Wek de liefde niet op...

Gedachten naar aanleiding van het antizionistisch Jodendom
Dit artikel gaat over de antizionistische posities binnen het Jodendomen over de relevantie ervan voor de stand van zaken in Israël. Dat gaat op de eerste plaats de Joden zelf aan. Nadenken over dit onderwerp maakt voorzichtig. Je kunt je beter maar niet bemoeien met ruzie in andermans familie, zo leert de ervaring. Dat is dan ook niet de intentie van deze op schrift gestelde gedachten.

Inleiding

Veel van de inhoud van dit artikel is ontleend aan een boek dat in 2006 in Nederlandse vertaling uitkwam, In naam van de Thora. De geschiedenis van de antizionistische Joden, geschreven door Yakov M. Rabkin, historicus aan de universiteit van Montreal. Het boek biedt een breed palet aan reacties van de Joodse orthodoxie op de zionistische beweging, zoals deze zich vanaf het einde van de negentiende eeuw ging manifesteren. Het boek laat zich tegelijk lezen als een verslag van een intense geestelijke strijd die binnen het Jodendomgevoerd is en wordt. De Engelse titel geeft de portee van deze botsing der geesten beter weer: A ThreatFromWithin. A Century of JewishOppositiontoZionism.

Voordat ik tot het zionisme kom, en die ‘bedreiging van binnenuit’, eerst – ter nadere inleiding – nog het volgende.
Het heeft alles te maken met taal. De moraal van het verhaal ligt in de taal. Het scheppend en afbrekend vermogen van de mens treedt allereerst in de taalhantering naar voren. Uit taalgebruik blijken inzet en bedoeling, spreken openheid en verhulling. In de toe-eigening van de taal vindt ook de eerste invoeging van opvolgende generaties in een voorgegeven cultureel bestel plaats. In woordenschat, grammatica en syntaxis ligt een grote continuïteit gereed om toegeëigend te worden door nieuwe geslachten. Het vermogen tot nadenken en het delen van gedachten en gevoelens vindt allereerst plaats langs de weg van het aanleren van de taal. Gemeenschappen komen tot stand en blijven in stand door middel van taal. Het is nodig hier even op te wijzen, met het oog op het fenomeen ideologie. De grote ideologieën, die kleinkinderen van de Europees-christelijke cultuur, mogen dan wel voorbij zijn, maar nog steeds wordt allereerst in de taal het verschil gemaakt. Taal opent of beperkt het perspectief op de wereld. Na het afsterven van de grote ideologieën levert de vervlechting van de taal van bestuur, politiek, toegepaste wetenschap en nieuwsmedia, de sluier die over de wereld gelegd wordt. Voor het zelfbewustzijn van de individuele mens doet deze zich steeds weer als verwringing, als een oneigenlijkheid voor.
Dat de taal waarmee een duiding van de zaken in de wereld gegeven wordt altijd een perspectivische kleuring vertoont, is duidelijk. Ideologieën gaan verder: hier wordt de taal dienstbaar gemaakt aan de doelstellingen van de ideologie. Dit valt vooral op wanneer die betreffende ideologie je niet sympathiek is. Hoewel aard en intensiteit verschillen, verwerkelijken ideologieën zich steevast tot vormen van idolatrie, in een weg van taalbederf, leidend tot geslotenheid van denken, tot verwringing van het ervaren, tot afscheiding en verlies van ontvankelijkheid.
Als iets de laatste decennia prominent geworden is, dan is het wel het besef dat ideologieën komen en ideologieën gaan. Elke ideologie vormt een degeneratie van het juiste antwoord op de eisen van tijd en omstandigheid. Die degeneratie is het gevolg van het ontwijken van verantwoordelijkheid. Het juiste antwoord wordt gegeven vanuit een juiste houding, een juiste verhouding tot tijd en omstandigheid. Die juiste houding is er een van onttrokkenheid aan voordeel en belang, en van betrokkenheid op de zaak. Van betrokkenheid is geen sprake wanneer deze niet verplicht. Zij bestaat niet zonder enigerlei vorm van trouw, zoals kennis niet bestaat zonder toewijding en inzicht niet ontstaat zonder toegenegen aandacht.Pas vanuit dit vertrekpunt kan aan de veelvuldigheid van posities, standpunten, voorkeuren en opinies recht gedaan worden. De veelvuldigheid is geen uitgangspunt, maar omstandigheid. Het is de onderkenning dat mensen en culturen hun eigen weg hebben te gaan.

