Er is meer tussen hemel en aarde
In de jaarserie kijken wij hoe de kerken sinds de jaren 1960 omgingen met sociaal-wetenschappelijke onderzoeksresultaten. We mengen ons in het gesprek tussen de theologie en de sociale wetenschappen. Is de gelovige vreugde in de Heer werkelijk slechts een variant van een menselijke opwinding? Is gelovig leven echt niet meer dan een gevolg van socialisatie en een aangeleerd taalveld? Is bidden slechts een zelfgesprek in metaforen? Of laten wij ons een seculier oor aan naaien met dit soort NRC-stelligheden? In de Bijbelschetsen in deze jaarserie laten we ons aanreiken dat er meer is tussen hemel en aarde. Opdat wij de smaak van een gelovige vrijmoedigheid weer te pakken krijgen.
Het verhaal
Lucas 5 vers 17 tot 26 vertelt het verhaal over de verlamde man die door vier vrienden via een ongebruikelijke weg, door het dak, voor Jezus wordt neergelegd. Het speelt zich af in een huis waar Jezus bezig is met zijn onderwijs, en waar zoveel mensen zich verdringen om binnen te komen, dat er geen doorkomen aan is. Onder de toehoorders een groot aantal wetgeleerden en Farizeeërs, kritische toehoorders van Jezus. In dat huis gebeurt het. Maar het verhaal begint al eerder. Vier mannen komen in beweging, geraakt als zij zijn door de nood van een medemens en aangeraakt door het gerucht over Jezus. Zij laten zich niet tegenhouden. Gaat het niet door de voordeur, dan maar door het dak. Aan touwen laten zij de matras met de verlamde erop voorzichtig zakken tot voor de voeten van Jezus. Menige platenbijbel laat ons door de ogen van de omhoogkijkende Jezus vier verwachtingsvolle gezichten zien, kijkend over de rand van de dakopening. Jezus ziet in hun blik hun geloof. En ziende hun geloof, wendt Jezus zich tot de verlamde en vergeeft diens zonden. Kennelijk weet Jezus dat dat eerst moet gebeuren bij deze mens. De man torst een verleden met zich mee dat hem verlamt, letterlijk ook. Zonder inleiding klinkt het uit Jezus’ mond: ‘Uw zonden zijn u vergeven’.
Prompt schieten rond Jezus kritische blikken over en weer, en klinkt protesterend gemompel van de schriftgeleerden. ‘Wie is deze man, dat hij deze godslasterlijke taal spreekt?’ ‘Alleen God kan zonden vergeven.’ Zij staan niet alleen met hun lijven in de weg, maar ook met hun geloofssystemen. ‘Dit kan niet, want het past niet’, is altijd het kenmerk van godsdienstig verzet tegen wat heilzaam is. Jezus neemt ook deze barrière: Ik zal jullie laten zien dat de Zoon des Mensen volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven. ‘Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis’, klinkt het tot de verlamde. En zo geschiedt. Alom verbazing, ontzag, hallelujah-geroep. ‘Zij loofden God.’
Het Evangelie vertelt het prachtige verhaal van geloof van mensen, van bewogenheid en creativiteit; het verhaal van overwinning op weerstanden; het verhaal van vergeving en wegneming van oude lasten en van persoonlijke barrières; het verhaal van genezing, en de roep om op te staan.
De duiding
De evangelist Lucas begint zijn versie van het verhaal echter met een opvallende zin: ‘En er was kracht des HEREN, zodat Hij (Jezus) kon genezen’. Eigenlijk een concluderende opmerking achteraf, die de schrijver vervolgens vooropzet. Als een ‘woord vooraf’, dat wij wat er gebeurde zo moeten horen. De kracht van God was aanwezig. Die ging aan alles vooraf. Daarom kwamen die vier in beweging en gaven niet op. Het is die kracht die Jezus herkent in de verwachtingsvolle ogen daar over de dakrand. In die kracht staat Hij zelf, zodat Hij met volmacht spreekt van vergeving van zonden. Die kracht voelen de schriftgeleerde Farizeeërs, en zij voelen aan dat het hier gaat om verzet of overgave. Het is die kracht die in het Woord van Jezus ‘Sta op’ meekomt en het is die kracht die in de verlamde de kracht wakker roept om op te staan uit zijn verlamming. Niet meer het bed draagt hem, maar hij het bed. Er is een aan alles voorafgaande aanwezigheid en kracht van God.
