijn aforismen is altijd leidend voor mij geweest, het bekende aforisme uit Religie en politiek: ‘Zo weet het geloof uit het Woord dat de werkelijkheid theocratisch en de theocratie werkelijkheid is.’ Voor mij is die uitdrukking een vorm van houvast, zowel in mijn persoonlijk leven als in mijn werk als Eerste Kamerlid.’

Noemt u zichzelf een theocraat?
‘Ik zou mezelf niet zo noemen. Anderen doen dat soms, en ik laat me dat welgevallen.’ Hij glimlacht.

U mag het woord theocratie niet meer gebruiken.
‘Ik vind de discussie werkelijk van ondergeschikt belang. Eigenlijk zijn we weer terug bij ds. Kersten. Die had zijn ban al over de term theocratie uitgesproken, sindsdien was het een taboewoord. In de periode van ds. Abma, die van 1963 tot 1981 Tweede Kamerlid was, is het woord in zwang gekomen, waarschijnlijk door de invloed van Van Ruler. Ikzelf werd in 1972 beleidsmedewerker bij de SGP. Vanuit de CSFR was ik met Van Ruler en het begrip theocratie vertrouwd. Het maakte binnen de partij opgang zonder dat daar een bepaalde bedoeling achter zat. Sinds enkele jaren is de term belast en beladen door de discussie over de islam.’

Wat vindt u ervan dat de partijtop het woord theocratie niet meer wenst te gebruiken?
‘Ik laat me niets verbieden, en men heeft ook geen verbod uitgevaardigd, dat vooropgesteld. Maar ik vraag me af of het een verstandige beslissing is. Ik zit te wachten op het volgende woord dat geschrapt moet worden. We begeven ons op een weg waarbij ik me afvraag waar die eindigt. Ik bedoel: eerst moeten we de term theocratie schrappen, straks mogen we de term fundamentalisme of fundamenteel niet meer gebruiken of mag een bepaald boek niet meer worden uitgegeven. Het neigt naar censuur. Ik wil geen schrikbeeld oproepen, maar we schieten er niks mee op om het woord theocratie te vermijden. Het kan best dat het misverstanden heeft opgeroepen. Maar dan moet je het nog eens uitleggen, aan anderen, aan jezelf.’

Volgens de partijtop roept het woord theocratie te gemakkelijk associaties met moslimfundamentalisten op.
Die redenering is typerend voor hoe we momenteel binnen de SGP met gevoelige zaken omgaan. Het zijn de omstandigheden, anderen, die ons min of meer dwingen om een woord niet meer te gebruiken. Vergelijk het met die hele discussie rond het vrouwenlidmaatschap, een middelmatige toestand natuurlijk. Sommigen zeggen dat we dat probleem dan uit de wereld moeten helpen. Maar dan zeg ik: nee! Welk volgend issue staat er dan voor de deur? Je moet niet zomaar opzij gaan voor kritiek.

Stel dat er helemaal geen kritiek meer was, dan kan de SGP zichzelf wel opheffen. Een steen des aanstoots zullen we altijd blijven. En misverstanden zullen er altijd blijven, en tegenstellingen zullen we daardoor altijd oproepen.’ Een steen des aanstoots zullen we altijd blijven

Volgens u legt de SGP-top het woord theocratie verkeerd uit?
‘Ja, inderdaad. Binnen de SGP is de theocratische belijdenis versmald tot een politiek program. Er wordt altijd gesproken over het ideaal van de theocratie, zoals dat dan heet. Tegen dat spraakgebruik heb ik me menigmaal gekeerd. Van Ruler merkte terecht op: ‘Idealen zijn idolen en idolen zijn afgoden.’ Dat heb ik altijd goed in mijn oren geknoopt. Theocratie is volstrekt het tegendeel van idealen of het najagen van een ideaal, ze is primair een geloofsbelijdenis, levende werkelijkheid.

Binnen de SGP wordt vaak ook gesproken over de spanning tussen ideaal en praktijk. In die spanning geloof ik dus niet, we moeten echt af van dat woord ideaal. De theocratie als ideale regeringsvorm zal nooit worden gerealiseerd, tot de jongste dag niet, niet bij een minderheid en niet bij een meerderheid van de SGP.

