Groene groei of geen groei?

Drie aanraders voor een fundamenteel debat over groei en duurzaamheid

Een gezonde economie groeit. Is daarvan geen sprake meer, dan raken we collectief in paniek. De huidige economische crisis en de steeds meer zichtbaar wordende milieucrisis hebben het besef verder aangewakkerd dat de bomen niet meer tot in de hemel groeien. Steeds vaker wordt de vraag gesteld of economische groei op de lange termijn houdbaar is. Is oneindige economische groei mogelijk op een planeet met eindige hulpbronnen, een veranderend klimaat en een kwetsbaar ecosysteem? Is economische groei eigenlijk wel iets waarnaar we moeten streven?

Grondige herbezinning vindt vaak pas plaats in een crisissituatie. De huidige economische crisis is niet slechts een conjuncturele dip, maar is van structurele aard. Zichtbaar is geworden dat ons mondiale economische systeem erg kwetsbaar is. Wat een stevig huis leek te zijn, had in werkelijkheid het karakter van een piramidespel. Risicovolle hypotheken in de Verenigde Staten zorgden uiteindelijk voor een wereldwijde financiële crisis.

Deze financiële crisis gaat gepaard met een milieucrisis. Hoewel nog niet altijd goed zichtbaar in de rijkere delen van deze wereld, worden de gevolgen van klimaatverandering steeds zichtbaarder. Weersextremen nemen toe, waardoor oogsten mislukken en overstromingen plaatsvinden, met alle humanitaire gevolgen van dien. Zoetwaterschaarste treft nu al meer dan tweeënhalf miljard mensen voor een periode van minstens één maand per jaar.[i] De biodiversiteit neemt drastisch af en de plastic soep in oceanen en zeeën verontreinigt voedselketens. De wereldbevolking groeit naar verwachting naar negen miljard mensen in 2050 en grondstoffen worden steeds schaarser. De olieprijs verdubbelt de komende tien jaar, voorspelt het imf[ii], terwijl de vraag naar olie fors zal blijven stijgen. Bij elkaar zijn dit voldoende ingrediënten voor een crisis die de economische crisis in omvang en de mate van maatschappelijke ontwrichting ruimschoots overstijgt.

Het business-as-usual scenario valt daarom niet langer toe te passen. De oecd formuleerde het recent als volgt: ‘De afgelopen decennia heeft menselijk handelen voor een ongeëvenaarde economische groei gezorgd, met een hogere levensstandaard als gevolg. Pogingen om het milieu te beschermen zijn in het niet gevallen bij de enorme schaal van deze economische en bevolkingsgroei. Als we in 2050 in de behoeften van nog eens twee miljard meer mensen willen voorzien, hebben we een probleem: hoe moeten we omgaan met de natuurlijke hulpbronnen, waar alle leven van afhankelijk is?’[iii]

Hoewel de urgentie van het probleem bij hen nog niet altijd goed is doorgedrongen, zoeken politici en beleidsmakers naar oplossingen. Grofweg kunnen twee ‘scholen’ worden onderscheiden. In de visie van de eerste is economische groei an sich niet het probleem. We moeten streven naar ‘groene groei’. De tweede school is daarover pessimistischer. Zij stelt dat oneindige economische groei op een eindige planeet onmogelijk is en pleit voor een ‘economie van het genoeg’. Bij beide benaderingen staan we uitgebreider stil.

Groene groei
De laatste jaren staat het concept ‘groene groei’ sterk in de belangstelling bij politici en beleidsmakers. De rijksoverheid definieert ‘groene groei’ als groei van de economie ‘zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit’. In deze visie gaan economische groei en duurzaamheid goed samen. Juist het investeren in groene technologie levert de banen van de toekomst op en kan op die manier een uitweg uit de crisis zijn.

