De vlek
Van Oorschot, Amsterdam, 2011.
ISBN 978 90 282 4177 0 – 96 pagina’s – € 17,50
‘Een pareltje. Maar wel een voor de literaire happy few.’ Dit twitterde ik toen ik De vlek van Willem Jan Otten had geluisterd. (Bij het fysieke boek krijg je namelijk ook gelijk het hele boek voorgelezen op cd er gratis bij. De strijd met het illegale e-boek levert soms iets moois op…)
Maar die literaire few kunnen ook wel erg happy zijn met dit boek.
En de christelijke few nog meer happy.
Want Otten heeft iets prachtigs gecreëerd.
Otten heeft een boek geschreven dat je meerdere malen wilt en kunt en moet lezen. En dat komt nog maar weinig voor. Huidige schrijvers willen toch hun lezers al bij eerste lezing direct vermaak bieden en leveren daarom vaak te weinig aan voor herlezing. Op zich is dat geen probleem, maar door Ottens werk ontdek je weer wat de waarde is van een werk dat niet direct al zijn geheimen aan je prijsgeeft.
De poëzie van Otten staat er ook vol mee. Met geheimen, maar dan omdat de dichter het zelf ook niet weet. Hij is in zijn schrijven voortdurend op zoek. Naar God? Ja, dat durft hij wel hardop te zeggen, maar wat hij óver God durft te zeggen is niet veel. Een fragment uit zijn laatste bundel, Gerichte gedichten, ook nog maar onlangs verschenen.
Hoeveel weet ik van u
Zoveel als het zoontje
Dat ligt in het gedicht en wijst naar de wolken
Weet van de dichter
Die naast hem ligt
Zoveel als de peuter
Die voor het eerst voor een spiegel staat
Weet van de peuter
Die daar voor hem staat
Otten is op zoek, en durft niet te veel óver God te zeggen in ‘normale mensen’-taal. Gelukkig kiest hij wel voor poëzie en voor een verhaal.
Allereerst is er in De vlek gewoon een verhaal.
Een beroemde saxofonist, Abel Kans, krijgt in het ziekenhuis te horen dat er om zijn longen een enorme tumor zit. Zo groot dat behandeling absoluut onmogelijk is. Zijn doodvonnis is getekend.
Zijn broer is de bewaker in het ziekenhuis en maakt het verhaal – bekeken door de talloze camera’s in het Gasthuis – met gemengde gevoelens mee. Hij is de verteller in dit verhaal en weet steeds tussen de regels door feitjes en herinneringen te laten lezen die schijnbaar achteloos neergeschreven zijn, maar van o zo grote waarde voor het verhaal. Zo benadrukt hij dat ‘een Kans’ niet in wonderen gelooft.
Dat wonder gebeurt echter wel. De dokter, dokter Benjamin, die een andere dokter vervangt en die dag voor het eerst ‘voor God mag spelen’, heeft zich vergist. Hij heeft de foto van Abel Kans verward met die van een ander. De ander, priester Josefsson, de priester van het ziekenhuis, hoort opeens dat hij geen enkele kans meer heeft op genezing. En dat terwijl hij alleen maar als proefpersoon met een test had meegedaan, hij had zich helemaal niet ziek gevoeld.
Een spannend verhaal volgt, waarbij de broer op zoek gaat naar Abel, omdat die ten einde raad weg wil vluchten in de eeuwige drugs. Hij moet hem redden voordat hij een overdosis heeft genomen.
Maar voor wie denkt slechts met een Baldacci te maken te hebben of een Mankell, niets is minder waar. Voor zover de term literaire thriller zou kunnen bestaan – ik geloof dat geen van de boeken in de winkels met deze term dat ook daadwerkelijk is – hij is zeker van toepassing op De vlek. Want bij eerste lezing valt je de thriller op: zal het broerlief lukken om zijn stervende, maar door een wonder weer tot leven gewekte broer te redden?