Israël

En daarmee is concreet een veld vol voetangels en klemmen geduid, dat hierna in meer algemene termen beschreven zal worden. Want waarop doelen we wanneer we ‘Israël’ zeggen? De spraakverwarring is al snel compleet wanneer de aanduidingen land Israël, volk Israël, staat Israël of Bijbels Israël zonder veel onderscheid door elkaar worden gebruikt. Onderscheiden van deze begrippen wordt – ten onrechte – nogal eens als bijkomstigheid gezien, waarbij een korte toelichting toereikend zou zijn.
Wat betreft de actuele verhoudingen tot de staat Israël staan de partijschappen helder op de kaart. Bijbels en Evangelisch christendom hebben hun loyaliteit verbonden aan volk en staat Israël, zoals deze zich op de smalle landstrook tussen Jordaan en Middellandse Zee nu alweer ruim zestig jaar handhaven te midden van de islamitischeUmmah. Vrijzinnig christendom en politiek links staan ondertussen wat mokkend terzijde en wijzen op de beroerde positie van de eveneens aldaar wonende Palestijnen. Zij kunnen – nog – niet op tegen het machtig appel dat de Holocaust de westerse wereld heeft opgelegd. Antisemitisme is nog steeds een schande die is verbannen naar de schuilhoeken van de westerse samenlevingen. En met het geëxalteerde antisemitisme – of moet ik zeggen: antizionisme? – uit de Arabische wereld wil geen weldenkend mens geassocieerd worden.

Het uitroepen van de staat Israël en de internationale erkenning daarvan, slechts enkele jaren na de grootste Jodenmoord uit de geschiedenis, ruim achttienhonderd jaar na haar ondergang, heeft op Jood en christen een ongeëvenaarde indruk gemaakt. Als de HEERE de gevangenen Sionswederbracht, waren wij gelijk degenen die dromen. Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich. Het Bijbelse stramien van thuiskomen uit een grote vervreemding kreeg op overweldigend overtuigende wijze gestalte in de nieuwe staat Israël. Toen en daar, in 1948, zo was het ervaren van velen, vond iets plaats van testamentische proporties. Voor vele Joden en voor het Bijbels christendom raakte deze triomf direct aan beseffen van eindtijd, van voltooiing en bevrijding, van doorbraak in die zich steeds maar onveranderlijk voortzettende tijd. Er leek een kairosaangebroken dat harten verwarmde en verwachtingen verlevendigde. Ook de successen van de jonge staat, zowel op het vlak van ontginning van dorre landstreken, van groei van steden, en in de successievelijke oorlogen, voedden het optimisme en leken te spreken van zegen en hemelse goedkeuring.
De successen van de jonge staat waren zo prominent en zo evident dat gedurende decennia er nauwelijks een tegenstem stem klonk of hoorbaar werd, van die Joden die de vestiging van deze staat met lede ogen of zelfs met afkeer aanzagen. De meesten van hen bevonden zich in de marge van een zelfgekozen gettobestaan, zich bedienend van een taal die hoorde bij het verleden, het Jiddisch, die in Europa zo goed als uitgewist was. Wanneer vanuit zo’n getto, binnen of buiten Israël, al eens zo’n stem doordrong tot daarbuiten, dan vond deze geen echo of aansluiting, niet in de laatste plaats omdat de bewoordingen niet aansloten bij het dominante maatschappelijk discours.

