Waar vallen de beslissingen?

Enige overwegingen naar aanleiding van H.W. de Knijffs boek over secularisatie

In zijn vorig jaar verschenen boek over secularisatie heeft H.W. de Knijff de noodklok geluid [1]. Er dreigt naar zijn overtuiging een volstrekte teloorgang van ‘geest’, een fundamentele verstoring van onze kennende verhouding tot de ons omringende werkelijkheid. ‘Geest’ wil zeggen dat we ons van de wereld én van onszelf bewust zijn, en juist om dat bij elkaar, van wie kent en wat gekend wordt, gaat het.

Noodklok
Vandaag is er in wetenschap en samenleving nog maar weinig ‘tegenwoordigheid van geest’ te bespeuren, en het alarmerende van de huidige situatie is dat bij uitstek wetenschappers ‘doodgravers’ van de geest zijn. Het meest confronterend zijn volgens De Knijff wel de ontwikkelingen in het hersenonderzoek. Wat zich in de wetenschap als geheel aftekent komt daar het meest geprononceerd naar voren. Wat wij ooit dachten dat ons bewustzijn was, het centrum van een leven dat we kennend en willend vormgeven, zou niet meer zijn dan een samenspel van ‘autonome’ en voor de mens zelf ontoegankelijke processen.

De resultaten van het neurowetenschappelijk onderzoek hebben inmiddels – in gepopulariseerde vorm – de samenleving bereikt. Bestsellers van gerenommeerde neurowetenschappers halen hoge oplagecijfers. Dan gaat het in ons taalgebied met name om Victor Lammes De vrije wil bestaat niet (met de ondertitel: Over wie er echt de baas is in het brein) en Dick Swaabs Wij zijn ons brein (ondertitel: Van baarmoeder tot Alzheimer). Wat is het effect van deze boeken – en van het onderzoek waar ze op berusten – op mensen die geloven dat God de Schepper en Verlosser van deze wereld en hun leven is en zich aan mensen doet kennen in zijn handelen? Als we op deze neurowetenschappers afgaan is iedere vorm van geloof in God achterhaald, een vergissing.

Lamme en Swaab benaderen de werking van de hersenen puur vanuit natuurwetenschappelijk gezichtspunt. Aan de hand van een paar voorbeelden is goed te zien waar dat toe leidt. Zo noteert Swaab dat afwijkingen in de slaapkwab extatische gelukservaringen kunnen oproepen, die ook de vorm kunnen hebben van de overtuiging een ‘direct contact met Jezus’ te hebben. Ontnuchterend genoeg kan de neurowetenschapper die ervaring herleiden tot de aanwezigheid van een tumor ergens in de hersenen. Sneu voor de persoon in kwestie met zijn of haar topervaring, maar dit is echt het hele verhaal: ‘nothing but’ [2]. Weg vrijheid, weg geest! Lamme weet ons te vertellen wie er echt de baas is in ons brein. Dat is niet ons bewustzijn en ons denken, maar dat zijn processen en stroom­pjes, die zich alleen door meting, bijvoorbeeld met behulp van een MRI-scan, laten traceren [3]. Wat wij trots zelfbewustzijn noemen doet Lamme af als ‘kwebbel­doos’ [4]. Ik stel me daar iets bij voor als de eindeloze praatprogramma’s en voetbalbeschouwingen op televisie. Met een beetje plannen kun je er de hele dag mee onder de pannen zijn, maar vraag niet of het ook ergens over gaat en toe leidt. Toch geeft Lamme zijn lezers op de eerste bladzijde een vette knipoog. Hij draagt zijn boek namelijk op aan zijn vrouw met de woorden: ‘Voor Joke, mijn lief, mijn enige echte vrije wil’. Als hij dat echt meent, hoef je de rest van het boek niet meer serieus te nemen. In elk geval is er niet alléén het naturalisme van de neurowetenschap. Er is ook het leven. Waar vallen de echte beslissingen?

