Goddeloosheid in het werk van Diane Arbus

Het werk van een Amerikaanse fotografe bezien vanuit psalm 130

Het afgelopen jaar bezocht ik de tentoonstelling van het werk van Diane Arbus (1923-1971) in het FOAM te Amsterdam en werd getroffen door de intens deprimerende indruk die haar werk bij mij achterliet. De tentoonstelling bestond uitsluitend uit zwart-witfoto’s op een relatief klein formaat, hoofdzakelijk van mensen in de marge van de samenleving zoals travestieten, nudisten en mensen met een fysieke of mentale afwijking. Aanvankelijk deed ik haar werk af als negativistisch en voyeuristisch, maar toch vond ik dit te gemakkelijk. Haar foto’s roepen een veel breder spectrum aan ervaringen op dan deze eenvoudige kwalificaties en doen de vraag rijzen naar het wezen van de kunst in fotografie en de persoon van Diane Arbus.

Vergeleken met andere vormen van kunst is de techniekbeheersing die vereist is voor fotografie eenvoudig te leren. Zo eenvoudig dat het technisch kunnen van een fotograaf dat uit een foto spreekt niet bruikbaar is om een onderscheid te maken tussen een amateur en een professionele kunstenaar. Het goed lezen van de gebruiksaanwijzing van een digitale spiegelreflexcamera, eventueel gepaard met de beheersing van een beeldbewerkingsprogramma, is alles wat fotografen heden ten dage nodig hebben om technisch perfecte foto’s te maken.

Mensen aan de zelfkant van de maatschappij Hoe anders is dit het geval voor bijvoorbeeld musiceren en schilderen. Het technisch goed spelen van een muziekwerk of het maken van een gelijkend schilderij vereist een techniekbeheersing die vaak alleen door (langdurig) oefenen verkregen kan worden. Of mensen nu wel of niet van de jazzmuziek van Charlie Parker houden, het zal iedereen duidelijk zijn dat diens saxofoonsolo’s technisch gezien buitengewoon complex zijn en een techniekbeheersing vragen die pas verkregen kan worden na zeer veel en intensief oefenen.

Hetzelfde geldt voor schilderen. Hoewel het werk van abstracte-expressionistische schilders als Willem de Kooning en Clifford Still wellicht eenvoudig te imiteren is, kostte het beiden jaren van hard werken om hun eigen unieke persoonlijke stijl te ontwikkelen.

Het tweede unieke kenmerk van de fotografie is de relatie met de realiteit. Foto’s worden geassocieerd met bewijs [1]: iets is er of iets is gebeurd, omdat er een foto van is. Hoewel wij weten dat foto’s ook selecties zijn (van de vast te leggen gebeurtenis tot de bepaling van het beeldkader) en zelfs geënsceneerd [2] en/of  bewerkt kunnen zijn, is de verbinding tussen onze waarneming van een foto en de perceptie in ons brein zo direct, dat wij er bij het bekijken van foto’s niet bij stilstaan.

Mensen die medelijden opwekken Een herkenbare stijl
Ondanks het feit dat de techniek zo eenvoudig is en daardoor fotografie als kunst zo laagdrempelig lijkt, slaagt slechts een beperkte groep fotografen erin een eigen herkenbare stijl te creëren. Het is deze herkenbaarheid die de kunstenaars onder de fotografen onderscheidt van de amateurs.

Het zal kenners weinig moeite kosten de portretten in zwart-wit met een strak witte achtergrond van Richard Avedon en de foto’s van pubers op het strand van Rieneke Dijkstra te classificeren als werk van deze kunstenaars. Hetzelfde geldt voor de grofkorrelige zwart-witfoto’s van beroemdheden van de hand van Anton Corbijn en de hedonistische stijl waarin Mario Testino het leven van beroemdheden en fotomodellen aan het einde van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw vastlegde.

Een van de kunstenaars met zo’n markante eigen stijl is Diane Arbus. Als een van de weinigen creëerde Diane Arbus een eigen markante stijl Diane Arbus geldt als een van de belangrijkste fotografen van de twintigste eeuw en haar naam komt dan ook steevast voor in dezelfde rijtjes als waarin fotografen als Man Ray, Richard Avedon, Robert Capa, Irving Penn en Henri Cartier Bresson genoemd worden. Haar stijl is herkenbaar door de combinatie van de keuze van haar onderwerpen, de gekozen belichting (bijvoorbeeld door ook overdag bij buitenopnames intensief gebruik te maken van flits) en de technische kwaliteit; ze besteedde bijvoorbeeld enorm veel aandacht aan de keuze van de chemicaliën die ze tijdens het ontwikkelproces van haar foto’s gebruikte.