Historisch gezien loopt milieuvervuiling gelijk op met de groei van een economie. Van ‘relatieve ontkoppeling’ is sprake wanneer de groei van de milieudruk achterblijft bij de economische groei. Wanneer de economische groei echter samengaat met een vermindering van de milieudruk, is er sprake van absolute ontkoppeling.[iv] Groene groei betekent dat het Bruto Binnenlands Product (BBP) groeit, maar de CO2-uitstoot en andere vormen van vervuiling dalen.

Temidden van alle positieve geluiden over ‘groene groei’ is het cpb in haar rapport ‘Groene groei: een wenkend perspectief?’ aanzienlijk gereserveerder.[v] Zij concludeert dat de Nederlandse economie het stadium van groene groei voorlopig nog niet bereikt. Het stadium van groene groei wordt voorlopig nog niet bereikt ‘Groenere groei’ (relatieve ontkoppeling) is het maximaal haalbare. ‘De recente populariteit van het groene-groeiconcept heeft juist te maken met het optimistische en wervende karakter van de woordcombinatie: ze suggereert dat een hogere levensstandaard en ecologische duurzaamheid gemakkelijk samen kunnen gaan.’

Het CPB concludeert dat de transitie van de huidige economie naar een economie van groene groei een ‘moeizame en langdurige zoektocht’ zal zijn. ‘De randvoorwaarde dat de huidige welvaart intact moet blijven, is daarbij zowel een groot obstakel als een grote uitdaging.’ Groene beleidsmaatregelen leiden slechts zelden tot win-winsituaties. ‘Uitruilen tussen welvaart-nu versus welvaart-later voeren de boventoon.’

Economie van het genoeg
Groene groei is niet de oplossing, stelt de tweede ‘school’. Op een eindige planeet met eindige natuurlijke hulpbronnen is er een moment dat de natuurlijke draagkracht van de aarde wordt overschreden. Dit moment zijn we ruimschoots gepasseerd. Voor ontwikkelingslanden mag gelden dat zij economische groei nog enige tijd nodig hebben om de bevolking te voorzien van de basisbehoeften en de armoede uit te bannen, voor de ontwikkelde landen geldt dat zij een stapje terug moeten doen.[vi] Minder en duurzaam consumeren is noodzakelijk.

Dit pleidooi klinkt ook door in een artikel dat Arie Slob en Joël Voordewind van de ChristenUnie onlangs schreven.[vii] Daarin stellen zij dat veertig jaar na dato Den Uyls woorden 'de wereld van voor de crisis keert niet terug' alsnog waar worden. ‘Meer groei en meer consumptie, het ouderwetse recept tegen recessie, kan op korte termijn misschien nog wat soelaas bieden maar op de lange termijn zal het een riskante drug blijken te zijn. Ons huidige consumptieniveau kan niet koste wat het kost verdedigd worden. De druk die het legt op de schepping, op ruimte en milieu, is niet te rechtvaardigen tegenover de rest van de wereld en tegenover volgende generaties.’

Ook Denker des Vaderlands Hans Achterhuis verbaasde zich recent over de vanzelfsprekendheid van het groeidenken onder economen en spreekt over een taboe op de mogelijkheid dat we het einde van de groei beleven.[viii]

Welvaart zonder groei
In 2009 verscheen het boek Prosperity without Growth: Economics for a Finite Planet van Tim Jackson. Jackson is milieueconoom en hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de Universiteit van Surrey. De kernvraag van het boek is eenvoudig: is de groei van de economie een juiste maatstaf voor de mate van welvaart? Vraagt een benadering van een gedeelde welvaart voor iedereen en voor volgende generaties niet juist een einde aan het onbetwiste groeidenken? Is welvaart zonder groei mogelijk?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst het begrip ‘welvaart’ herdefiniëren, aldus Jackson. Hij sluit daarvoor aan bij drie opvattingen over welvaart zoals deze gegeven zijn door de Indiase econoom Amartya Sen. Het gangbare begrip van welvaart kan worden aangeduid als ‘overvloed’. In deze visie is de mate van materiële bevrediging een maat voor welvaart. Hoe meer goederen, hoe meer welvaart.