De Knijff zet zijn boek over de ontwikkelingen in met name de wetenschap in met een bespreking van de eerste grote bestseller van Geert Mak: Hoe God verdween uit Jorwerd. Enigszins opmerkelijk, want die naam verwijst niet naar een laboratorium, waar men puur natuurwetenschappelijk bezig is, maar naar een doorsnee Fries dorp, waar werd en wordt geleefd. In zijn boek schetst Mak hoe diverse ontwikkelingen op wetenschappelijk en tech­nologisch vlak het leven van de mensen in de meest directe zin raken en beïnvloeden, maar het is niet een simpel oorzaak-gevolg-verhaal.

In Maks zo’n twintig jaar geleden uitgekomen boek is de neurowetenschap nog buiten beeld. Toch zet De Knijff met enige beschouwingen over dit boek in. De manier waarop Mak God zelf laat samenvallen met het geloof in Hem acht hij een spiegel waarin we kunnen zien wat zich in de wetenschap als geheel vandaag voordoet. Hoe verloopt eigenlijk de wisselwerking tussen de ontwikkelingen in de wetenschap en die in het leven?

Is God uit Jorwerd verdwenen?
De titel van Maks boek brengt in alle kortheid het moderne probleem van ontkerkelijking en secularisatie op formule. Het staat er ook heel simpel en op het oog onweerlegbaar in, ja, zó is het gegaan, in de woorden van de plaatselijke predikant in de periode dat Mak er woonde en aan zijn boek werkte: ‘Tot na de oorlog had de kerk elke zondag vol gezeten, vertelde hij. Daarna verdween God geleidelijk uit het dorpsleven.’ [5]

Wanneer in een dorp gedurende de twintigste eeuw door allerlei vooral technologische ontwikkelingen het menselijk kennen en kunnen de idee van verregaande beheersbaarheid en maakbaarheid doet postvatten en daardoor het zich afhankelijk weten van God afneemt, dan sijpelt niet enkel het geloof weg, Verdwijnt God zelf met het geloof in Hem? maar dan verdwijnt – aldus de toenmalige predikant van Jorwerd – God zelf. Of preciezer: dan blijkt – Max Weber heeft het geschetst met een argumentatie waar bijna niets tegen in te brengen lijkt – dat waar we ooit dachten dat God in en achter zat, niets meer is dan een rationeel te doorgronden en technisch te beheersen werkelijkheid.

Het is deze gelijkstelling van God met onze kennis van Hem of de afwezigheid van die kennis – en daarmee van God – die De Knijff in het boek van Mak misschien wel het meest heeft geraakt en gestoord. De ontwikkelingen in de agrarische samenleving van de afgelopen eeuw worden daarin geschetst zonder enige verheffing van stem, zonder wetenschappelijke pretentie maar wel goed gedocumenteerd en juist daarom met een onweerlegbare vanzelfsprekendheid. Maks boek werd een bestseller en even onderkoeld als het werd opgeschreven is het in het collectieve bewustzijn van de lezers ingegaan of heeft het de daar reeds levende gedachten bevestigd en versterkt. Mak tekent het proces als volgt: ‘Het besef van tragiek, de erkenning dat er in een leven onontkoombare gebeurtenissen konden plaatsvinden, het leek vervangen door het idee dat alles maakbaar was, of herstelbaar, of op zijn minst in geld compenseerbaar. Daarmee veranderde er ook iets in de houding van mensen ten opzichte van de natuur – al was dat een veel subtieler proces. In Jorwerd was dat eigenlijk alleen maar meetbaar in het almaar dalende aantal bezoekers van de bid- en dankdagen voor het gewas, die vanouds elk voor- en najaar in de kerk werden gehouden.’ [6]

De eerste zin heb ik niet alleen geciteerd, omdat anders het vervolg in de lucht komt te hangen, maar vooral omdat hij mij van belang lijkt om de erop volgende zinnen te kunnen verstaan en plaatsen. Ik proef er een onmiskenbare kritiek in. Mak gelooft zelf niet of niet meer dat alles maakbaar is, of herstelbaar, of op zijn minst in geld compenseerbaar. Zó plat wil hij het leven niet gemaakt hebben. En hij komt op voor een besef van tragiek, voor de erkenning dat er in een leven onontkoombare gebeurtenissen kunnen plaatsvinden, kortom: voor een wijsheid die erkent dat er nog iets anders in het leven speelt dan wij kunnen tellen en meten. Die wijsheid acht Mak dus van belang – en de teloorgang ervan verlies.