De tijd doet echter onmiskenbaar en onvermijdbaar zijn slijtende werk. De vitaliteit van de zionistische impuls die leidde tot oprichting van de staat en de inrichting van een democratisch staatsbestel, is gaan tanen. De staat Israël staat er niet meer zo florissant bij, weggedoken achter muren die zelfmoordterroristen moeten buitenhouden, volgelopen met Russen die vooral de armoede in Rusland wilden ontvluchten. Het gaat hinkend voort van oorlog(je) naar schermutseling en aanslag. Wanneer gewezen moet worden op recente successen dan wordt graag op de hightechindustrie gewezen, maar dit steekt toch wat schamel af tegen de volstrekte patstelling die is ontstaan in de relatie van de Israëli’s tot de Palestijnen. Evenals zij afsteekt tegen de interne verdeeldheid, de toenemende distantie tussen de godsdienstige en de seculiere Joden.
Wat is er overgebleven van het elan van de opbouwjaren, toen met inzet van gezamenlijke krachten enthousiast werd gewerkt aan de inrichting van het land als veilige haven voor alle Joden van waar ook ter wereld? In plaats van het gezamenlijk gedragen bestaan in de kibboetsiem, lopen nu gewapende Israëli’s rond nederzettingen die zichzelf nauwelijks zelfstandig bedruipen kunnen, gevestigd op betwiste grond. Het merendeel van de Joden wil niet eens in Israël wonen, alhoewel het bestaan van de staat voor velen wel iets geruststellends heeft. Overigens is die weigering zich in EretzYisroel te vestigen steeds een stille ergernis geweest voor de zionistische beweging, die met succes de aandacht wist te verleggen naar de spectaculaire transporten van Joden uit Afrika en de Arabische wereld naar hun ‘thuisland’.

Neergang

Kort gezegd, signalen te over dat zich een tijdperk ten einde spoedt. Een van de kennelijke tekenen van het uitgeput raken van de zionistische ideologie is de vermoeidheid en de verkramping die geslopen is in de referenties aan de Holocaust. Oud-KnessetparlementariërAvraham Burg schreef een boek met de titel De Holocaust is voorbij! Uitroepteken. Hij beschrijft onder meer hoe het argument van de Holocaust de maatschappelijke discussies in de Israëlische maatschappij verlamt, hoe er een traumaconcurrentie is ontstaan die het de Israëli’s onmogelijk maakt om de ellende van hun naaste buren, de Palestijnen, onder ogen te zien. Om nog maar te zwijgen over de krachten die de Palestijnen tot buren gemaakt hebben, en niet tot inwoners van de staat Israël. Of over de kwaliteit van het staatsbestel, waarin twee categorieën burgers deelnemen, Joden en niet-Joden, die fundamenteel niet gelijk gesteld zijn.
Met het verfletsen van de perspectieven op een toekomst voor de staat Israël, dient zich de behoefte aan tot plaatsbepaling en heroverweging. Het valt te voorspellen, en de aanzetten daartoe dienen zich reeds aan, dat een steeds duidelijker wig zal worden gedreven tussen dat wat de afgelopen zestig jaar zo volledig verkleefd leek, zionisme en Jodendom, althans dat het onderscheid tussen deze meer zichtbaar zal worden.