Christus als platte illustratie in onze alledaagse werkelijkheidHet leven van Diane Arbus
Diane Arbus werd in 1923 als Diane Nemerov in New York als kind van welgestelde, in kunst en cultuur geïnteresseerde, Joodse ouders geboren. De relatie met haar ouders werd getypeerd door afstandelijkheid en zij en haar broer werden feitelijk grootgebracht door gouvernantes. Door de materiële welvaart van haar familie had de grote depressie in het Amerika voor de Tweede Wereldoorlog geen persoonlijke impact op Diane Arbus. Samen met haar broer Howard, die later schrijver zou worden, bezocht ze de Fieldston school waar veel aandacht werd geschonken aan kunstzinnige vorming.

In 1941 trouwde ze met Allan Arbus met wie ze een studio voor modefotografie begon. Doon, hun eerste dochter, werd geboren in 1945 en hun tweede dochter Amy in 1954. Hoewel Diane en Allan redelijk succesvol waren en regelmatig opdrachten kregen van bekende ‘glossy’ bladen als Glamour en Seventeen, waren ze beiden ongelukkig in en door hun werk. Dit kwam door een combinatie van commerciële druk en een gebrek aan artistieke bevrediging. In 1958 gingen Diane en Allan als (zeer) goede vrienden uit elkaar [3]. In datzelfde jaar begon Diane Arbus zich serieus met fotografie bezig te houden (in de studio had zij zich hoofdzakelijk met de‘styling’ beziggehouden, terwijl Allan de foto’s nam en ontwikkelde) en nam lessen bij de bekende fotografe Lisette Model.

In de dertien jaar dat ze zelfstandig fotografe was, had ze veel artistiek succes: haar werk werd onder andere geplaatst in bladen als Esquire en Harper’s Bazaar en werd getoond in het Museum of Modern Art in New York in 1967 als onderdeel van de ‘New Documents’- show.

In 1971 pleegde Diane Arbus zelfmoord door een combinatie van een overdosis aan slaapmiddelen en het doorsnijden van haar polsen.

Hoewel er veel over het leven van Diane Arbus geschreven is, is de meeste informatie over haar leven afkomstig uit secundaire bronnen. Dit komt door het feit dat Doon Arbus, die haar nalatenschap beheert, slechts een gedeeltelijke en selectieve toegang tot de archieven van haar moeder wil geven. De motivatie hiervoor is gelegen in het feit dat ze het werk van haar moeder wil afschermen van theorievorming en interpretatie en bang is dat Diane Arbus als fenomeen belangrijker wordt dan haar werk. Haar dochter wil voorkomen dat Diane Arbus als fenomeen belangrijker wordt dan haar werk Dit is een van de redenen dat geïnteresseerden in het werk van Diane Arbus het lange tijd ‘moesten doen’ met de biografie van Patricia Bosworth uit 1984. Deze biografie werd geschreven zonder toegang tot de archieven van Diane Arbus. Deze archieven werden pas in 2003 voor het grote publiek toegankelijk met de publicatie van Revelations, een boek dat werd uitgegeven met de medewerking van Doon Arbus [4] en dat naast een groot aantal nieuwe foto’s, veel (delen uit) brieven en notitieboekaantekeningen bevat. 

Het werk van Diane Arbus
In 1959 begint Diane Arbus randfiguren in de samenleving te fotograferen. Niet voyeuristisch, maar met oprechte interesse. Diane Arbus: ‘For me the subject of the picture is always more important than the picture’ [5]. Zoals uit haar correspondentie blijkt had ze een oprechte interesse voor de personen die ze fotografeerde en ze bleef met een aantal van hen dan ook langere tijd in contact.

Het grootste deel van het werk van Diane Arbus bestaat uit foto’s van mensen die leven aan de zelfkant van de maatschappij en opnames van mensen, paren en gezinnen die als ‘zielig’ bestempeld kunnen worden en medelijden opwekken. Ze zoekt zeer actief naar dit soort mensen en is teleurgesteld als ze moeilijk te vinden zijn, bijvoorbeeld tijdens een bezoek aan Londen [6]. De grote verdienste van Diane Arbus is dat ze deze mensen heeft gefotografeerd zoals ze zijn. Je zou het een soort existentialistische fotografie kunnen noemen. Gevoelens zijn onontkoombaar bij het bekijken van Arbus’ foto’s

Hierin onderscheidt Diane Arbus zich bijvoorbeeld van Nan Goldin, wiens oeuvre voor het grootste deel ook bestaat uit foto’s van mensen aan de rand van onze samenleving, maar wiens foto’s veel voyeuristischer zijn en daarnaast een gevoel van glamour proberen op te roepen. Anderzijds onderscheidt het werk van Diane Arbus zich ook van dat van Dorothea Lange, die veel mensen in armoedige omstandigheden fotografeerde (al dan niet in opdracht) met het doel medelijden en sympathie op te wekken.