Met het oprukken van de idee van de maakbaarheid is er iets veranderd in de houding van mensen ten opzichte van de natuur. De natuur heeft aan zeggingskracht ingeboet, is in de ban geraakt van wat we kunnen beheersen en wordt bij voorkeur uitgedrukt in termen van winst en verlies. Van deze veranderde houding ten opzichte van de natuur zegt Mak nu dat ze een subtiel proces vormt dat moeilijk valt te traceren en zich eigenlijk alleen laat aflezen aan het afnemend kerkbezoek op bid- en dankdagen. Misschien neem ik Mak nu wat te veel in bescherming tegen de titel van zijn boek, maar ik ga af op wat ik lees.

Niettemin: deze nuanceringen nemen niet weg dat de titel van het boek de suggestie wekt en ook wel zal willen wekken die De Knijff erin heeft geproefd. Met een door de techniek bepaald wereldbeeld verdwijnt niet maar het geloof in God, maar God zelf – en dus blijkt Hij met terugwerkende kracht niet meer dan de dankzij de voortschrijdende kennis van de natuurwetenschap overbodig gebleken sluitsteen in de kijk op de natuur. God bleek de overbodige sluitsteen in de kijk op de natuur Het heeft De Knijff gestoken dat voor Mak ‘God’ niet meer is dan een ‘chiffre voor de geestelijke grondslag van een verloren gegane wereld’ [7]. Het is immers niet niets wat zich heeft voltrokken: ‘Met God is de motivatie, de formuleerbaarheid en de samenhang van het bestaan verdwenen, “Ik” en “wereld” hebben geen vaste, vertrouwde relatie meer met elkaar, zoals die eerder door het Godsgeloof werd geschonken.’ [8]

Wetenschap versus geloof?
Hoe betrokken De Knijff ook is bij wat zich in de wetenschap voltrekt, hij neemt niet de positie in van een klager langs de zijlijn of een betweterige stuurman aan de wal. Hij is een vurig pleitbezorger van de Europese cultuur, die onder de adem van de Geest in een eeuwenlange geschiedenis gestalte heeft gekregen. Alleen al het feit dat het christelijk geloof deze cultuurgeschiedenis kon oproepen en voortstuwen houdt een weerlegging in van de gedachte dat de Heilige Geest afstand zou houden van het gezonde mensenverstand [9]. Het christelijk geloof is naar zijn aard niet een beknot­ting, laat staan een onderdrukking van het menselijk denken, maar veeleer een stimulans gebleken om de werkelijkheid te verkennen en zo ook te kennen.

Secularisatie als afwending van het christelijk geloof leidt er in de ogen van De Knijff dan ook niet toe dat de wetenschap er nu met het ongeloof vandoor gaat, al heeft het daar oppervlakkig bezien – als we Maks maatstaf van kerkbezoek hanteren – wel veel van. In werkelijkheid komt uit zijn ‘overzicht over onze denkgeschiedenis’ [10] een totaal ander, eerder omgekeerd beeld naar voren: juist de wetenschap speelt vandaag de teloorgang van het bewust vormgeven van het leven, van de samenleving inclusief de politiek in de kaart, en blijkt dus per saldo de barbarij zoal niet in de hand te werken, dan toch in het kielzog mee te trekken. Immers, als de menselijke geest niets is dan een product van biologisch-fysiologische en biochemische processen, dan is het bewust en gericht reflecteren op het (samen)leven een schijnvertoning.