Maar tegelijkertijd besluit je dat het niet bij die ene lezing zal kunnen blijven. Omdat het pure literatuur is wat je leest. Met zinnen die je stilzetten: ‘De priester schraapt zijn keel / en zegt dan: arme ziel. / Bij deze woorden laat hij het. / Bedoelt hij nu zichzelf, / of mij, vraagt Benjamin zich af. / De ander slaat een kruis, / niet op zijn voorhoofd zonnevlecht / linkerschouder rechterschouder, / maar naar voren richting X-ray, / het gebaar omvaamt de vlek geheel, / en bevreemdt de dokter uitermate - / betuigt de priester ook nog dank? / Zegent hij heus zijn moordenaar?’
Otten heeft een poëziethriller geschreven. Een thriller in korte dichterlijke zinnen die nog het meest doet denken (althans voor het Nederlandse taalgebied) aan Het uur U van Nijhoff. Voordat mij verweten wordt dat dat grote inlegkunde is; de schrijver zelf laat het woord op pagina 24 haast achteloos vallen. Maar achteloos is een woord dat in Ottens werkwijze niet voorkomt.
En net als Nijhoff weet hij een novelle van verzen te maken met grote religieuze waarde.
Als de naam Nijhoff is gevallen, dan ook maar zijn adagium ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’ aangehaald. De meningen over deze zin buitelen over elkaar heen, maar bij Otten valt de zin gemakkelijk toe te passen.
De vlek laat zich lezen als een lang gedicht, maar dat is het niet.
Het lijkt een thriller, maar dat is het niet. Lees maar.
Wat je namelijk echt leest is een lange gelijkenis, een nieuwe poging om dat Ene Grote Verhaal opnieuw te vertellen.
Het verhaal waarin de Zoon van Jozef de vlek van de mensen afneemt en in plaats van die mens sterft. Hoe die Zoon voor een wonder zorgt voor mensen die eerder in kans en wetenschap dan in wonderen geloven.
En die Zoon, die Josefsson in De vlek, valt die echt een-op-een te vergelijken met Jezus? Me dunkt, lees deze passage eens mee: ‘Hij is een Braziliaan, / als dat wat zegt. / Wat ik van hem weet / past in de palm van mijn hand. / Puissant rijke ouders, / tropisch hout imperium. / Een jeugd op waterski’s, / een omheind strand. / Josefsson is enig kind / en grondig onterfd. / Zo ontoereikend / als zijn bak met zakgeld was, / zo bevredigend / zijn armoede nadien.’
Dit enig kind, dat grondig onterfd is, is naar Nederland gekomen om daar een mens te redden. De vergelijking is tegelijkertijd banaal en indrukwekkend, omdat het zo van deze tijd is, zo goed voorstelbaar en zo wonderlijk eenvoudig.
Otten schrijft een vertelling die speelt met de evangeliën, die alleen maar volledig begrepen kan worden wanneer je de Bijbel van binnen en van buiten kent. Anders is het inderdaad slechts een literaire thriller. Maar voor de Bijbelkenner komt er een thrillerelement bij. Want… wie is de hoofdpersoon? Hoe moet ik hem duiden? Okay, het is de broer van Abel, Kaïn dus, maar waarom redt Kaïn zijn broer in dit verhaal? Wat wil Otten daar precies mee?
En is Josefsson echt een slachtoffer in dit verhaal? Dat is toch wat anders dan het beeld dat ik heb van Jezus in de evangeliën die moedwillig kiest onze vlek op zich te nemen. Of heb ik ergens overheen gelezen?
Willem Jan Otten schrijft nooit iets achteloos. En dat maakt dit boekje zo waardevol. Want de vragen die opkomen aan het eind van deze bespreking doen mij eigenlijk meteen weer besluiten om De vlek nog een keer te lezen. Nog een keer? Jawel, en nog een keer.