Vestdijk
‘Hè, hè, hij leeft weer’, verzuchtte de weduwe Vestdijk in een interview met De Groene Amsterdammer (speciale uitgave literatuur nr. 1, 2005). Dat ging over de hernieuwde belangstelling voor het werk van haar man, de schrijver Simon Vestdijk (1898-1971). In november 2005 verscheen de biografie Vestdijk – een biografie van Wim Hazeu, schrijver van onder meer de biografieën van Achterberg, Slauerhoff en Escher [1].
Een officiële biografie had Vestdijk nog niet. Eerder verschenen wel een autobiografische schets van Nol Gregoor en een biografie door Hans Visser. De laatste werd echter gewogen en te licht bevonden door de weduwe Vestdijk, die waakt over de gedachtevorming rond haar overleden man. Visser zou te veel roddels in zijn biografie hebben verwerkt (het kwam overigens nooit verder dan een eerste hoofdstuk, Visser overleed daarna).
Elsbety Etty stelde in NRC Handelsblad al de vraag waarom de naam van Hans Visser ontbreekt in de biografie van Hazeu, die overigens promoveerde op deze biografie. Waarom zou je een biograaf negeren, terwijl je hem ook met argumenten kunt verslaan? Dick Vestdijk, zoon van, weerspreekt op de site www.svestdijk.nl Etty in deze kritiek. Hij geeft aan dat Visser zijn vader in een kwaad daglicht probeerde te stellen en de nodige verzinsels de wereld in stuurde, met name waar het zijn huwelijk met Mieke van der Hoeven betreft. Mieke Vestdijk-Van der Hoeven trouwde op 27-jarige leeftijd met de toen 67-jarige schrijver. Deze had al een heel verleden achter de rug: zowel op literair als op amoureus gebied. Vestdijk was een notoire vrouwenversierder en verslond net zoveel vrouwen als hij boeken schreef.
Hans Visser suggereerde in zijn biografie dat Mieke van der Hoeven uit verkeerde motieven met de schrijver trouwde en zelfs dat haar kinderen niet de zijne zouden zijn. Dick Vestdijk weerspreekt dit soort kritiek: ‘Alle foto’s die ik van mijn vader en moeder samen heb gezien, getuigen van het ongelijk van Hans Visser (en Etty). Ik weet mij wel degelijk een van de 2 biologische kinderen van Simon en Mieke, er was wel zeker liefde. Anders begin je niet aan zoiets, op 27- en 67-jarige leeftijd. Anders hadden mijn grootouders, die ook niet op hun achterhoofd waren gevallen, er nooit hun zegen aan gegeven.’
De biografie van Hazeu behandelt het werk van Vestdijk in chronologische volgorde. Per periode van ongeveer twee jaar worden steeds de gepubliceerde werken besproken. Vestdijk was bepaald een productief schrijver, maar kende ook tijden van grote depressie. In deze periodes schreef hij niet en werd hij bevangen door een totale lusteloosheid, waardoor schrijven onmogelijk werd. Zijn enorme werklust heeft wel wat van overcompensatie en angst voor een nieuwe depressie.
Hazeu lijkt zich bij het vormen van een visie op de schrijver te willen houden aan wat Vestdijk zelf ooit schreef: ‘Nergens wordt zo gefantaseerd als bij het vaststellen van invloeden’. In zijn Slauerhoff-biografie zegt hij dan ook dat hij vooral een ‘feitenbiograaf’ is. Dat lijkt me een goed streven, maar neemt niet weg dat een biograaf wel een bepaalde visie mag presenteren. Hazeu komt niet tot een visie op het schrijverschap of het werk van Vestdijk, terwijl over het schrijverschap van een schrijver die aan het begin van zijn carrière omging met schrijvers als Du Perron en Ter Braak en op latere leeftijd jong talent als Reve en Hermans stimuleerde, het nodige te zeggen moet zijn. Misschien heeft dat te maken met het gegeven dat Vestdijk een eenling lijkt te zijn. Hij schreef zoals Ter Braak, Du Perron en Marsman in Forum, maar mengde zich niet expliciet in de vorm-of-vent-discussie die toen actueel was. Toen na de oorlog al zijn vrienden overleden waren (Ter Braak pleegde zelfmoord, Du Perron bezweek aan angina pectoris en Marsman verdronk) bleef hij over als een eenling uit een verloren generatie. Hij bleef ver van de maatschappelijke onrust en de daaraan gekoppelde beweging van de Vijftigers. Toch had hij wel oog voor wat literair interessant was: hij ontdekte zoals gezegd Reve en Hermans, maar ook bijvoorbeeld de dichteres Vasalis, Leo Vroman en Anna Blaman. Maar hoe zijn eigen schrijverschap (romantisch?, realistisch?) te typeren valt is geen vraag waar Hazeu zich mee bezig heeft gehouden. Uitputtend wordt de inhoud van het door Vestdijk geschreven werk (of dat nu proza, poëzie of beschouwingen waren) besproken, maar echt tot leven komen doet het niet. Vaak moet Hazeu het bij de typering van Vestdijk hebben van een puntig citaat van Kees Fens of een oneliner van Rob Schouten – en dat lijkt me toch niet de bedoeling in een biografie.
Met Reve en Hermans deelde Vestdijk het nihilisme en het anti-godsdienstige. Hij was anti-dogmatisch en anti-metafysisch en stond meer open voor het boeddhisme en het spirituele. Wat hem daarin aantrok was een sterk relativisme en een dynamische wereldbeschouwing: kenmerken waar het christendom volgens hem geen staat op kon maken. Sterker nog, het christendom verwijt hij onverdraagzaamheid en een sterke bekeringsijver.
Het siert een biograaf niet, wanneer hij zich in een biografie onthoudt van duidelijke stellingname, maar wel meent zich over de normen en waarden van de huidige minister-president uit te moeten laten. Wanneer dit ook nog eens tussen haakjes gebeurt, krijgt het geheel een wat flauwe smaak. Wat ook heel storend is – maar dat is misschien persoonlijk – zijn de zogeheten intermezzo’s. Deze intermezzo’s geven achtergrondinformatie bij thema’s of belichten vrij onbekende auteurs. Los van het feit dat het hinderlijk is dat het lopende verhaal onderbroken wordt, zijn sommige intermezzo’s ook helemaal niet logisch in het verhaal gelast. Zo kom je bijvoorbeeld pas op p. 576 wat te weten over Nol Gregoor, terwijl hij daarvoor doorlopend wordt opgevoerd als (gewezen) vriend van Vestdijk.
Al met al is het een gemiste kans dat een schrijver die een groot oeuvre op zijn naam heeft staan, die in zekere zin tijdloos proza heeft geschreven (lees De redding van Fre Bolderhey, Terug tot Ina Damman of Ivoren wachters er maar op na) en die als een van de grotere schrijvers van de twintigste eeuw wordt getypeerd, een biografie heeft gekregen die niet blijft hangen.
- De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 1003 pag., ISBN 9023417666, €39,90