Deze kritieke situatie is voor De Knijff aanleiding om een pittig gesprek aan te gaan met de vigerende opvattingen van wetenschap, waarin vooronderstelling en uitgangspunten op tafel komen. De situatie is urgent genoeg: wij dienen er alles aan te doen om te komen tot een herstel van een levende, kennende relatie tussen mens en wereld. Ook al heeft die onder invloed van het christelijk geloof vorm gekregen, toch gaat het niet om een vorm van fideïsme. Het gaat niet om een vorm van fideïsme

‘De mens vindt in het geloof waarheid – dat te ontkennen, zou de ontkenning zijn van het feit dat de God van de bijbel zich aan de mens openbaart – maar die waarheid is altijd een begin van kennis en nooit een definitieve slotsom; zij blijft fragment.’ [11]

Het geloof zoekt het verstaan, heeft een intrinsieke gerichtheid op het kennend binnenhalen van de werkelijkheid buiten mij. In de woorden van De Knijff: ‘ratione­le verantwoording (...) behoort (...) tot de wezenskenmerken van het christelijk geloof’.’ [12]

Daarom hebben de cultuur en de wetenschap zoals die gestalte hebben gekregen ook een vrijheid ten opzichte van het geloof. Met een woord van H.J. Iwand: door het geloof binden we ons, door het denken bevrijden we ons [13]. Het geloof zoekt immers kennen en begrijpen en zal zich dus ook in de discussie met andersdenkenden laten uitdagen en opscherpen.

Het goede punt?
Ik ga terug naar De Knijffs bespreking van het boek van Geert Mak. Ik gaf al aan dat ik me afvroeg of hij door zijn kennelijke opwinding over de titel van het boek (en van een hoofdstuk in het boek) Mak wel helemaal recht doet. Nu ga ik een stap verder en vraag De Knijff of hij in zijn gestoken zijn door de titel zelf niet te snel aan de andere kant is gaan hangen en zelfs een spoor op is gegaan dat eigenlijk niet bij de kernovertuiging van zijn boek past. Ik denk met name aan het alternatief dat hij in zijn bespreking van Maks boek formuleert: ‘De gedachte van de maakbaarheid van het leven, de indruk dat wij het leven in de hand hebben, belichaamt een totaal ander levensgevoel dan de afhankelijkheid van een hogere macht, of meer christelijk uitgedrukt: van een in alle wederwaardigheden zorgende God.’ [14]

Zoals ik al aangaf: Mak zelf past niet in dit alternatief. Zijn positie is niet die van een nadruk op maakbaarheid, die alle tragiek uitsluit. Hij erkent dat een mens ook het nodige overkómt waarop hij of zij moet reageren. Maar dat weerhoudt De Knijff er niet van op basis van het aangegeven alternatief verder te denken: ‘Hoewel het levensgevoel dat zich in het geloof in de voorzienigheid uitspreekt op zichzelf nog niet christelijk en in veel opzichten zelf heidens is, wordt aan dit punt toch volledig duidelijk dat een levensopvatting die zichzelf als volkomen afhankelijk ervaart (en zo was dat het geval in de oude godsdienstige orde van dingen), volkomen tegengesteld is aan die welke berust op een wetenschappelijk gefundeerde maakbaarheid van het bestaan. Hier wordt zichtbaar dat het ten diepste niet gaat over een verandering van bedrijfsvoering, maar over godsdienstig levensbesef. Het voorzienigheidsgeloof is omgevormd, “geseculariseerd” en in een zaak van menselijke maakbaarheid veranderd. Wat eertijds aan God toebehoorde, is nu onder de zeggenschap van de mens gekomen.’ [15]

Ik meen te begrijpen waarom De Knijff zich hier in algemene zin uit en geloof in maakbaarheid en technische beheersing contrasteert met voorzienigheidsgeloof. Het ‘bijzondere’ geloof in de God die zich in Christus heeft geopenbaard, in kruis en opstanding, in oordeel en genade, is op diverse manieren verbonden met het ‘algemene’ geloof in een God die dwars door alles wat ons overkomt voor ons zorgt. Voor vele mensen is dat laatste ook het meest wezenlijke, datgene waar het op aankomt. Een jaar of tien geleden – schat ik – voerde Andries Knevel voor EO-televisie een aantal gesprekken met buitenkerkelijken. Opvallend was dat ze allemaal op de een of andere manier bij Psalm 139 uitkwamen, waarin Gods leiding van het menselijk leven tot uitdrukking wordt gebracht. Het zijn onze heidense wortels – De Knijff verwijst naar de Stoa, Henk Vreekamp zou onze Germaanse afkomst in het veld brengen. Het raakt aan wat onze oosterburen Schicksal noemen, en daarmee ook weer aan de tragiek waar Mak over schrijft.