Intrigerende persoon
Ondanks het feit dat de meeste mensen haar foto’s niet als ‘mooi’ zouden typeren, maken ze wel indruk. Het is bijna onmogelijk om de foto’s te bekijken zonder gevoelens, gevoelens die weliswaar kunnen variëren tussen afschuw en bewondering, maar onontkoombaar zijn. Het is geen kunst die je als mens koud laat. Doordat haar kunst zo intensief is, komt, meer dan bij andere fotografen, de vraag naar voren wie de mens achter de foto’s, of liever gezegd achter de camera, was.

Uit alle bronnen komt Diane Arbus naar voren als een instabiele persoonlijkheid. Bij het lezen van zowel de biografie van Bosworth als haar brieven en aantekeningen uit Revelations dringt de vraag zich op wat ze nu eigenlijk wilde. Als het bijvoorbeeld ging om erkenning werkte ze enerzijds mee aan prestigieuze tentoonstellingen terwijl ze anderzijds min of meer vluchtte voor de aandacht die ze hierdoor kreeg [7]. Hetzelfde gold voor onderscheidingen en prijzen. Ze wilde ook niet dat er een boek met haar werk verscheen, omdat ze bang was voor de finaliteit hiervan [8]. Waar het geld betrof was ze enerzijds bang voor geldgebrek, terwijl ze anderzijds weerstand voelde tegen commerciële opdrachten die dit konden wegnemen en ze veel cheques die ze voor haar werk ontving niet inwisselde.

Naarmate ze ouder werd, manifesteerden haar stemmingswisselingen zich steeds heviger [9], terwijl ze fysiek achteruitging [10] en steeds minder bevrediging in haar werk vond [11]. Ook op het vlak van relaties lijkt ze stuurloos te zijn geweest. Zo is de reden voor haar scheiding in 1958 met Allan tot op heden onduidelijk en bleven ze ook na de scheiding op zeer goede voet met elkaar omgaan. De onderlinge relatie na hun scheiding tot haar dood valt dan ook het beste te typeren met het woord ‘zorgzaam’ en doet bij tijd en wijle aan als een soort huwelijksrelatie zonder fysieke intimiteit.

Deze stemmingswisselingen wijzen op bipolariteit [12]. Mensen die lijden aan bipolariteit hebben last van sterke stemmingswisselingen die zich manifesteren in afwisselend manische en depressieve perioden [13]. Dat zij zelf zich ook bewust was van haar emotionele instabiliteit blijkt uit het feit dat ze professionele hulp zocht in psychotherapie bij dr. Helen Boigon. Een belangrijk thema tijdens deze therapie bleek de eenzaamheid te zijn [14], terwijl er veel geruchten de ronde doen over haar promiscuïteit en ze de laatste jaren van haar leven leed aan een geslachtsziekte.

In dit licht is het tragisch dat ze nooit iets gedaan heeft met het prachtige essay dat ze als zeventienjarige geschreven heeft. In dat essay schrijft ze: ‘[...] a man cannot believe in nothing. A man must have a sense that there is an order behind everything [...] bigger than himself but which he can at least in part understand.’ [15]

Arbus belangrijk voor christenen?
Wat haar werk zo interessant maakt voor christenen is de enorme naaktheid die eruit spreekt. Haar werk laat ons (soms letterlijk) de naakte wereld zien zoals die er zonder Gods genade uitziet. Een wereld zonder echte liefde waarin kwetsbare en medelijden opwekkende individuen hun eenzame weg moeten vinden. Het bijzondere van het werk van Diana Arbus is het nihilistische wat eruit spreekt. Er lijkt geen hoop of moraal te zijn (zoals in het werk van Dorothea Lange), geen zingeving (zoals in het werk van Nan Goldin), terwijl er ook geen genotzucht uit spreekt zoals we dat in het werk van Mario Testino tegenkomen. Om John Szarkowski (voormalig curator voor fotografie in het Museum of Modern Art te New York) te citeren die een tentoonstelling over het werk van Garry Winogrand, Lee Friedlander en Diane Arbus organiseerde: ‘Their aim was not to reform life, but to know it. Their work betrays a sympathy – almost an affection – for the imperfections and the frailties of society.’ [16]

Je zou het werk van Diane Arbus dan als een soort ‘ground-zero’ voor christenen kunnen beschouwen. Haar werk schetst ons een gebroken wereld Arbus’ werk schetst een gebroken wereld zonder hoop die alle valse pretenties heeft afgeschud en geen hoop meer heeft. Als we het werk van Arbus zouden analyseren op de wijze waarop Brinkman in zijn boek Jezus Incognito westerse kunst na 1960 analyseert, zouden we hooguit kunnen zeggen dat het werk van Arbus ‘radicaal immanent’ [17] is, dat wil zeggen dat de totale ontluistering van het menselijk bestaan die de meeste van haar onderwerpen uitstralen, ‘de mogelijkheid tot een luisterrijk(er) bestaan’ oproept. Het is moeilijk om een associatie met het christendom of religie in zijn algemeenheid in haar werk terug te vinden. Haar enige bekende foto die Christus als onderwerp heeft, laat Christus dan ook zien als een platte illustratie in onze alledaagse werkelijkheid .