Zionisme

De zionistische beweging is het kanaal geweestvan een impuls tot emancipatie. De gedachte aan, of droom van, een eigen staat voor de Joden, sloot in de van vooruitgangsideeën doorzinderde tweede helft van de negentiende eeuw naadloos aan bij alom oplevende nationalistische gevoelens. De wortels van de zionistische beweging liggen in het Oost-Europese en Russische sjtetl-Jodendom, waar onder de jongeren juist in die tijd een grote gevoeligheid ontstond voor de sfeer van vernedering en uitsluiting waarin de Joodse gemeenschappen daar al zo lange tijd leefden. Grote pogroms deden zich weliswaar nauwelijks voor in de tweede helft van de negentiende eeuw, maar de lijdzaamheid waarmee de alledaagse pesterijen werden ondergaan, werd tot een ondraaglijke ergernis voor nieuwe generaties, aangestoken als ze waren door gedachten aan ‘vooruitgang’. In een sfeer van schaamte en opstandigheid werd steeds vaker afstand genomen van het introverte godsdienstige leven en deed zich meteen ook een ideaal voor: ook voor de Jood een eigen land om in te wonen. Wie zou willen lezen van de sfeer van ontbinding, van uitzichtloze armoede, van de moed der wanhoop en de zuigkracht van utopistische dromen, binnen het Oost-Europese Jodendom aan het begin van de twintigste eeuw, leze Stemmen in hetduister, een prachtroman van Julian Stryjkowski.
In westelijk Europa vond de zionistische gedachte vooral aansluiting bij de grote massa assimilerende Joden, die merkte dat zij door hun collega’s, op de universiteit en bij de krant met, zeg maar, een door hen onmogelijk weg te nemen reserve werden bejegend. Ze hoorden er nooit helemaal bij, misschien juist doordat ze zo hun best daarvoor deden. De voortdurende voelbare distantie werkte grievend uit op velen wier ouders juist de sprong uit het getto naar de moderne samenleving hadden gemaakt.
Deze patronen van frustratie en outsiderschap vormden de voedingsbodem voor een volledig moderne ideologie met een sterk atheïstisch, althans ongodsdienstig, rationalistisch en pragmatisch, naar het socialisme neigend karakter. Ik noem deze kernwoorden maar eens in één zin, omdat dit artikel geen plaats biedt voor al te veel illustratie.