Het is de spanning tussen geloof en werkelijkheid waar we in staan. Die spanning heeft te maken met de totale, integrale geloofswerkelijkheid. We geloven dat er een Schepper is die de geschiedenis te boven gaat, die vandaag regeert, die ook zal regeren. Die belijdenis zal tot de jongste dag spanningen met de werkelijkheid oproepen.

En ja, de politiek is slechts één klein onderdeeltje in die totale geloofswerkelijkheid. Dat besef heeft bij mij altijd geleid tot een ontspannen omgang met het woord theocratie, krampachtigheid is dan niet nodig.’

Is het wel zinvol om theocratie te betrekken op politiek, als politiek toch maar één klein onderdeeltje is van die totale theocratische werkelijkheid?
‘Ik moet zeggen dat ik zelf het woord theocratie nog nooit in de Eerste Kamer heb gebruikt. Ik ben eenvoudigweg nog nooit een passende gelegenheid tegengekomen waarbij ik het had kunnen gebruiken. In die zin heb ik geen moeite met het besluit om dat woord niet meer te gebruiken, we redden ons best zonder.

De kracht van het theocratische spreken is het profetische getuigenis. Maar de zwakte is inderdaad dat het politiek moeilijk relevant te maken is. Het heeft geen maatschappijvisie of zoiets. Theocratie is op zichzelf ook geen politiek criterium. Het gaat om de vraag hoe je die geloofsbelijdenis vertaalt. Val je terug op bepaalde uitgangspunten van het Evangelie of de Bergrede, zoals het CDA of de ChristenUnie. Of val je terug op Gods geboden en inzettingen, zoals het binnen de SGP heet. Daar komen de verschillen pas. Dat zit niet in de belijdenis zelf.’

Tot zover het besluit van de SGP-top om het woord theocratie niet meer te gebruiken. Veel meer commotie nog veroorzaakten uitlatingen van ds. Visscher in Op weg naar honderd jaar SGP. Hij pleitte ervoor om uit tactische overwegingen de neutrale staat te aanvaarden. Secularisatie is het kernwoord in zijn betoog. In zijn artikel somt hij enkele feiten op. In 1918, toen de SGP werd opgericht, heette Nederland een christelijke natie te zijn. Bijna iedereen was gedoopt. Negentig jaar later bezoekt slechts zestien procent van de inwoners nog regelmatig een kerk. Visschers conclusie: ‘Veranderde omstandigheden moeten de SGP tot een doorgaande bezinning op haar concrete opstelling brengen. De feitelijke constellatie is gewijzigd. Dat mag, dat moet tot een gewijzigde tactiek leiden.’

Ds. Visscher pleit voor een tactische aanvaarding van een neutrale staat, een opmerkelijk geluid binnen de SGP. Wat vindt u van zijn betoog?
‘Eigenlijk komt zijn betoog neer op de vraag of je de feiten wilt accepteren. Ik heb bezwaren tegen de term neutrale staat, onpartijdige staat was beter geweest. En het woord tactisch roept bij mij wel een beetje de gedachte op van een dubbele agenda. Zo van: we accepteren nu de onpartijdige staat, maar zodra we kans zien is het afgelopen. In die zin ben ik niet zo gecharmeerd van het woord tactisch.

Maar ik begrijp de strekking van Visschers betoog. Het tactisch aanvaarden van de onpartijdige staat heeft te maken met de erkenning van de pluriformiteit, de multiculturele samenleving. Dat heeft te maken met het accepteren van feiten. En ja, dat je feiten moet accepteren, daar hoef ik geen ommezwaai voor te maken. Die feiten gaan niet buiten Gods regering om. In die zin zijn ze voor mij gegeven. Ik belijd dat hij ook vandaag regeert, in ons persoonlijke leven en in de grotere verbanden. En hoe ik dat allemaal redelijk moet verklaren, dat weet ik uiteraard ook niet; het blijft een geheimenis. Maar het zijn wel de feiten. In die zin kan ik me best in Visscher vinden als hij zegt: ‘De omstandigheden zijn sinds 1918, toen de SGP ontstond, drastisch veranderd. We moeten onze tactiek, zullen we dan maar zeggen, aanpassen.’ ’