Het is overduidelijk dat deze visie onvoldoende onderscheid maakt tussen primaire en secundaire levensbehoeften en onvoldoende rekening houdt met het ‘afnemend marginaal nut’ van meer goederen. De eerste levensbehoeften zoals voedsel, warmte en een onderkomen worden in deze benadering van welvaart in essentie niet anders gewaardeerd als een tweede vakantiehuis, een iPad en een concertkaartje. Een iPad kan echter gemist worden, maar voedsel niet. Een iPad kan gemist worden, voedsel niet

Ook ‘welvaart als nut’ is geen bruikbare benadering. Deze benadering brengt welvaart in verband met de voldoening die goederen verschaffen. Omdat de voldoening moeilijk te bepalen is, gaan economen ervan uit dat de waarde die goederen vertegenwoordigen gelijk is aan de prijs die mensen op een vrije markt ervoor willen betalen. De optelsom van alle markttransacties, het bbp, is in deze visie een goede maat voor welvaart. Het bbp is echter niet onomstreden als maatstaf voor welvaart en kent fundamentele tekortkomingen.[ix]

Amartya Sen pleit voor een derde definitie van welvaart. De mate van welvaart wordt in deze visie bepaald door de mogelijkheden die individuen in een samenleving hebben zich te ontplooien. De mate waarin de condities voor ontplooiing van het individu – goed voedsel, gezondheid, onderwijs, mogelijkheden voor participatie, enzovoorts – aanwezig zijn, bepaalt het welvaartsniveau. Het draait in deze visie niet zozeer om de materiële overvloed van het individu, maar om zijn mogelijkheden om zich op een zinvolle wijze te ontplooien. Jackson voegt daaraan toe dat deze mogelijkheden niet oneindig zijn, maar gehouden zijn aan de ecologische grenzen van onze planeet.

Deze ecologische grenzen zijn al ruim overschreden en als het huidige economische model niet drastisch wordt gewijzigd, zijn de gevolgen desastreus voor diezelfde economie op de langere termijn. Ontkoppeling is een mythe, meent Jackson. Van absolute ontkoppeling is nog lang geen sprake en het is maar zeer de vraag of dit op langere termijn wél mogelijk is. De kosten om economische groei ‘groen’ te laten zijn, zouden wel eens dezelfde groei ongedaan kunnen maken. Groei is dan ook geen oplossing, stelt Jackson. We moeten vraagtekens durven zetten bij de ‘ijzeren kooi’ van het consumentisme en de cultuur van het consumentisme ontmantelen. Ze leidt immers niet tot meer welvaart, maar slechts tot uitputting van de aarde.

Hoe ziet een ecologisch verantwoorde economie eruit volgens Jackson? Een dalende vraag naar goederen en diensten leidt immers tot minder bedrijvigheid en minder werkgelegenheid. Het gevolg daarvan is dat er minder geld in de economie omgaat en de overheidsinkomsten door belastingen dalen, waardoor schulden groter worden en de economie instabiel wordt. Hoe houden we een niet-groeiende economie stabiel?

Als de arbeidsproductiviteit in een economie stijgt, maar groei niet gewenst is, dan is er maar één oplossing: het aantal arbeidsuren terugbrengen en het werk delen. Dat betekent meer vrije tijd. Een lage inkomensongelijkheid is een randvoorwaarde. In de tweede plaats moet er een verschuiving optreden in het evenwicht tussen consumptie en investeringen. We moeten minder consumeren, meer sparen en het spaargeld investeren in schone technologie, duurzame energie, grondstoffenefficiëntie en klimaatadaptatie. Alleen zo kunnen we de economie houdbaar houden.

Einde aan de groei
Van de Amerikaanse journalist Richard Heinberg verscheen vorig jaar het boek The end of growth. In een aantal opzichten vult dit boek het werk van Jackson aan. Heinberg besteedt een groot deel van zijn boek aan de oorzaken en gevolgen van de mondiale economische crisis. Zijn conclusie is dat mondiale economische groei op termijn niet meer mogelijk is, alle financiële reddingspakketten ten spijt. De rek is eruit.

