Mogen de lastige mensen ook meedoen?

Nadat de halve redactie hem in deze serie is voorgegaan, is nu de beurt aan Aart Nederveen. Hij betoogt dat de nationale synode de vroomheid van de koningskinderen een plaats moet geven.

In het dorp waar ik ben opgegroeid stonden langs de dijk veel kerken. Een daarvan boeide mij van jongs af aan. In de volksmond heette het het schuurkerkje. De psalmen van Datheen werden er nog gezongen. Ik heb er geleerd dat langzaam zingen niet makkelijk is en ook mooi kan zijn. En dat er tussen voorlezen en voorzingen geen groot verschil hoeft te zijn. De oefenaars en dominees die er kwamen zijn nu allang vergeten. Het waren karakteristieke lieden die niet zomaar in een vakje pasten. Preken werden voorbereid met alleen de Statenvertaling met kanttekeningen, maar die werden dan ook echt gelezen. Eén dankdagpreek zal ik nooit vergeten. Over de lieden van Beth-Semes die de tarweoogst maaiden in het dal: toen zij hun ogen ophieven, zagen zij de ark en verblijdden zich. De Godsvreugde die je overkomt te midden van je dagelijkse werk, de gereformeerde vroomheid die het leven overspoelt. Dat is de bevindelijke traditie in Nederland op zijn sterkst: waar het natuurlijke en het geestelijke ineenvloeien.

Uit de lokale kerkgeschiedenis leerde ik dat de kerkgangers in het schuurkerkje in rechte lijn afstamden van de eerste afgescheidenen uit 1834. Kuyper en Kersten waren aan hen voorbijgegaan. Ergens in de afgelopen tien jaar is het schuurkerkje verdwenen en zijn de leden verspreid over de andere kerken langs de dijk. Hun vroomheid had niet het zelfbewuste trekje dat de volgelingen van Kuyper en Kersten zo succesvol heeft doen zijn. Ongetwijfeld had de literator Rijnsdorp ook deze mensen in gedachten toen hij schreef over de koningskinderen: ‘Ze bezaten een innerlijke beschaving, die het gevolg was van een nauwlettende omgang met de bijbel en met God. In het ethische waren ze gecultiveerd en verfijnd. Hun gerijpte wijsheid sloot dweperij buiten. Activisten en vurige partijgangers waren ze niet. Van een politiek of maatschappelijk, ja zelfs van een sterk kerkelijk engagement kan men bij hen niet gewagen. Wat hen interesseerde waren vooral de onbewegelijke dingen uit de Hebreeënbrief. Theologisch sloten ze aan bij een oude, bevindelijk gekleurde traditie, zonder dat dit tot excessen leidde. Daartoe waren ze te verstandig en hadden ze te veel tact.’ [1]

Als ik mij niet vergis is deze vroomheid in Nederland nog niet verloren gegaan, al zijn de vormen van vroeger verdwenen. Ze wordt nog gevonden in delen van de gereformeerde gemeenten en in verschillende andere kerken. Net als Rijnsdorp wil ik hun vroomheid niet idealiseren. ‘De vroomheid van hun oordeel sloot niet altijd de juistheid ervan in.’ Dat geldt zeker ook voor hun leidslieden die zich afwijzend hebben uitgelaten over de nationale synode. Maar zij vertegenwoordigen dan ook wat meer de zelfbewuste variant van de gereformeerde vroomheid, die geen genoegen neemt met schuurkerkjes.