Binnen de SGP is vele malen gezegd dat Visschers redenering een breuk met de partijtraditie betekent. Het bestaansrecht van de partij zou in het geding zijn.
‘Ik dacht het niet. Het bestaansrecht is niet in het geding. Het bestaansrecht is niet in het geding Wat Visscher betoogt, dat is eigenlijk de traditionele SGP-benadering. Wij hebben altijd volledig binnen de democratische rechtsstaat willen opereren. Dat betekent simpelweg dat we niet kunnen knagen aan de rechten van allochtone minderheden. Zowel in juridische als in ethische zin zou dat volstrekt onacceptabel zijn. We hebben nu eenmaal een multiculturele en een multireligieuze samenleving, of je wilt of niet. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat we ons geloof terzijde schuiven of dat we alle godsdiensten gelijkschakelen. Met andere woorden: Visschers betoog hoeft niet, zoals sommigen denken, uit te lopen op een gelijkheidsdenken. Dat is een misvatting.’

Waarin verschilt uw benadering van de pluriforme staat van die van het CDA of de ChristenUnie?
‘De vraag is of je die pluriforme staat wenselijk vindt. Oud-CDA-senator Woldring benadrukte eens in een artikel de wenselijkheid van een multiculturele en veelkleurige staat. Daarvan zeg ik: nee. Ik krijg – gegeven de nationale historie, waar God werkzaam is geweest – geen blije gevoelens als ik de ene na de andere minaret zie verschijnen. Het maakt toch wel wat uit of een dorp of stad nu wordt gedomineerd door minaretten of kerktorens. Je kunt zeggen: waar hebben we het nu over, dat is louter buitenkant. Inderdaad: we hebben het over het gelaat van het leven, de buitenkant, en niet over het inwendige van het individu. Maar voor mij is het niet alleen maar een gevoelsmatige kwestie. In de kern gaat het om onze culturele identiteit.

Ds. Visscher wees in de discussie op de opstelling van Groen van Prinsterer. Groen zou na de behandeling van de Onderwijswet in 1857 de neutrale staat tactisch hebben aanvaard. Je kunt daar een schriftgeleerdendiscussie over houden. Ik denk dat Groen nooit van z’n leven het ideaal van een staat met de Bijbel wilde opgeven. Gedwongen door de omstandigheden voelde hij zich misschien genoodzaakt om binnen die context van de neutrale staat te opereren, zolang het tenminste geen antichristelijke staat was.

Met Groen van Prinsterer vind ik dat de overheid haar steentje mag bijdragen aan de kerstening. De overheid mag haar steentje bijdragen aan de kerstening Ik ben voorstander van de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van de kerk ten opzichte van de staat. Maar dat zie ik, tegelijkertijd, nog steeds niet als de normale toestand, of je het nu oudtestamentisch of nieuwtestamentisch benadert. De normale toestand zou voor mij toch zijn een huwelijk van kerk en staat – met een zekere dualiteit en scheiding van machten uiteraard. Echtscheiding zie ik nog altijd niet als de normaalste zaak van de wereld.’

Zou je kunnen zeggen dat ds. Visscher wel een draai móést maken vanuit de gedachte van theocratie als een politiek ideaal. En dat u, vanuit uw benadering van theocratie als levende werkelijkheid, zo’n draai helemaal niet hoeft te maken?
‘Inderdaad, dat denk ik. Nogmaals: wat Visscher betoogt is niets anders dan de traditionele SGP-benadering. We hebben de wet, daar houden we ons aan, en die brengen we in het staatsleven zo maximaal mogelijk tot gelding. Tegelijkertijd kunnen we natuurlijk de exclusiviteit van het christendom blijven benadrukken – ja, welke gereformeerde variant, dat is natuurlijk weer een heel ander vraagstuk.’

Was u blij met het betoog van ds. Visscher?
‘Jawel. Ik denk dat het goed is dat het van zijn kant komt, een predikant van de Gereformeerde Gemeenten. Ik heb het – misschien wat minder expliciet – al veel vaker gezegd. Toen sloeg het niet aan, nu hopelijk iets meer. Zijn woorden kunnen een goede uitwerking hebben; als het maar niet leidt tot het zoveelste incident, dan zijn we er niets mee geholpen.’