Antizionistisch Jodendom

Met de opkomst van het zionisme als enigszins coherente beweging, kwam meteen ook de tegenspraak op gang. Van meet af aan draaide de weerzin binnen de Joodse orthodoxie in de kern om de verloochening van de Tora. Met stijgende verontwaardiging werd vastgesteld dat de zionisten het gehele waardenbestel van Tora en leven in Galoet (diaspora, ballingschap) verwierpen. De botsing der geesten had een bijzonder fundamenteel karakter. Er hoeft hierbij slechts gewezen te worden op het gegeven dat de omvangrijke Talmoedische literatuurvrijwel geheel in ballingschap is ontstaan. Zij is volledig doortrokken van juist deze conditie van de Joodse godsdienst. Het volk is in ballingschap en tegenspoed verwikkeld, vanwege zijn zonden. Alleen op Zijn tijd zal de verlossing dagen. Voor zover de godsdienst verder reikt dan het praktiseren van de 613 ge- en verboden uit de Tora, en de verheuging daarin, strekt deze tot verlangen en uitzien. Alle activisme is uit den boze, wat telt is berouw en verootmoediging. Hoezeer men elkaar ook bij gelegenheid toewenste ‘Volgend jaar in Jeruzalem!’, nimmer werd de daad bij dit woord gevoegd. Sterker nog, de Talmoed levert passages die dit expliciet verbieden. Zelfs na de massale uittocht uit Spanje, eind vijftiende eeuw, trok de massa niet op naar Palestina, maar naar andere plaatsen in het Ottomaanse rijk, alsmede naar Nederland en Engeland. Ook toen al speelde dit verbod op massale terugkeer een rol.
In de Babylonische Talmoed bevindt zich een kort traktaat (Ketoebot 111a), waarin de tekst van Jeremia 27:22 wordt verbonden met de tot driemaal toe terugkerende bezwering uit het Hooglied van Salomo, Wek de liefde niet op totdat het haar geluste. Deze drie bezweringen worden in relatie gebrachtmet de drie ‘eden’ die gezworen zouden zijn toen het volk de verstrooiing in ging na de verwoesting van de tweede tempel: 1. Israël zal niet massaal terugkeren naar het land; 2. Israël zal niet in opstand komen tegen de naties waar zij zullen wonen; 3. De Heilige zal (dan) de afgodendienaars ervan weerhouden Israël al te zeer te verdrukken.
De tekst, die eenvoudig via internet te vinden is, vormt een weefsel van verwijzingen dat zich niet licht laat ontvlechten, maar de strekking ervan is niet onhelder: activisme ten aanzien van politieke macht, of terugkeer naar het land van de belofte, is uit den boze. De Galoet en de duur daarvan is een zaak van Hasjem. Het is deze houding van onderwerping aan het door Israëls God opgelegde lot van de Joden, waarmee de zionistische ambitie een indringende tegenspraak vormt.
In de zeventiende eeuw schreef rabbi Jonathan Eybeschutz (1690-1764), naar aanleiding van de deceptie die het optreden van de valse messiasSjabtaiZvionder de Joden had veroorzaakt: ‘De congregatie van Israel riep zijn belofte – ‘Wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken’ – tegen de verzameling van Israel. Want zelfs als het hele volk van Israel bereid is naar Jeruzalem te gaan en zelfs als alle naties ermee instemmen, is het toch absoluut verboden erheen te gaan. Want het Einde is niet bekend en misschien is dit [inderdaad] de verkeerde tijd, morgen of de dag erna zullen ze weer om in ballingschap moeten gaan en tot ballingschap worden gedwongen, de hemel verhoede het, en de volgende [ballingschap] zal hardvochtiger zijn dan de vorige.
Begin twintigste eeuw verschenen reeds verschillende compendia met uitspraken van rabbijnen tegen het zionistische initiatief. Rabkin citeert daaruit onder meer het volgende: ‘We staan er versteld van te vernemen dat mensen die het juk van het Koninkrijk der Hemelen niet op zich nemen, die nooit het pad van onze Heilige Tora hebben gevolgd, die hun broeders noch kennen noch echt liefhebben (…), zich er op beroemen dat ze de verlossing naar het Huis Israel kunnen brengen.’
Hoewel de leiders van de zionistische beweging in het Westen geen of nauwelijks affiniteit hadden met de Joodse godsdienst, paste het in de pragmatische benadering, die niet onnodig draagkracht wil verspelen, om openheid te betrachten ten aanzien van de religie. Waarom zou je niet-noodzakelijk tegenkrachten oproepen, die de slagkracht van de beweging zouden belasten?
Er ontstond ook steun voor de gedachte aan een eigen staat, in godsdienstige kring. Rabkin citeert veel van een voor de oorlog toonaangevende Litouwse rabbijn, E. Wasserman, die in 1941 in een Duits kamp om het leven kwam. Deze Wasserman doorziet het gevaar van medewerking door godsdienstige Joden aan de zionistische doelstelling: “In plaats van de zondaars terug te laten keren naar het smalle, rechte pad is de Nationaal Religieuze factie de trouwe leerling geworden van de vrijdenkers die al hun energie en kracht, zowel in privékringen als in het openbaar, gebruiken tegen degenen die het vaandel van de Tora dragen. Ze bouwen inderdaad bruggen tussen degenen die hun geloof beoefenen en degenen die dat niet doen, maar op die bruggen zien we alleen degenen die één kant op gaan: niemand keert terug.” Voor Wasserman was het zionisme zonder meer afgoderij; alles wat volgens de mens macht bezit om –onafhankelijk van God - het goede of het kwade te doen, wordt tot een afgod.
De brede steun die het zionisme en de staat Israël in godsdienstig Joodse kring hebben verworven vloeit minder voort uit de aard van de godsdienst, dan uit de diep gewortelde vrees voor verdrijving en oplaaiende vijandigheid van de omgeving. De geruststellende gedachte dat je, indien nodig, naar een veilig land kunt vertrekken waarin je onbekommerd Jood kan zijn, moet een grote verlokking zijn (geweest).