Lastige mensen

Tussen de regels door is door de redacteuren van Wapenveld in de afgelopen nummers commentaar geleverd op deze negatieve reacties op de nationale synode. Hun kerken verstaan de tijden niet of grossieren in belijdenisretoriek (De Leede).
Gehoorzaamheid aan de waarheid maakt het voor hen onmogelijk om mee te doen aan een brede oecumene. Eenmaal volwassen geworden kan het gelukkig zo zijn dat dilemma tussen waarheid en eenheid van je afvalt (Dekker). De mensen die niet mee willen doen gedragen zich lastig en zo werd dat ook ervaren tijdens de synode. Het is alsof de leden van de nationale synode in hun achteruitkijkspiegel kijken en zich afvragen: waar blijven ze? De achtergrond van het onbegrip over en weer is een ongelijktijdigheid die in de praktijk soms grote vormen kan aannemen. In de ene kerkbode lees ik over wanneer kinderen aan het avondmaal mogen, in de andere kerkbode wanneer volwassenen aan het avondmaal mogen. In de ene over het zingen van gezangen, in de andere over de lengte van het voorspel bij de tussenzang. Ships passing by night. Het gesprek met elkaar zal dan niet snel vruchtbaar verlopen. En of de bevindelijk gereformeerden warm zullen lopen voor het theologische debat waar Dekker en Wallet voor pleiten is de vraag. Theologie is voor hun leidslieden vaak bittere ernst en zelfs een vleugje Van Ruleriaans spel is niet aanwezig, waarschijnlijk doordat de ruimte waarin wordt gewerkt te klein is om te spelen.Met enige creativiteit is er veel grensverkeer mogelijk

Maar er valt meer te zeggen. Wie zich blind staart op de geharnaste stukjes, mist veel van wat zich werkelijk afspeelt. En het geeft ook geen visie op hoe de kerk van Christus kan worden gebouwd in ons land. De bijdrage van de mensen in het schuurkerkje kan niet gemist worden. Zij zijn wel degelijk met hun tijd meegegaan.

Subsidie voor de JBGG

Het is allereerst goed om te beseffen dat veel leiders in christelijk Nederland gevormd zijn in het bevindelijke mileu waarvan de leidsleiden zo afwezig waren in Dordrecht. Van de smaakmakers in orthodox-christelijk Nederland op het terrein van theologie, cultuur en politiek zijn er tientallen procenten voor wie het leerboek van Hellenbroek weinig geheimen kent. René van Loon, oud-stafwerker van IFES en nu predikant in Capelle aan den IJssel, deed ooit in een column het voorstel dat de PKN de jeugdbond van de gereformeerde gemeenten (JBGG) moest gaan subsidiëren, omdat zij zoveel toekomstig kader van de PKN vormt. Het bleek dat de JBGG bij voorbaat liever afzag van deze subsidie, dus een synodale commissie heeft zich gelukkig nooit over dit voorstel hoeven buigen. Maar iedereen weet dat de observatie van Van Loon raak is. Het zou mij niet verbazen als in de Grote Kerk in Dordrecht tien tot twintig procent van de aanwezigen juist uit de kerken afkomstig was, die formeel afwijzend hebben gereageerd op de nationale synode. Orthodox-kerkelijk Nederland bestaat eenvoudigweg niet zonder de ex-gergemmers, die met hun kuyperiaanse ijver en bevindelijke ernst zorgen dat de kerk wordt gebouwd en gedragen. Van mijn studiegenoten die tijdens hun studie of erna in een hervormde gemeente terecht zijn gekomen, werd het merendeel vrij snel ouderling, de plaatsen innemend van de veertigers die het massaal lieten afweten. En als ik mijn lokale hervormde kerkbode lees, is het te hopen voor de PKN dat de JBGG voorlopig nog verder gaat met het aanleveren van kader. In de classis Woerden zijn momenteel 47 vacatures voor ouderling, 9 voor ouderling-kerkrentmeester en 19 voor diaken.

Veranderingen
Het mag dan zo zijn dat door de afzwaaiers flink wordt bijgedragen aan al de goede dingen in de PKN, feitelijk lijkt er weinig toenadering tussen de gereformeerde gemeenten (in dit stuk mijn belangrijkste voorbeeld, maar het geldt voor meer kerken) en de andere kerken in ons land. Nu is dit een situatie die de wereldkerk niet helemaal ongebruikelijk is. In een recente lezing van Tom Wright, een van de meest spraakmakende theologen van onze tijd, over de plaats van de ecclesiologie in de theologie van Paulus, eindigde hij met een warm pleidooi voor de eenheid van de kerk. Na afloop kreeg hij de voor hand liggende vraag hoe dat bijvoorbeeld kan tussen een rooms-katholieke en een mainstream protestantse kerk. Zijn antwoord was eenvoudig: ‘Ik ken geen kerken die verbieden dat leden met elkaar de Bijbel lezen’. En er is natuurlijk nog veel meer te bedenken. Met enige creativiteit is er veel grensverkeer mogelijk zonder dat het leden in loyaliteitsproblemen brengt. Dit antwoord blinkt uit in eenvoud, maar het is wel de spijker op zijn kop. De vergelijking tussen de communistische partij in de voormalige Sovjet-Unie en sommige reformatorische kerken is wel humoristisch, maar toch niet juist. Eigenlijk zegt Wright twee dingen: wees creatief in het bedenken van gemeenschappelijke praktijken (bijvoorbeeld samen in de Bijbel lezen) en stel tegelijkertijd de loyaliteit aan de eigen kerk niet op de proef.