Gedetailleerder dan Jackson toont Heinberg aan dat schaarste aan olie en andere fossiele energiebronnen, voedsel, water en grondstoffen de komende decennia onze economieën voor grote uitdagingen plaatst. Innovaties en efficiencyverbetering zullen niet voldoende zijn om economische groei te continueren. Ontkoppeling is geen haalbare kaart, aldus Heinberg. Hij is nog stelliger dan Jackson: economische groei is niet alleen niet wenselijk, het is ook binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk. Economische groei is binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk Het beste wat we kunnen doen, is ons zo goed mogelijk voorbereiden op die nieuwe realiteit.

Dieper peilen
De boeken van Jackson en Heinberg stemmen overeen in hun afwijzing van de mogelijkheid van groene groei. In de discussie over ‘groene groei’ of ‘geen groei’ bekennen beide auteurs zich tot de tweede optie. Beide auteurs tonen aan dat groene groei moeilijk realiseerbaar is. Het cpb is, zoals we eerder zagen, ook terughoudend (‘groene groei voorlopig utopisch’), maar sluit groene groei op de lange termijn ook niet helemaal uit.[x] Het schrijft dat het realistischer is ‘om bij de formulering van beleid gericht op een groenere groei, rekening te houden met een mogelijke uitruil tussen welvaart nu en welvaart voor latere generaties’. Of groene groei haalbaar is, blijft een onbeantwoorde vraag.

Als niet-econoom is het moeilijk de boeken van Jackson en Heinberg te beoordelen op hun economisch-wetenschappelijke merites. Datzelfde geldt voor de discussie over wenselijkheid van economische groei en de economische modellen die daarachter schuilgaan. Maar is dat oordeel nodig? Stellen we met het dilemma groene groei versus geen groei wel de juiste vraag? Maken de tegenstanders van groene groei niet dezelfde fout als de voorstanders ervan, namelijk een onterechte fixatie op groei? Peilt Marianne Thieme diep genoeg als zij schrijft dat ‘economische groei niet de oplossing is van onze problemen, maar de oorzaak ervan’?[xi]

Meer dan Heinberg heeft Jackson oog voor de morele achtergronden van de discussie over welvaart, maar in beide boeken ontbreekt een heldere analyse van deze morele achtergronden. Dat is een tekortkoming, want milieuproblemen zijn ook morele problemen. Paus Benedictus schrijft in zijn encycliek Caritas in Veritate: ‘Om de natuur te beschermen is het niet genoeg met aansporende of beperkende maatregelen in te grijpen, en ook passend onderricht is niet voldoende. Dat zijn belangrijke hulpmiddelen, maar het doorslaggevende probleem is het morele gedrag van de samenleving.’

Het goede leven
Het boek How much is enough van vader en zoon Skidelsky, dat deze zomer verscheen, is daarom een welkome aanvulling. De auteurs betogen dat de westerse zucht naar ongebreideld consumeren een typisch modern verschijnsel is. In het klassieke en christelijke denken, maar ook in andere culturen, werd behoeftebevrediging altijd ingekaderd door een visie op het goede leven. De Skidelsky’s vinden ook dat groei in de welvarende delen van de wereld geen zinvol, langetermijnbeleidsdoel kan zijn, maar menen dat daaraan in de eerste plaats een ethisch argument ten grondslag ligt. Ook zonder de dreiging van schaarste of de gevolgen van klimaatverandering is het goede leven nastrevenswaardig. Dit goede leven contrasteert met een leven van onverzadigbaarheid.

De Skidelsky’s sluiten daarbij deels aan bij de ‘capability approach’ van Amartya Sen en Martha Nussbaum. Wil het individu het goede leven kunnen leiden, dan moet een aantal ‘basic goods’ beschikbaar zijn, zoals gezondheid, veiligheid, respect, autonomie, harmonie met de natuur en ontspanning. Welvaart bestaat in de mate waarin aan deze voorwaarden wordt voldaan. Economische groei is geen doel op zich, ook niet in afwijzende zin, maar slechts een bijproduct van een economie die is gericht op het mogelijk maken van het goede leven.