Op de achtergrond van de discussie zong voortdurend de vraag rond naar de betekenis en relevantie van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. ‘Dr. A. Kuyper was eerlijker dan de SGP: hij schrapte artikel 36 (deels), de SGP laat het schijnheilig staan, maar holt het volkomen uit’, schreef een lezer in het Reformatorisch Dagblad. Hij doelde natuurlijk op de bekende 21 woorden: de overheid is geroepen ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij, en valsen godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen.’ De SGP en ds. Visscher zouden deze zinsnede – die voor Kersten nog een sjibbolet was om zich te onderscheiden van de ARP van Abraham Kuyper – te weinig serieus nemen.

Artikel 36 lijkt een kernpunt in de discussie binnen de SGP, misschien wel de inzet. Hoe leest u dat artikel?
‘Eerst moet mij iets van het hart. Wat mij dwars zit is dat de PKN het onverkorte artikel 36 weer tot het hare heeft gemaakt en er vervolgens niets over zegt. Dus ik moet zelf vanuit mijn geweten en vanuit de bronnen in het verleden een weg zien te vinden in de uitleg. Dat je zo’n artikel kerkordelijk transformeert en er vervolgens over zwijgt – dat stoort mij.

Nu de vraag. Artikel 36 geldt voor sommigen binnen de SGP als de hoogste wet, alsof het nog boven de Schrift uitstijgt. Voor mij geldt: het is een kerkelijke belijdenis, geen politieke belijdenis. Het is een tijd en omstandigheden gerelateerde belijdenis. En met Visscher onderken ik dat de omstandigheden zijn gewijzigd. Maar het allerbelangrijkste van artikel 36 vind ik het appel dat ervan uitgaat, op de overheid en op eenieder, maar in de eerste plaats op de overheid. En dat blijft, verkort of onverkort, rechtovereind staan.’

Welk appel?
‘Dat een staat nooit en te nimmer het Koninkrijk Gods zal realiseren. Volgens artikel 36 is het wel zo dat de staat een taak en een functie heeft in dat Koninkrijk. ‘Het Koninkrijk in het vlees’, zoals Van Ruler zei: het Koninkrijk hier op aarde. Als je aan artikel 36 vasthoudt, zeg je: ‘Christus is Koning der koningen en Heer der heren’, ook van onze overheden. Dat appel gaat er uit van artikel 36. En vervolgens moet de overheid zich, als dienaresse Gods, afvragen welke rol er in politieke zin voor haar is weggelegd als het gaat om de gestalte van het Koninkrijk op deze aarde. Dat blijft, met of zonder zwaard, overeind staan.’

Mag je van een overheid die ontkent Gods dienares te zijn nog wel vragen ‘valse godsdiensten te weren en uit te roeien?’
‘Inderdaad, de overheid heeft geen benul van de kerk als het lichaam van Christus. Het is een hele hachelijke zaak om zo’n overheid te laten beslissen welke religie de ware is. Dat zou ik haar niet graag toevertrouwen. En toch: we blijven bidden dat de overheid tot bekering zal komen.’

Stel dat Wilders het voor het zeggen zou hebben. Zou u dan voor moslims en hun gewetensvrijheid in de bres springen?
‘Ik vind dat Wilders op dit moment een hele nuttige functie vervult, laat ik dat maar ronduit zeggen. Hij kaart op het punt van immigratie en integratie aan wat anderen jarenlang lieten zitten. Ook de SGP is altijd zeer terughoudend geweest in het benoemen van problemen rond moslims. Meestal vanuit de gedachte: ‘Als moslims worden aangepakt, zijn wij de volgende’. De PVV stelt nu in Kamervragen allerlei nuttige zaken aan de orde – over subsidies aan obscure organisaties bijvoorbeeld. Helaas verliest die partij de grenzen van de rechtsstaat soms uit het oog.’

Toen Wilders opriep tot een Koranverbod was de enige reactie van de SGP: het kan juridisch niet. De SGP had zich in dit geval ook kunnen opwerpen als beschermer van religieuze minderheden.
‘Vanouds, vanuit de tijd van Calvijn en het ontstaan van het gereformeerd protestantisme, geldt: een overheid moet zich afwijzend opstellen tegenover religies die staatsgevaarlijke trekken hebben en zolang een religie geen staatsgevaarlijke trekken vertoont, hoeven er geen maatregelen te worden genomen. Onze woordvoerder, Tweede Kamerlid Van der Staaij, had natuurlijk als jurist wel gelijk: een Koranverbod kan niet. Maar inderdaad: zo’n verbod is ook principieel onwenselijk.’ Een Koranverbod is principieel onwenselijk