Dat laatste geldt zeker voor de oudere generatie in de reformatorische kerken. Vaak zitten ze in een situatie waarin ze loyaal blijven aan hun eigen kerkelijke gemeente en daar hun ziel in lijdzaamheid bezitten. Ze worden in verlegenheid gebracht als ze al te expliciet keuzes moeten maken tegen hun eigen kerkverband. Dan vallen ze stil en zullen ze vaak uiteindelijk volgen. Groot is hun trouw. Maar ze hebben hun hart op de goede plaats. Veel van hen stammen af van de koningskinderen van Rijnsdorp. Hun kinderen zullen de kerk in Nederland de toekomst in dragen. In mijn studententijd kwam ik bij een oudere vrouw die een huis vol boeken had, die wij allang niet meer wilden lezen. Dacht ik. Ze zette haar grote bril op en las me een stukje voor. Eerst Philpot, daarna Bonhoeffer. Haar ogen begonnen te glanzen. Haar geloof was op zoek naar inzicht en dat raakte mij.

De jongere generatie zou nog wel eens het minst moeite kunnen hebben met het advies van Wright. In mijn eigen omgeving zie ik dat jongeren zich breed oriënteren, zonder dat dit een conflict oplevert met hun eigen roots en context. De ene dag horen ze in de drie punten hoe een mens bekeerd wordt en ze vinden het gaaf. De andere dag kom je ze tegen in de trein en zijn ze halverwege De stad Gods van Augustinus en vinden dat ook gaaf. Ze snappen heus wel dat wat Augustinus schrijft over de schepping en het ontstaan van de tijd even van een ander niveau is dan het creationisme dat via andere kanalen tot hen komt. Maar anders dan de generatie voor hen zetten ze de zaak niet op scherp. Van de weeromstuit zal dat betekenen dat zij ook vaker dan voorheen in hun eigen kerk zullen blijven. Maar net als hun leeftijdsgenoten in andere kerken zullen ze zich veel minder dan hun ouders gergemmer voelen. Hun predikanten mogen graag nog spreken over een gezond kerkelijk besef, maar voor veel jongeren geldt dat ze de wereld die hierbij hoort niet meer begrijpen.

Ik zie in de praktijk dat de creativiteit van Wright in het bedenken van nieuwe vormen al behoorlijk aanslaat in bevindelijke kringen. De organisatie is nog steeds intact en aan kader is geen enkel gebrek. Maar in werkelijkheid floreren er allerlei initiatieven en nemen de dertigers het met de kerkelijke loyaliteit niet al te nauw. De netwerksamenleving is ook in de bevindelijke kerken aangekomen; het gezag van deputaatschappen en synodes is niet vanzelfsprekend. De synodale directieven over de Herziene Statenvertaling worden nog net als vroeger het land in gestuurd, maar ze worden lang niet altijd meer in de lokale kerkbode gepubliceerd. Regelmatig zie ik een vorm van collectief bukken: bukken en wachten tot synodale oekazes zijn overgevlogen. Creativiteit blijkt een belangrijke deugd. Zolang een bijeenkomst het label van een kerkdienst heeft, ligt de liturgie vast, maar een iets andere organisatie maakt het mogelijk dat er niet meer op hele noten hoeft te worden gezongen en dat ook het Liedboek open kan.