Als we naar de Bijbel kijken om het werk van Diane Arbus een plaats te geven, komen we dan ook al snel terecht bij Prediker. Het beeld van het menselijk bestaan, zoals dat naar voren komt in het werk van Diane Arbus, stemt overeen met het beeld van het menselijk bestaan dat de auteur van Prediker zo treffend weergeeft met de woorden: ‘Alles is ijdelheid’, of , voor diegenen die de NBV prefereren: ‘Alles is leegte’. Het is dan ook waarschijnlijk deze leegte die haar tot zelfmoord gedreven heeft.

Op basis van zijn ervaringen in diverse Duitse concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft de (net als Diane Arbus Joodse) psychiater Viktor Frankl het aangrijpende boek Man’s search for meaning geschreven. Een groot deel van het boek is gewijd aan de vraag wat het onderscheid was binnen een groep mensen die onder dezelfde omstandigheden ‘leefden‘ binnen Duitse concentratiekampen. Frankl behoorde tot de groep gevangenen die niet ‘actief’ omgebracht werden door executies of de dood vonden in gaskamers, maar moesten leven in mensonterende omstandigheden (te weinig en slecht voedsel, slaapgebrek, harde fysieke arbeid, mishandeling, ongelooflijke psychische druk, etc.). Het waren mensen voor wie het plegen van zelfmoord eigenlijk niet meer vereiste dan een passief ‘niets’ doen; iets anders doen dan honderd procent van hun tijd actief proberen te overleven, zowel in fysiek als mentaal opzicht. Volgens Frankl was het verschil tussen degenen die overleefden en degenen die niet overleefden, gelegen in de overtuiging dat het leven nog ‘iets’ van hen verwachtte  [18] (Frankl, p. 79). Dat iets kon heel verschillend zijn, het kon bijvoorbeeld het helpen van een familielid zijn of het schrijven van een wetenschappelijke publicatie, maar het moest iets zijn buiten het leven van het individu zelf. Volgens Frankl [19] zijn degenen die het ‘waarom’ van hun bestaan begrijpen, in staat bijna alle ‘hoe’ van het leven te dragen.

Zowel het leven als het werk van Diane Arbus roept nadrukkelijk de ‘waarom’-vraag op, terwijl ze het antwoord hierop schijnbaar nooit heeft kunnen vinden. Haar leven en werk geven aan dat ze de ‘goddeloosheid’ (in de zin van schijnbare afwezigheid van God) in de diepten van psalm 130 heel goed gekend heeft. Het is triest is dat ze blijkbaar nooit het antwoord gevonden heeft dat in dezelfde psalm gegeven wordt, namelijk het mogen leven in de verwachting op God.  

Dirk Verburg (1964) is socioloog en bedrijfskundige.

  1. Susan Sontag, ‘On Photography’, London: Penguin 2008; p.5.
  2. De wereldberoemde foto ‘Migrant mother’ van Dorothea Lange die geldt als dé foto die de depressie in de Verenigde Staten voor de Tweede Wereldoorlog in kaart bracht, blijkt bewust ‘gechoreografeerd‘ te zijn. (Mark Durden, Dorothea Lange, New York: Phaidon Press 2011; pp. 11, 12, 39.)
  3. De formele scheiding werd pas uitgesproken in 1969.
  4. Interessant genoeg staat bij de auteursgegevens vermeld: ‘The moral right of Diane Arbus to be identified as the author of this work has been asserted’.
  5. Diane Arbus, Revelations, London: Jonathan Cape, 2011; p. 50.
  6. Zie Arbus, p. 198.
  7. Zie Arbus, p. 186.
  8. Patricia Bosworth, Diane Arbus – A Biography, London: Vintage 2005; p. 295.
  9. Zie Bosworth, pp. 232, 257, 272, 285, 288, 290.
  10. Zie Bosworth, p. 269.
  11. Zie Bosworth, pp. 312, 319.
  12. Zie Arbus, p. 224.
  13. Henry Gleitman, Basic psychology – Fourth edition, New York: W.W. Norton & Company, Inc. 1996; pp. 583-584.
  14. Zie Arbus, p. 212, 214.
  15. Zie Arbus, p. 128.
  16. Zie Arbus, p. 51.
  17. Martien E. Brinkman, Jezus incognito – De verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960, Zoetermeer: Meinema 2012; p. 188.
  18. Viktor E. Frankl, Man’s search for meaning, Boston: Beacon Press 2006; p. 79.
  19. Zie Frankl, p. 83.