Vanouds geldt binnen de SGP de leus ‘Wel gewetensvrijheid, geen godsdienstvrijheid.’ Voldoet dat adagium nog?
‘Voor mij is gewetensvrijheid het minimum van godsdienstvrijheid. Ik geloof niet eens dat ik iets nieuws zeg als ik beweer dat we, gelet op de feiten en de veranderende omstandigheden, ruimte moeten geven aan niet-christelijke godsdiensten – zolang ze geen gevaar vormen voor de rechtsstaat. Dat staat voor mij vast. Vanuit het belang van een ordelijk openbaar bestuur is dat noodzakelijk, de SGP zal daar niet aan ontkomen. Willen we een geloofwaardige overheid, dan zullen we op moeten komen voor de godsdienstvrijheid. Of ik het ten diepste nou zo wenselijk vind, en of ik sta te juichen: nee, niks van dat alles.’ Hij zegt het met stemverheffing.

Zou de SGP niet meer de nadruk moeten leggen op godsdienstvrijheid?
‘Dat zou natuurlijk vragen oproepen bij de achterban. Veel SGP’ers zouden denken dat we alle godsdiensten gelijkwaardig achten.’

Zelf zegt u: ten diepste ben ik niet blij met een multireligieuze samenleving. Maar vanuit uw rechtstatelijk besef zegt u: we zullen op moeten komen voor godsdienstvrijheid.
‘Juist, ja. En dat zeg ik dus omwille van de vrede en orde in de samenleving. Ik zeg dat niet vanuit de gedachte dat datgene wat wij voor onszelf claimen, ook voor een ander moet gelden. Die redenering begrijp ik wel, puur juridisch is ze ook wel juist. Maar ze hoeft politiek gezien geen norm te zijn.’

Enerzijds houdt u vast aan de theocratische belijdenis. Aan de andere kant gaat u veel ruimhartiger dan partijgenoten om met godsdienstvrijheid en diversiteit in het publieke domein. Zou het dan niet gewoon eerlijker zijn om te zeggen dat artikel 36 in deze tijd minder zeggingskracht heeft?
Hij zucht eens diep. ‘Tja. Met andere woorden, zou ik dan niet meer tegen Balkenende en zijn club mogen zeggen: ‘Weet dat u toch in dienst van de God van Israël staat?’ ’

Dat zou u op zich natuurlijk wel moeten kunnen zeggen.
‘Gelukkig. Dat bedoel ik.’

Op een tafel in de woonboerderij ligt het recent verschenen Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie, 1908-1980, geschreven door Marcel ten Hooven en Ron de Jong. Holdijk, zelf afkomstig uit een CHU-nest, leest het met veel plezier, zegt hij. Het boek maakt duidelijk dat de CHU, een partij met een grotendeels hervormde achterban, nog altijd een model biedt voor praktische samenwerking in een moderne, pluriforme samenleving. CHU’ers waren geen dogmatische scherpslijpers. De doorsnee CHU’er was mild, dacht dualistisch, gouvernementeel en vanuit de heelheid van de samenleving – ‘Heel de kerk en heel het volk!’ Een beetje schikken en plooien, dan rooiden we het wel met elkaar in Nederland. Zo’n partij, als tegenhanger van al te populistische partijen, zou het huidige overspannen politieke klimaat goed kunnen gebruiken, zo concluderen de auteurs.

Bent u niet eigenlijk een CHU’er?
Holdijk gniffelt. ‘Dit huis was CHU-gezind. We hoorden bij de Grote Kerk, de hervormde kerk, en dan was je een CHU’er.’

Bij de CHU had u net zo goed gepast?
‘Misschien wel. Al heeft de CHU zich in haar laatste jaren tot een merkwaardig clubje ontwikkeld. Politiek gezien was het niet veel meer. De fusie met KVP en ARP tot het CDA zat er al aan te komen. Dat zag ik niet zo zitten. Nou ja, misschien had ik ook goed in de Unie van destijds gepast.’ Misschien had ik goed in de CHU van destijds gepast

Was uw politieke weg anders gelopen als u CHU’er Tilanus had ontmoet in plaats van SGP’er ds. Abma?
‘Ja, wellicht. Het was eigenlijk helemaal niet logisch dat ik me bij de SGP aansloot. De SGP en de kleine kerk, zoals het hier in Uddel heette, vormden toch wel een andere wereld dan die van de CHU en de hervormde kerk. Wij behoorden tot de kerk van Jan Rap en z’n maat, zoals Hoedemaker zei. Zij waren de scherpslijpers, degenen die zich aanzienlijk verheven achtten boven het gewone, hervormde volk. Zij behoorden tot een uitverkoren volkje, met daarbinnen weer een uitverkoren kern.’