Maar wie al te openlijk afwijkt van wat ‘ten onzent gebruikelijk is’, krijgt straf. Dat kan soms grote proporties aannemen. De tirannie van de geestelijke mens kan zwaar drukken. Daar zou wel eens een beetje meer begrip voor mogen zijn bij al die orthodoxe christenen die meer kerkelijk snoepgoed tot hun beschikking hebben. Dwing hen niet om in conflict te komen met hun geloofsgenoten. Niet iedereen heeft het statuur van de grand old man Kole. Maar geef ze wel de mogelijkheid om te participeren in gesprekskringen en kinderevangelisatie. Of betrek ze bij het bezoeken van ouderen, waar de dunbevolkte protestantse kerkenraden niet meer aan toekomen. Gergemmers zijn er juist bij gebaat als de kerkelijke afkomst niet al te erg telt. En als duidelijk is dat de kerk erdoor wordt gebouwd, zullen de vromen onder hen uiteindelijk meer accepteren dan vooraf werd gedacht.

Deze houding in navolging van het advies van Wright is veel vruchtbaarder dan het schrijven van het zoveelste bezwaarschrift, recent nog ondernomen door een grote groep C.S.F.R.-studenten uit de gereformeerde gemeenten, na de afwijzing van de nationale synode in de Saambinder. Een dergelijke brief is al tien keer geschreven in de afgelopen decennia. Het mag dan niet verbazen dat er ook standaardantwoorden beschikbaar zijn inmiddels. Ik heb er vroeger zelf ook aan meegedaan. Als studenten schreven wij stevige stukjes over de reformatorische zuil. Dat leverde dan weer een even stevige repliek op. Of we gingen op bezoek bij een predikant die in de Saambinder onze lustrumbundel had bekritiseerd. Op de bank zittend mochten we luisteren naar wat we verkeerd hadden gedaan. Wat ik me er vooral van herinner, is dat het niets opleverde en veel boosheid en frustratie gaf.

Overaccepting

Samuel Wells bespreekt in zijn boek Improvisation [2] de houding van overaccepting die van belang is voor de christelijke ethiek. Hij heeft een mooi voorbeeld dat in één keer duidelijk maakt waar het om gaat. Vlak voordat een beroemde pianist het podium oploopt om een concert te geven, gaat er een klein kind achter de piano zitten en begint te spelen. Het klinkt vreselijk. De pianist kan twee dingen doen: het kind weghalen van achter de piano of blijven zitten en de situatie accepteren. In werkelijkheid doet hij iets heel anders. Hij gaat naast het kind zitten en begint te spelen. Hij weeft zijn eigen stuk door de tonen van het kind heen door telkens te reageren op de toetsaanslagen van het kind. Het publiek luistert ademloos. Overaccepting is een houding die weigert te kiezen tussen blocking (afwijzen van het gedrag van het kind) en accepting (accepteren van het gedrag van het kind). Sinds ik dit gelezen heb, zie ik steeds vaker dat dit een nuttige houding is in de kerk. Overaccepteren betekent dat je een kerkelijke situatie waarbinnen je je bevindt accepteert, maar die tegelijk in een veel breder kader probeert te plaatsen dan degenen die deze kerkelijke situatie in stand houden.
Als voorbeeld wil ik de sterke sociale band noemen die in veel bevindelijke kerken nog aanwezig is. Die is natuurlijk niet alleen maar positief. Mijn opa kon het vroeger met een zekere minachting zeggen: ‘Die afgeschaijes, die hebben het altijd zo gezellig met elkaar’. Hij stamde uit een familie van liberale hervormde boeren en moest zijn wat bevindelijker schoonfamilie soms bewust op afstand houden. Hij was al van ARP verschoven naar SGP en hij wilde ergens een grens trekken. Maar hier zit ook het sterke punt van veel bevindelijke gemeenschappen: er is echt oog voor elkaar, ook voor ouderen en mensen die buiten de samenleving zijn komen te staan. Ik weet van vrouwen die zorgnetwerken oprichten rond eenzame mensen, eerst in hun eigen bevindelijke gemeente, maar in de loop van de tijd voor iedereen wiens ziel bitterlijk bedroefd is, tot rooms-katholiek en onkerkelijk toe. Voor hun eigen kerkenraden gaat het veel te snel, maar stadsbestuurders nodigen hen uit voor overleg en willen van hen leren. In dit voorbeeld zie ik zelfs twee keer overaccepting. De sterke sociale band waar mijn opa zo’n moeite mee had, wordt in een bredere context geplaatst en vruchtbaar gemaakt voor een veel grotere groep. Daarnaast pakken vrouwen een rol op die de bestaande kaders binnen bevindelijke gemeenschappen doorbreekt, zonder er feitelijk in conflict mee te komen. Natuurlijk kun je je ook bezighouden met de discussie over de vrouw in het ambt, voor of tegen. Het lot van synodes is daar rapporten over te moeten schrijven, niet gedurende één jaar, maar jarenlang. De discussie over de vrouw in het ambt (en er zijn meer voorbeelden) is het zoveelste voorbeeld van een discussie die zo moe kan maken en tegelijkertijd zo voorspelbaar is. In het jargon van Wells: het paradigma van blocking of accepting schiet tekort. Buiten deze tegenstelling om kun je soms zomaar voor je ogen zien hoe vrouwen de voornaamste plaats innemen in het lichaam van Christus, een geharnaste gereformeerde ambtsleer ten spijt.

