Toe-eigening

Bijbelschets naar aanleiding van 1 Korinthe 3

Van Samuel Wells, voor de Wapenveldlezers geen onbekend theoloog, heb ik ooit de volgende uitspraak onthouden. Toen hem eens gevraagd werd wat nu Gods grote verdriet over deze wereld is, antwoordde hij min of meer als volgt: ‘De eerste helft van Gods verdriet over deze wereld is natuurlijk het gegeven dat zij in zonde gevallen is. Maar de tweede helft is zijn verdriet over het feit dat zijn reddingsplan zo slecht begrepen wordt.’ [1]

Daarmee zitten we midden in het thema van deze meditatie: toe-eigening. Een belangrijk woord voor wie nadenkt over geloofsoverdracht, zoals we doen in deze jaarserie. Dat het christelijk geloof wortel wil schieten in het individuele leven, toegeëigend wil worden, is naar haar aard gegeven. Het Woord is immers vlees geworden, heeft onder ons gewoond en de Geest van Christus is uit op de vernieuwing van ons leven. Tegelijk is er de ervaring dat die toe-eigening niet vanzelf gaat, nogal eens hapert of eenvoudigweg niet plaatsvindt. Paulus zou bijvoorbeeld de lezers van de Korinthebrief graag hebben aangesproken als geestelijke mensen, vrij vertaald: als mensen die zich het evangelie van Gods genade werkelijk toegeëigend hebben, maar hij moet de spijtige conclusie trekken dat dat niet mogelijk is. Paulus constateert gebondenheid aan de wereld, die zich uit in afgunst en verdeeldheid (1 Kor. 3:3) en trekt daaruit de conclusie dat men zich in Korinthe nog in een kinderlijk geloofsstadium bevindt.

Hoe erg is dat? Voor wie net als ik opgegroeid is in een bevindelijk gereformeerde traditie gaan hier wel de nodige belletjes rinkelen. Dit is heel erg, want op de persoonlijke toepassing, of de toeëigening des heils voor wie het klassiek wil zeggen, komt het nu juist aan! Deze gerichtheid op het persoonlijke, op de enkeling, wordt door Van den Brink en Van der Kooi zowel een enorme kracht als een achilleshiel genoemd,  ‘...een zwakke plek waar het protestantisme uiterst kwetsbaar is gebleken’ [2]. De kracht van het gereformeerd protestantisme is de ontdekking dat God inderdaad de enkeling op het oog heeft. Dat je als individu geen nummer bent, een radertje in een verder onbegrijpelijk systeem, maar dat het heil persoonlijk thuisbezorgd wordt. Dat God onder de miljoenen ook jou in het oog heeft. Dat is nauwelijks te bevatten. Dr. Antoon Vos werd in Utrecht niet moe te benadrukken dat het feit dat de Christus hier die ene weduwe opzoekt, zich daar ontfermt over die enkele zieke en een dag later die ene verschoppeling bevrijdt van krachten die hem bonden, zijns gelijke in de wereldgeschiedenis niet gekend heeft. Het individu is een voluit christelijke uitvinding!

Tegelijk heeft de loop van de geschiedenis ons ook met de keerzijde geconfronteerd, constateren ook Van den Brink en Van der Kooi: ‘Het gevaar van de aandacht voor het subject is dat de werkelijkheid van het heil geheel en al wordt bepaald door de toe-eigening. Het handelen van God lijkt pas werkelijkheid en actualiteit te worden wanneer de gelovende persoon door het werk van de Geest aan die werkelijkheid raakt en haar als de zijne of de hare kan toe-eigenen. (...) Het risico bij een dergelijke theologie is duidelijk. Wanneer het objectieve (...) wordt opgezogen in het subjectieve, begint het subject te tollen om de eigen as. Uiteindelijk blijft er dan niets anders over dan de eigen subjectiviteit, de eigen ervaring waarin men zijn houvast moet zien te vinden’ [3].

Als we over toe-eigening en het belang daarvan willen denken en spreken, komt het er dus op aan dat we het waardevolle, Bijbelse tegoed van het individuele ten volle honoreren zonder in het drijfzand van het subjectivisme te vervallen. De brieven van Paulus staan vol met prachtige illustraties van deze Koninklijke middenweg. Enerzijds aarzelt Paulus niet om de gemeenteleden van Korinthe persoonlijk te confronteren met het feit dat zij zich het geloof nog maar zeer mondjesmaat hebben toegeëigend. De gevolgen liegen er dan ook niet om. Doordat men het kleuterstadium in het geloof nog niet te boven is, is er sprake van afgunst en verdeeldheid (hss. 3 en 4), van een verknipte kijk op lichamelijkheid en seksualiteit (hss. 5 t.e.m. 7) en van misbruik van de christelijke vrijheid (hss. 8 t.e.m. 10). Wonderlijk genoeg is deze deplorabele toestand voor Paulus geen reden om te gaan twijfelen aan de fundamenten van het heil. De Korinthiërs blijven een bouwwerk van God: ‘Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont?’ (1 Kor. 3:16 et passim).

Kortom, als het gaat om toe-eigening dan gaat het altijd om het persoonlijk eigen maken van wat wij in Christus hebben. Deze prachtige zin uit het klassieke doopformulier is vrucht van het zorgvuldig luisteren naar Paulus. Onze redding ligt buiten onszelf, extra nos. De Heilige Geest brengt het heil vervolgens thuis, intra nos. Over het feit dat daarbij het nodige aan barrières te overwinnen is en dat het zelfs door de dood heen moet, laat het Nieuwe Testament geen enkele twijfel bestaan. Maar van wanhoop hoeft geen sprake te zijn. De Heilige Geest is krachtig genoeg om van stenen brood te maken en dorre beenderen tot leven te roepen. Confrontatie met gebrekkige toe-eigening, bij jezelf of bij een ander, is dan ook geen reden om aan God te gaan twijfelen, maar juist een reden om de ankers opnieuw buiten onszelf uit te gooien. Een moment waarop ik daar zelf altijd sterk bij betrokken word, is tijdens de avondmaalsviering. Er gaat geen viering voorbij of er gaan flarden van Schulte Nordholts prachtige gedicht door mijn hoofd:

…Maar als ik door het pad naar voren schrijd
en om mij heen de arme stervelingen, mensen zo dwaas als ik,
de lofzang zingen: ‘O Heer, uw bloed roept voor altijd barmhartigheid, barmhartigheid’

dan ben ik niet verlegen met mijn God, dan is Hij vlak bij mij,
dan weet ik zeker dat hij mij aankijkt uit de donk're beker,
dan eet ik zijn genadebrood, dan leef ik van zijn dwaze dood.

(J.W. Schulte Nordholt, fragment uit het gedicht Verlegen met mijn God)

Over toe-eigening gesproken.

  1. Ik citeer uit het hoofd, de exacte vindplaats van de uitspraak is me ontgaan. Voor een juiste bronvermelding houd ik mij zeer aanbevolen!
  2. Van den Brink en Van der Kooi, Christelijke dogmatiek, Zoetermeer 2012, p. 456.
  3. Idem, p. 456v.