Evaluatie

De zionistische beweging met haar pragmatisme en doelgerichtheid heeft alle kenmerken (gehad) van een ideologische ambitie. Het kon dan ook niet anders of de normen van de Tora werden grondig vertreden. In de jaren twintig en dertig werden terroristische acties in Palestina niet geschuwd. De Tora verbiedt het doden van mensen. Er zijn momenten van gruwelijk cynisme geweest in de onderhandeling over Joodse levens die gevoerd werden met de nazi’s. De Tora erkent geen verschil in kwaliteit van mensen. Tijdens de oorlog die volgde op het uitroepen van de staat zijn vele tienduizenden inwoners van Palestina rigoureus gedeporteerd. De Tora eist van de sterke dat deze de zwakke ruimte laat. En de wijze waarop bijvoorbeeldde Jemenitische Joden naar Israël werden gehaald, verdient geen schoonheidsprijs, om het maar zo te zeggen. Tegelijk is de zionistische beweging erin geslaagd om deze en andere schandvlekken effectief weg te poetsen uit het collectief bewustzijn. Het beeld van een leeg en dor land dat door de kolonisten tot ontwikkeling en bloei werd gebracht, heeft zich stevig in het bewustzijn vastgezet. Het beeld ook van een kleine David die weerstand had te bieden aan de Goliath van vijf vijandige buurlanden en wonderlijk overwon. De Israëli’s beschikten in 1948 in werkelijkheid over een behoorlijk uitgerust leger, en de buurlanden niet. Bij dit alles speelt vergenoegdheid vanwege de westerse superioriteit op het vlak van planning en organisatie een versterkende rol: die paar rondtrekkende bedoeïenen en de simpele boer die met zijn hak zijn akkertje doorwoelt, konden gemakkelijk weggedacht worden. De werkelijkheid was echter anders: het waren er niet een paar, en bovendien niet weinig. Het is echter de pretentie van het exclusieve recht op het land, dat de strop geworden is waarin de staat zichzelf is gaan ophangen. Want wie in essentie meent dat zijn buurman er niet zou behorente zijn, ontmoet in deze buurman een hardnekkige vijand. Zeker wanneer er een tuin is waarin eens samen de appels werden geplukt.

Het project van de nationale staat behoefde natuurlijk aankleding. Er kwam een vlag, er werden feest- en gedenkdagen ingesteld, wettelijke regelingen uitgewerkt, en de geschiedenis werd herschreven vanuit het perspectief van de zelfbewuste, vechtlustige Jood die zijn lot in eigen handen neemt, zodat het uiteindelijk kwam tot het grote doel: deweerbare Joodse staat.Eerder al werd een taal uit de synagogendiensten gehaald en voor de dagelijkse praktijk geschikt gemaakt. Het voert te ver om hier in te gaan op de evenzovele pijnpunten zoals deze ervaren werden door de Toragetrouwe rest die het zionistisch project bleef afwijzen.Daarom, wie zijn dit eigenlijk, heden ten dage?

NetureiKarta

De meest mediagenieke groep, bestaande uit enkele duizenden orthodoxe Joden, vormen de ‘Bewakers van de Stad’, die actief de publiciteit zoekt en ijvert voor vreedzame ontmanteling van de staat Israël. De NetureiKarta groep komt van oorsprong uit Hongarije, maar vestigde zich al voor de oorlog in Jeruzalem, om na de stichting van de staat weer gedeeltelijk te vertrekken. Het zijn deze mensen die in Parijs stonden te bidden voor herstel van Yasser Arafat en die in 2005 de president van Iran, MahmoudAhmedinejadbezochten, met veel camera’s daarbij. Voor deze groep is de zionistische staat de meest fundamentele vertreding van de Joodse identiteit, die gelegen is in de navolging van de Tora alleen. Zij weerspreken ook dat het begrip ‘Joodse volk’ relevant is, en dat er Joden kunnen bestaan die niet godsdienstig zijn. Zij werken actief aan relaties met de Arabische buren van Israël en profeteren van voortgaand bloedvergieten en van de ondergang van de staat, wanneer geen fundamentele bekering plaatsvindt van de hoogmoedige dwaalwegen. Een graag door hen benadrukt historisch gegeven is de relatieve vrede waarmee de Joden door de eeuwen heen in de Arabische wereld hebben kunnen leven. Virulent antisemitisme is niet eigen aan de islam, maar is sinds het vertrek van de Engelsen opgelaaid als reactie op de zionistische inbreng in het Midden-Oosten.
NetureiKarta is tamelijk klein en heeft weinig vrienden gemaakt. Deelname in het tegenkabinet van Yasser Arafat en lofprijzingen op Israël-vijand nummer één in de regio, Ahmedinejad, stuiten velen tegen de borst. Het monomane ijveren tegen het zionisme heeft, denk ik, bijgedragen aan een ongetwijfeld ongewild isolement, dat van de opsluiting in het eigen gelijk. Tegelijk heeft dit eigen gelijk tot indrukwekkend voorspellende uitspraken geleid. Zo merkte de toenmalige voorman, rabbi AmramBlau, kort na de zesdaagse oorlog in 1967 het volgende op: ‘Als de Zionisten ook maar een beetje gezond verstand hadden…, zouden ze de Arabische staten uitnodigen om met hen een confederatie te vormen die de Palestijnen zou omarmen, zodat ze hun rechten zouden terugkrijgen. Vrede moet je maken als je sterk bent. Nu zijn ze [de zionisten] sterk. Maar ze zullen het niet doen, want ze zijn te trots en zullen de geringste concessie weigeren. Ze brengen liever het leven van miljoenen joden in gevaar dan dat ze ooit een Arabier als president van zo’n confederatie zullen zien. Door deze spectaculaire bliksemoorlog verbeelden ze zich dat ze hebben gewonnen. Niemand twijfelt er aan dat ze nu op het hoogtepunt van hun macht zijn. Op dit punt zal hun ondergang beginnen. Het zal niet lang duren voordat ze alle problemen zullen gaan ervaren die hun veroveringen gaan geven. De haat van de Arabieren zal feller worden en ze zullen naar wraak streven. De Zionisten hebben nu honderdduizenden vijanden binnen hun grenzen. Allen van ons die hier leven, verkeren nu in groot gevaar.