Heroriëntatie
Voor de juiste balans is het goed de drie besproken boeken samen te lezen. Heinberg confronteert ons vooral met de enorme uitdagingen waar onze economieën voor komen te staan en de noodzaak ons daarop voor te bereiden. Zijn waarschuwing in de wind slaan, zou onverantwoordelijk zijn. Jackson heeft meer oog voor het ‘waarom’ van onze huidige levenswijze en hij stelt terecht de vraag of economische groei datgene is wat ons gelukkig maakt. Is economische groei datgene wat ons gelukkig maakt? De Skidelsky’s peilen dieper en stellen dat een nieuwe oriëntatie op het ‘goede leven’ nodig is.

Een duurzame samenleving komt niet in de eerste plaats tot stand door allerlei overheidsingrepen in de markteconomie, maar door een heroriëntatie van de samenleving op het goede leven. Pas dan is het mogelijk met behulp van een rechtvaardige overheid de markteconomie zodanig vorm te geven en in te kaderen dat burgers het goede leven kunnen leiden.

Het debat over een duurzame inrichting van onze samenleving en de wenselijkheid van economische groei – groen of grijs – heeft die diepere laag nodig waarin het goede leven en het nastreven van rechtvaardigheid centraal staan. Een rechtvaardige samenleving is ook een ecologisch duurzame samenleving. Het debat over groei hoort in dit bredere kader gevoerd te worden. Het einde van de groei is dan geen taboe waarover niet gesproken mag worden. Evenmin is economische groei dan de oorzaak van alle problemen. Beide zijn slechts het eindstation van een voortdurende zoektocht naar een rechtvaardige en duurzame samenleving.

 

Dit artikel werd geschreven naar aanleiding van de volgende boeken:

Tim Jackson, Prosperity without growth. Economics for a finite planet, Taylor & Francis Ltd, maart 2011, 288 pagina’s.

Richard Heinberg, The end of growth. Adapting to our new economics reality, New Society Publishers, augustus 2011, 336 pagina’s.

Robert & Edward Skidelsky, How much is enough? Money and the good life, Other Press (NY), augustus 2012, 243 pagina’s.

  1. A.Y. Hoekstra & M.M. Mekonnen, Global Monthly Water Scarcity: Blue Water Footprints versus Blue Water Availability, Plos One, 2011.
  2. Jaromir Benes, e.a., The Future of Oil: Geology versus Technology, IMF Working Paper, 2012.
  3. OECD Environmental Outlook to 2050. The Consequences of Inaction. Samenvatting in het Nederlands, 2012.
  4. CPB Policy Brief, 2011/12, Groene groei: een wenkend perspectief? De outsourcing van emissies wordt vaak onterecht niet meegenomen. Niet alleen de absolute emissies binnen de landsgrenzen tellen immers mee, maar ook de emissies als gevolg van binnenlandse consumptie.
  5. CPB Policy Brief, 2011/12, Groene groei: een wenkend perspectief?
  6. In Nederland was het vooral prof. Bob Goudzwaard die het pleidooi voor een economie van het genoeg ingang deed vinden.
  7. Arie Slob en Joël Voordewind, ‘De wereld van voor de crisis komt niet terug’, in: De Volkskrant, 5 september 2012.
  8. Peter Henk Steenhuis, 'Wij zitten gevangen in onze jacht op rijkdom', in: Trouw, 24 februari 2012.
  9. Lees daarover ook het artikel ‘The GDP paradox’ van Jeroen C.J.M. van den Bergh, Journal of Economic Psychology, 2009.
  10. Johan Graafland pleit in zijn boek Het oog van de naald voor ‘selectieve groei’.
  11. De Volkskrant, 28 augustus 2012.