Nationale synode

Ik hoop dat de trekkers van het vervolg van de nationale synode geduld zullen hebben met de bevindelijke gelovigen in ons land. Zie in hen niet alleen lastige mensen, vervuld met angst voor de nieuwe tijd die heulen met het conservatisme van de PVV. Dwing hen niet om in te gaan, maar laat ze wel merken dat ze nodig zijn. De vroomheid van de koningskinderen is in de praktijk soms verworden tot saaie prediking van wat er met een mens moet gebeuren. Maar ze kan ook inspireren tot echte oefeningen in de godzaligheid. De vroomheid is óók naar binnen gekeerd, hoe moeilijk het ook is om daar eigentijdse gestalten voor te vinden. Ik zie hier een belangrijke rol weggelegd voor bevindelijk gereformeerden in het vervolg op de nationale synode. De nationale synode: voor theologen verboden

De volgende versie van de nationale synode moet ook zelf afrekenen met elke associatie met nieuwe kerkstructuren en regeringen. Als de organisatoren allemaal een levensgroot label dragen met daarop de kerk waar ze uit komen en waarbinnen ze posities bekleden, gaat het weer niets worden met de gergemmers. Voor theologen verboden, dat zou nog niet zo’n slecht idee zijn. Het Willibrord-beraad door Oevermans voorgesteld benadert dat al veel beter dan de afgelopen nationale synode. In dit beraad ligt de nadruk op wat er gedaan moet worden en hoe nieuwe praktijken van geloofshoorzaamheid kunnen ontstaan.

Op hun beurt hebben de gergemmers en andere bevindelijk-gereformeerden wel degelijk behoefte aan wat meer theologisch vlees op de botten. Het verhaal van wedergeboorte en bekering is te smal en te platonisch geworden om het hele leven af te dekken. De jongeren die Augustinus lezen hebben dat al begrepen. Het toekomstige Willibrord-beraad moet de bevindelijk gereformeerden meer te bieden hebben dan kerkelijk snoepgoed en een kon-dit-bij-ons-ook-maar gevoel. Voor een slecht zelfbeeld is geen enkele reden; de vroomheid van de koningskinderen doet ertoe. Maar de theologische inspanningen van het Willibrord-beraad moeten wel worden geïntegreerd in al bestaande praktijken van gemeenschappen die juist in bevindelijke kring gelukkig nog heel sterk zijn. Graag laagdrempelig en creatief en met veel gevoel voor overacceptatie, want de tijd van kerkelijke hoogmoed is echt voorbij.

  1. C. Rijnsdorp, Wij zijn de vaders. Kanttekeningen bij een overgangssituatie. Kok Kampen 1972, p.42
  2. Samuel Wells, The Drama of Christian Ethics. Improvisation, BrazosPress Grand Rapids 2004, pp. 131-140