Satmar

De meer dan120.000 aanhangers tellende chassidische Satmar-beweging, houdt zich verre van politiek, maar is radicaal antizionistisch. De Satmarer rebbe YoelTeitelbaum(1887-1979) schreef een boek dat een theoretische basis biedt voor antizionisme op basis van de Tora, VayoelMoshe. Voor zover ik weet is dit boek, uit 1958, niet in vertaling beschikbaar. Het leven van de Hongaarse Teitelbaum werd menselijkerwijze gered door een deal in 1944 tussen nazi’s en zionisten, die wat te ruilen hadden. De uitwerking van zijn antizionistische visie geldt als leidraad voor meerdere orthodoxe en chassidische groeperingen, hoewel de praktische consequenties die eraan verbonden worden uiteenlopen. Vaak is deze minder radicaal dan die van de Satmar, die bijvoorbeeld categorisch weigeren het Hebreeuws te ontheiligen door Ivriet te spreken.
Antizionisme binnen het Jodendom is overigens niet voorbehouden aan deze groeperingen alleen. Een bekend criticus van het beleid van de staat Israël was bijvoorbeeld YeshayahuLeibowitz, prominent natuurwetenschapper en godsdienstfilosoof, die met name bekendheid verkreeg vanwege zijn scherpzinnige kritiek op de vormgeving en inrichting van de Joodse staat. Ook deze pleitte al kort na de oorlog van 1967 voor teruggave van de bezette gebieden. In het kader van dit artikel zij hij alleen even genoemd.
Teitelbaumbeschrijft het zionisme in schrille bewoordingen als de grootste aanslag op de Joodse religie in de geschiedenis van het Jodendom. Alle fundamentele vereisten voor een Joods leven zijn door deze beweging weggegooid of geperverteerd. Er is naar oorlog gestreefd door Joden die nimmer een rechtvaardige oorlog kunnen voeren zolang er geen koning is. De Tora wordt grondig geminacht met de pretentie dat iemand Jood kan zijn zonder de Tora aan te hangen. Over deze en verwante zaken kan alleen de toorn Godskomen. Teitelbaum aarzelt niet de Jodenvernietiging door de Duitsers als straf voor het zionisme te duiden. Ook hij voorspelt – bij het uitblijven van een fundamentele ommekeer – een toekomst van rampspoed, niet alleen voor de staat Israël, maar voor het gehele Joodse volk. Was niet het Wetgetrouwe Oost-Jodendom in aantal het grootste slachtoffer van de vernietiging?
Overigens zij nog even opgemerkt dat de Satmarerchassidiemwegens interne twisten en rechtsgangen na het overlijden van YoelTeitelbaum niet tot voorbeeld strekten. Ook hier is, denk ik, sektarisme de prijs die voor het overleven in een pluriforme, open samenleving wordt betaald.
Hoewel op zichzelf behoorlijk van omvang vormen de nazaten van die delen van het Midden- en Oost-Europese Jodendom die de vernietiging ontsnapten, slechts een rest van geheel aan de Toratoegewijden binnen het Jodendom. Deze toewijding brengt praktisch en cultureel isolement met zich mee. In het Jodendom als geheel spelen ze een marginale rol, maar wat zegt dat, gedachtig het Bijbelse spreken over het overblijfsel van Israël?