Wat wij geloven en belijden
De tekst vertelt wat mensen ervaren aan en rond Jezus. En de tekst duidt in welke kracht Jezus handelt. ‘Er was kracht des HEREN, zodat …’ De tekst verkondigt met zoveel woorden dat God handelt. Als de Schepper, ook van deze mens, de verlamde. Als de God van Israël, die werkt in het leven van de vier vrienden. Zodat zij geraakt worden door het leed van hun vriend, en hem bij Jezus brengen omdat zij het gerucht rond Jezus herkenden. God handelt als de Geest die Jezus vervult, en die werkt in de harten van de vier vrienden. God handelt als de Geest die het huis vervult, die werkt, ook in de schriftgeleerden, zodat zij zich verstaan moeten met wat Jezus doet aan de verlamde. Sommigen reageren met heftige tegenspraak. Anderen wellicht anders, maar die worden hier niet genoemd.
God de Drie-ene handelt. Dat gaat aan alles vooraf: aan de vier, aan Jezus, aan de vergeving en aan de genezing. De Drie-ene handelt, zo geloven en belijden wij. God handelt en doet zich kennen. Anders gezegd: God openbaart zich. En dat herkennen wij, in wat gebeurt in het verhaal, en het evangelieverhaal op zijn beurt zegt dat dat ook nu gebeurt. En waar het gebeurt, en hoe, en hoe je dat herkent.
Ervaringen (her)kennen
God is ons vóór, als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Wellicht moeten we de volgorde omdraaien: God is er al eerder dan wij bidden of denken. Als de Geest, die ons Christus doet kennen, door wie wij God zelf in het gelaat zien. Dat heet ‘openbaring’. God werkt en dat wordt openbaar. Daarin wordt Hij zelf openbaar. De Drie-ene die zich bekendmaakt is de grond van onze kennis van God in deze werkelijkheid, zo schrijven Van den Brink en Van der Kooi in hun Christelijke Dogmatiek. Zo mogen wij gelovig in de werkelijkheid staan. In de verwachting dat we daarin sporen van God zullen opmerken, ervaringen van Hem zullen opdoen, en mensen in beweging zien komen. God is niet pas daar of alleen daar waar wij preken of de Bijbel lezen en uitleggen. Wij preken en lezen de Schrift omdat God zich openbaart en aanwezig is. Wij hebben de preek, de Bijbel en het gebed wel nodig, om Gods stem te herkennen tussen alle andere stemmen, en om ervaringen van God niet te missen, doordat we er blind voor werden.
Omdat de Drie-ene zich openbaart kunnen wij met recht zeggen dat ‘er meer is tussen hemel en aarde’. Er was kracht des HEREN, zodat Jezus kon genezen. Daarvoor is geloof en (hernieuwde) toewijding nodig. Want elders in ditzelfde Evangelie staat dat Jezus niets kon doen ‘vanwege hun ongeloof’. Door het geloof ervaren wij dat er meer is tussen hemel en aarde. Er is dus, gelovig gezien, alle reden om met vrijmoedigheid in de wereld te staan. De Drie-ene openbaart zich. We hebben alle grond om Gods tekenen te ontvangen en te verstaan. Het ‘brein van Swaab’ is daarvoor ontoereikend: het is immers in zichzelf gesloten, een rond verhaal. Het kan niet ontvangen.
Nieuwe vrijmoedigheid
God werkt. Zijn kracht, zijn Geest is ons ver vooruit. Die wetenschap geeft ons de vrijheid om veel vrijmoediger en vasthoudender aan te geven waar en wanneer wij ervaringen opdeden waarbij we – vaak achteraf – zeiden dat God aan die plaats was. Wanneer we geloven en belijden dat God als de Drie-ene aan onze werkelijkheid voorafgaat en die werkelijkheid openlegt naar Hem toe, dan passen daarin moeilijke en vreugdevolle ervaringen. Wanneer we die leren duiden tot op God, deelt de gemeente in de vreugde des HEREN. Die moet ze zich niet laten ontnemen.
Cv
Dr. H. de Leede, oud-rector van het Theologisch Seminarium van PKN, is sinds 2007 universitair docent praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam.