Redactioneel

Het privilege van een hoofdredacteur is dat hij als eerste een nummer in z’n geheel door kan lezen. Hoewel Wapenveld op papier, en al helemaal in de nieuwe vormgeving, natuurlijk een stuk beter leest: de inhoud is ook op het scherm de moeite waard. Ditmaal bleef bij lezing een zinnetje hangen uit het prachtige portret van de Augustinus-kenner en patristicus Paul van Geest: sentire cum ecclesia.

Het is zo’n zinnetje om op je tong te proeven, alleen dat eerste woord al: sentire. Het betekent niet alleen voelen of meevoelen, maar bestrijkt eigenlijk al onze senses: smaken, horen, ruiken, proeven. En dat dan met de hele wereldwijde kerk, die ook nog eens eeuwenlang al bestaat. Je moet het maar eens proberen: met de aardse én de hemelse kerk te voelen. Het gaat je bevattingsvermogen bijna te buiten, maar geeft een enorm gevoel van ruimte én geborgenheid.

Als Wapenveld iets wil, is het toch eigenlijk wel dát: niet de arrogantie van het denken op onszelf, maar het denken en voelen met de hele wereldkerk. Dat betekent dat we onze eigen gedachten en gevoelens steeds weer tegen het licht houden, ze in gesprek brengen met denkers uit heden en verleden. Dat levert niet alleen nieuwe inzichten op, maar ook tal van vraagtekens. Van Geest wijst er niet zonder reden op dat het belang van Augustinus voor ons is om te leren goede vragen te stellen.

In het jaarserie-interview plaatst duurzaamheidsbobo Herman Wijffels een hele serie kritische vragen bij onze ordening van de economie en onze houding ten opzichte van de natuur. Hij wil naar een circulaire economie, waarbij de mens niet langer tegenover de natuur staat, maar zich daarvan onderdeel weet. We moeten zoeken naar een manier om comfortabel te leven, zonder de ecosystemen aan te tasten. Bijzonder aan het gesprek is dat Wijffels’ levensbeschouwelijke insteek achter zijn welbekende duurzaamheidsideeën wordt blootgelegd.

Het artikel van architect Hans Teerds sluit goed aan bij Wijffels’ betoog. Teerds zoekt ook naar een evenwicht tussen verschillende benaderingen – in dit geval toegepast op onze omgang met het landschap. Weinig thema’s zijn de afgelopen tijd zozeer in het centrum van de aandacht geweest: denk alleen maar aan de felle debatten over de mogelijke ontpoldering van de Hedwigepolder in ’t Zeeuwse. Teerds plaatst vraagtekens bij een al te naïeve opvatting van de ‘natuur’, zeker waar die ook nog eens gekoppeld wordt aan morele noties als onschuld en bescherming. Cultivering van het landschap heeft er altijd al bij gehoord: zelfs in Genesis 1 en 2 al.

Filosoof Rik Peels stelt een heel andere vraag centraal: zijn we verantwoordelijk voor ons al dan niet geloven in God? De eerste stap die hij zet, is – zeker voor een filosoof – een fascinerende: geloof of ongeloof is niet iets waar we zelf voor kiezen, maar wat ons overkomt. Maar vervolgens betekent dat nog niet dat we niet verantwoordelijk zijn voor wat we al dan niet geloven. In een scherp, argumentatief betoog laat Peels zien dat geloven allerminst onzinnig is. Dat is een geluid dat in een seculier Nederland wel eens wat vaker mag klinken.

Met bijzonder veel genoegen en een beetje trots verwelkomen we in dit nummer ook onze nieuwe columniste, de schrijfster Désanne van Brederode. Met haar romans, van Ave verum corpus tot het recente Stille Zaterdag, heeft ze inmiddels lezend Nederland veroverd. Met haar columns gaat ze nu ook nadenkend Nederland veroveren. Want Van Brederode is niet alleen romancière maar ook filosofe – nota bene opgeleid aan de Vrije Universiteit. De eerste column bevat al een fijnzinnig commentaar op de invloedrijke ideeën van Dick Swaab cum suis.