Redactioneel
Een van mijn jongere collega’s vertelde mij dat hij pas lekker werkt als op het scherm naast hem een Ted talk loopt. In het voorbijlopen was me dat al wel eens opgevallen (Sotsji werkt ook goed trouwens, zag ik). Wie als eerste associatie heeft dat hier iets niet in de haak is, is – zoals ik – nog niet helemaal op de hoogte van het nieuwe werken. In de recent vertaalde roman De Cirkel wordt deze manier van werken op een aardige manier overdreven: in het internetbedrijf De Cirkel hebben medewerkers al gauw vijf schermen op hun bureau. Op elk scherm moeten ze meedoen aan een ware community van feeds en tweets, met als voornaamste doel hun ranking hoog te houden. Wereldbewoners lopen rond met een camera op hun borst; iedereen kan overal meekijken en privacy bestaat niet meer.
Het probleem van dit soort toekomstscenario’s is dat ze zowel waar als onwaar zijn. Natuurlijk keert de wal het schip; de vooruitgang – ook op het gebied van de communicatietechnologie – loopt altijd vast in dilemma’s van de moderniteit. We zijn nooit modern geweest, is een bekende titel van de Franse filosoof Bruno Latour. En echt geautomatiseerd zullen we evenmin raken. Multitasken werkt helemaal niet en als we het wel proberen, worden we vanzelf overspannen of werkloos. Maar ondertussen zijn allerlei technologische vernieuwingen minder onschuldig dan we denken: onze leefwereld verandert erdoor en we veranderen ongemerkt zelf mee. Andere keuzes maken lijkt slechts mogelijk in de marge. Maar dat maakt ze niet onbelangrijk.
Daarmee zitten we meteen dicht bij het jaarthema van Wapenveld: kunnen we in de geloofsopvoeding van jongeren verschil maken? Ook als die plaatsvindt in een seculiere omgeving? Danielle van de Koot geeft een inkijkje in het onderzoek dat ze deed onder Amsterdamse ouders die er bewust voor kiezen om hun kinderen christelijk op te voeden. Het blijkt dat ze creatief en ondernemend te werk gaan. Koots conclusie luidt dat de minderheidspositie zo dramatisch niet is en dat de geloofsopvoeding in deze context juist wel eens zou kunnen winnen aan geloofwaardigheid.
In het colofon is Stefan Paas verdwenen als redactielid. Door drukte moest hij andere prioriteiten stellen. Als redactie zijn we hem dankbaar voor zijn inzet voor ons blad. Als scribent zult u hem in Wapenveld gelukkig niet gaan missen. Om te beginnen in dit nummer. Het artikel van Paas staat in de context van het nationale religiedebat, maar de tonen hier zijn zachter, met minder rationeel geweld. Paas merkt op dat het christelijk geloof emotioneel veel overredingskracht kan hebben. Hij verwijst naar het boek van de Brit Francis Spufford Unapologetic, die de menselijke neiging om dingen stuk te maken gebruikt om het geloof ter sprake te brengen. Wie de schaamte toelaat, kan God vinden. Hier keert de kennis van de ellende uit de Heidelbergse Catechismus terug in een modern jasje. Het artikel van Paas vormt een mooi tweeluik met de rubriek van Enny de Bruijn. Aan de hand van de roman Het smalle pad van de liefde van Vonne van der Meer wordt duidelijk hoe kwetsbaar de literaire vertolking van een bekeringsverhaal kan zijn. Ook de Bijbelschets door Wim Vermeulen moet hier worden meegewogen. In zijn Wapenveld-debuut laat hij zien dat inwijden in geloof en gebruik van een algemeen religieus taalkader moeilijk samengaan.
De ‘Brief aan mijn kleinkind’ levert opnieuw een voornaam portret op van een levensverhaal ver weg van de voortrazende snelweg. Het werk van de Amerikaanse fotografe Diane Arbus wordt geïntroduceerd door Dirk Verburg. Arbus’ foto’s laten de ontluistering zien van het menselijk bestaan, maar roepen juist daardoor op een indirecte manier een andere mogelijkheid wakker.
We danken onze lezers voor de uitvoerige respons op het lezersonderzoek! Binnenkort leest u in Wapenveld een samenvatting en een overzicht hoe we hiermee verder gaan.