Slotsom

Kennisneming van de antizionistische uitingen binnen het Jodendom kan voor vrienden van Israël bevrijdend werken. Een van de successen van de zionistische ideologie is geweest de effectieve monopolisering van de begrippen Jood en Israël. Dit maakt het steeds tot een heikele zaak om kritisch over de staat Israël te spreken. Toch is er reden tot reserve bij en zelfs twijfel aan deze identificatie.
Bij kennisneming van de antizionistische uitingen, zoals samengebracht door Rabkin, dringt zich de verwantschap met de oudtestamentische profetie op. Israël kan geen volk van God zijn zolang zij haar hart niet op Hem richt. Aan de verbondsluiting met Israël zijn niet alleen zegeningen verbonden (Psalmen 18:27). Wat bijvoorbeeld NetureiKartabeweegt is meer verwant aan de boodschap van de profeet Jeremia in zijn dagen (Jeremia 27), dan het consequente beleid van de Israëlische regering. Onlangs nog werd door deze gedreigd dat het uitroepen van een Palestijnse staat zal worden beantwoord met annexatie van land, zulks ten behoeve van de veiligheid van de Israëlische staat. Met de voortzetting van deze lijn wordt de vrede niet gediend, zo valt te voorspellen.

Met het lezen van de teksten dieRabkinpresenteert wordt voelbaar dat de afwijzing van de zionistische ambitie voortvloeit uit het wezen van de Joodse religie; de nationale identiteit van het Galoet-Jodendom is gelegen in de Tora. Dit Jodendom kan bestaan binnen deze omtuining en binnen deze omtuining alleen. Wie daarbuiten treedt verloochent het verbond en roept de toorn Gods over zich af.Teitelbaum c.s. sommen, tegenwoordig ook via internet, in extenso alle misstappen op die in de weg van verlating van dit authentieke Jodendom zijn begaan, en die daar volgens hen ook het voorspelbare gevolg van zijn.Binnen het kader van de Tora en gezien vanuit de Joodse geschiedenis ligt er een groot gelijk aan de zijde van het Wetgetrouwe overblijfsel van Israël.
Dat de actief antizionistische houding binnen het Jodendom een open zenuw raakt, blijkt wel uit de felle reacties van Joodse zijde, die via internet eenvoudig te vinden zijn. Ongeloof en onbegrip, verdachtmakingen en aversie getuigen ervan dat de kern van het moderne Jood-zijn erdoor wordt geraakt.
En zo zijn we aangekomen bij diegeweldige patstelling tussen Israëli en Palestijn, die gedurende de afgelopen zestig jaar een voortdurend toenemende verscherping heeft laten zien. Kennis van de antizionistische stemmen binnen het Jodendom verschaft perspectief aan de duiding van oorzaak en gevolg in dezen.
Een uitweg uit de verstarring in vijandschap wordt gewezen: deze is gelegen in een innerlijke transformatie van de mentaliteit die tot oprichting en voortgezette handhaving van de staat Israël leidde. Concreet betekent dit de aanbeveling voor steun en support aan hen die vrede met de Palestijnen nastreven, godsdienstig of ongodsdienstig –naar de daden zal geoordeeld worden.

CV

Mr.drs. H.G.J. Ligtenberg is advocaat, gespecialiseerd in civiel en bestuursrecht.