Geheimen van de retorica, Tien Groninger opstellen

Zweder von Martels en Remco Regtuit

Damon, Budel, 2012.
ISBN 978 94 6036 049 7 - 220 pagina’s - 18,90 euro.

De bekende Amerikaanse homileet John S. McClure bespreekt in zijn boek Mashup Religion: pop Music and theological invention (2011) onder andere het maken van liedteksten. Hij geeft in dat boek niet alleen blijk van een gedegen kennis van moderne opnametechnieken (hij blijkt thuis een eigen opnamestudio te hebben), maar ook van het vermogen om aan buitenstaanders uit te leggen hoe een en ander werkt.

Wat zijn boek vooral zo interessant maakt, is dat hij laat zien hoe retorische strategieën een fundamentele rol spelen in het schrijven van liedteksten en preken. Hij maakt in dit boek de strategieën die hij ontwikkelde voor het schrijven van preken, vruchtbaar voor andere terreinen dan alleen de prediking (The Four Codes of Preaching; rhetorical strategies, 2003). Hij is daarmee een uitstekend voorbeeld van wat in de bundel Geheimen van de retorica gebeurt.

In deze bundel worden we in tien opstellen niet alleen meegenomen in een pleidooi voor gedegen onderwijs in de retorica, in een bespreking van de betekenis van de retorica voor de prediking, maar ook naar terreinen die niet als eerste bij je bovenkomen als het gaat over retorica. Wat te denken van de rol van retorica in het interpreteren van wandschilderingen, of van de rol ervan in de muziek van Bach? Wat verwacht je van een onderwerp als ‘retorica in de psychologie’, of van ‘retorica in de moderne media’? Het zijn juist deze opstellen die de bundel zo inspirerend maken. Waar de rol van de retorica naar voren wordt gehaald in situaties waar je die niet verwacht, word je zó meegenomen in een andere manier van kijken, luisteren, op de kaart zetten en communiceren, dat je ook in het ‘gewone’ gebruik van retorica veel creatiever aan de slag lijkt te gaan. Een aanrader dus, deze bundel. Om dat te bewijzen een paar voorbeelden.

In zijn opstel ‘Geloofwaardig tot geloof komen’ maakt Jan L. de Jong ons duidelijk hoe de schilders Giulio Romano en Gianfresco Penni in 1523 de problemen oplosten die verbonden waren aan de opdracht om de door Rafaël begonnen wandschilderingen in de audiëntiezaal van het pauselijk paleis te Rome af te maken. Ze moesten, in een tijd waarin alles rondom Constantijn de Grote ter discussie leek te staan (rond 1518 verscheen de bewijsvoering van de valsheid van de zogenaamde ‘schenking van Constantijn’ in druk), nog twee schilderingen over deze keizer maken en daarin zijn overgang naar het christendom op een geloofwaardige wijze uitbeelden. De schilders maakten daarvoor gebruik van veel verwijzingen naar de Bijbel, maar vooral van regels uit de klassieke retorica. Hun voorstelling van de schenking van Constantijn zoals die in de wandschilderingen te zien is, presenteert het verhaal zoals het gebeurd zou kunnen zijn. Met behulp van wat ze geleerd hadden van onder anderen Cicero en Aristoteles, hebben ze het onderwerp van hun werk weten te onttrekken aan de discussie over de historische echtheid. Ze tilden het onderwerp boven het niveau van de historiciteit uit en brachten met retorische middelen de universele betekenis ervan tot uitdrukking.

In een ander opstel, ‘Noten leggen uit’, van Jan R. Luth, wordt gekeken naar de verbinding tussen retorica en muziek. Luth laat zien hoe de drie doelstellingen van de retorica – onderwijzen, bewegen en behagen – in de muziek van bijvoorbeeld J.S. Bach een rol spelen. Hij geeft vooral voorbeelden uit Bachs koraalgebonden orgelwerken, maar gaat ook kort in op ander werk. Luth laat in dit opstel, aan de hand van notenbeelden, licht vallen op een boeiend facet van Bachs ongelooflijk veelzijdig doordachte werk.

Maar er is niet alleen aandacht voor kunst en muziek. Historici moeten zeker het opstel van Rik Peters over de retorica van politieke omwentelingen lezen. Hij laat in ‘Kikkers en karren’ de lezer de avondzitting van 4 augustus 1789 van de vergadering van de Assemblée Nationale in Parijs meemaken. Daarbij gaat hij in op de goed voorbereide, maar ook op de knap geïmproviseerde redevoeringen die een rol zouden spelen in een van de grootste politieke omwentelingen, de Franse Revolutie. Peters trekt de lijnen door naar bijvoorbeeld Pim Fortuijn en Barack Obama.

Obama komt trouwens ook in het laatste opstel voor. Renske van Raaphorst onderzoekt daarin de rol van retorica in nieuwe media. Wie zich wil inzetten voor een verkiezingscampagne kan hier van Obama leren. Met kennis van de retorica zijn de nieuwe media krachtige middelen om anderen te overtuigen.

Al deze voorbeelden laten iets zien van de Geheimen van de retorica.

Deze tien opstellen hebben natuurlijk inhoudelijk hun beperkingen. Je kunt in een opstel nu eenmaal niet alles aanpakken. Maar ondanks dat is deze bundel een inspirerend geheel geworden.

Voor mensen die wat kritisch staan tegenover het belang van de retorica is het misschien aan te bevelen om eerst de laatste bijdragen door te nemen. Volgens mij zijn ze daarna voldoende overtuigd van het belang om ook de meer theoretische en inleidende opstellen aan het begin te lezen. Bijkomend voordeel van die omgekeerde volgorde van lezen is dat je dan eindigt met de kersttoespraak van koningin Beatrix uit 2011. Retorica blijkt daar niet alleen ‘Hofleverancier’ te zijn, maar verdient er ook het predicaat ‘Koninklijk’.