De SGP zou misschien nog wel wat kunnen leren van die mildheid van de CHU? Want is dat niet het probleem binnen de SGP: het voortdurend denken in termen van absolute tegenstellingen? Zo van: óf met Kersten de godsdienstvrijheid principieel afwijzen, óf een principiële omarming van godsdienstvrijheid zoals CDA en ChristenUnie'
‘Ja, het zou soms wel wat milder mogen, inderdaad. Het is allemaal wel te verklaren vanuit het verleden, de positionering van de gereformeerde gezindte en alle gevoeligheden. Sommigen redeneren zelfs: ‘Als de SGP iets meer de nadruk zou leggen op de godsdienstvrijheid, kan de partij zich wel opheffen.’ De middenweg zou wel wat vaker bewandeld kunnen worden.’

Ga eens door op dat spoor. Wat zou de modus zijn? Hoe wilt u dat benoemen?
‘Tolerantie bij confessie. Dat zou een soort sleutel voor de SGP kunnen zijn. Bij politieke compromissen ligt dat misschien weer iets anders. Maar bij de kwestie van godsdienstvrijheid is dat een relevant uitgangspunt.’ Hij verheft zijn stem. ‘En dat hoeft niet te betekenen dat we onze eigen opvattingen terzijde schuiven. Van Van Ruler heb ik geleerd dat je pas echt tolerant tegenover andere geloofsopvattingen kan zijn als je zelf een vaste overtuiging hebt. Dat is toch het wezen van tolerantie: iets waar je het volstrekt mee oneens bent, toch respecteren en níet verbieden. Je hebt dan nog niet direct een formule te pakken om tegenstellingen tussen geloofsopvattingen te overstijgen. En juridisch heb ik die tussenpositie nog niet kunnen vertalen; misschien is het inderdaad wel een vierkante cirkel. Maar zo’n tolerante geesteshouding moet toch wel ons uitgangspunt zijn. En de vraag is of we dat kunnen opbrengen.’

De CHU kenmerkte zich door de gouvernementele houding en de nadruk op de heelheid van het volk, de rust in de samenleving. Zou de SGP zich niet opnieuw moeten uitvinden? De SGP als hoeder van de rechtsstaat?
‘Inderdaad. Als politicus ben je er niet alleen maar voor een partij. Je zit er wel namens een partij maar niet voor een partij. De eerste doelstelling is toch de chaos en de anarchie van de zonde een beetje bedwingen.

Vandaar dat ik zo’n moeite heb met het kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie. De overheid moet wat mij betreft veel meer vérbiedend dan gébiedend optreden – juist vanuit de primaire opdracht om het kwaad te beteugelen. De overheid moet veel meer vérbiedend dan gébiedend optreden Het huidige kabinet zegt, met alle goede bedoelingen: ‘We willen dit gebieden ter preventie van dit kwaad en ter preventie van dat kwaad.’ Ja, daar heb ik echt moeite mee.

Voor ons als SGP zou de alledaagse en primaire zorg moeten zijn: het op de been houden van de rechtsstaat, op basis van de mensen die de rechtsstaat altijd hebben gedragen, maar ook op basis van de beginselen die wij als SGP altijd hebben gehuldigd. Want de zorg voor de rechtsstaat hoeft niet in strijd met artikel 36 te zijn. Integendeel. Zoals artikel 36 zegt: ‘Opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde.’ ’

Waardoor worden bij u radicaal-theocratische ideeën getemperd?
‘Toch de theocratische belijdenis: God regeert. In de geschiedenis is er de nodige bekeringsijver geweest, soms zelfs met het zwaard. Je vraagt je af of dat allemaal wel zo moest, op die manier. Een fundamenteel gegeven voor mij is het geduld Gods en de lankmoedigheid Gods.’