Nogmaals: ik meen te begrijpen waarom De Knijff opkomt voor het voorzienigheidsgeloof als een onvervreemdbaar deel van het christelijk belijden, maar ik vraag me af hoe gelukkig het is dat hij het op zichzelf neemt en tegenover de maakbaarheidsidee plaatst, De Knijff plaatst het voorzienigheidsgeloof tegenover de maakbaarheidsidee zeker gezien wat hij er meteen op laat volgen: ‘Dat hier de term secularisatie, niet van goederen of instituten maar van het geloof op zijn plaats is, wordt nergens zo onthutsend zichtbaar als in het gedeelte waar verhaald wordt over “het eerste alternatieve kerstfeest” op 24 december 1971. Het wordt in de kerk “gevierd” (sic!) onder het motto: “Voor het stervende kind”. Er wordt een protestoptocht gehouden tegen het oorlogsgeweld, er wordt (in de kerk!) een film gedraaid, een popgroep treedt op en het feest wordt besloten met een alternatief kerstdiner met zelfs alternatieve chocola. Hier ziet men voor ogen hoe verregaand “God uit Jorwerd verdween”, namelijk uit het feest van de geboorte van Christus zelf. Eén van de grote christelijke feesten, in theologisch opzicht de viering van de “menswording” van God als verlosser der mensheid, tot een bijeenkomst die de slachtoffers van onze geschiedenis tot middelpunt en de deelnemers tot kleine redders maakt. Het is een kerstviering die wellicht uit oprecht idealisme voortkomt, maar die niet veel meer te maken heeft met het christelijk geloof. Het is deze uiterste vorm van secularisatie, die van het geloof zelf, welke in deze studie het uitgangspunt is.’ [16]

Die laatste zin laat zien waarom het boek van Mak het front vormt, waartegen De Knijff zijn gedachten afzet. Naar mijn gedachte gaat hij hier echter te kort door de bocht. Een alternatieve kerstviering uit protest tegen de consumptiedrang is niet hetzelfde als het wegsterven van het voorzienigheidsgeloof. (Weet De Knijff trouwens wel zeker dat de kerk op Eerste Kerstdag 1971 leeg is gebleven, dat wil zeggen zonder kerkdienst?) Dat die nieuwe invulling van de 24ste december niet heeft geleid tot een afscheid van iedere vorm van geloof blijkt wel uit wat Mak op een van de laatste bladzijden van zijn boek opmerkt: ‘Maar godsdienst speelde in dit dorp nog altijd een belangrijke rol, net als burenhulp, de andersoortige omgang tussen ouderen en jongeren en een aantal andere dorpse waarden. En het was opvallend hoe snel ook nieuwkomers uit de stad zich daaraan aanpasten – en daar wellicht ook naar zochten.’ [17]

Bij het lezen van die passage in De Knijffs boek moest ik denken aan de inaugurele oratie van prof. Herman Paul in september 2013: ‘Ziektegeschiedenissen: de discursieve macht van secularisatieverhalen’. De spits van zijn betoog is dat de secularisatieverhalen de gedachte dominant hebben laten worden dat de moderne mens zich in een soort autonoom proces bevindt, waarin de religie naar de achtergrond gaat en een seculier zicht op de wereld dominant wordt. In feite waren ze volgens Paul niet zo objectief en onafhankelijk als de pleitbezorgers ervan het graag deden voorkomen, maar vormden ze een instrument om bepaalde veranderingen in kerk en samenleving teweeg te brengen [18]. Nu, dat we niet te maken hebben met onveranderlijke, autonome processen, die een vrijwel 100%-gehalte van normativiteit hebben, maar met een ontwikkeling waarin de Europese geest zichzelf beknot en afsluit voor de te kennen werkelijkheid, De Europese geest sluit zich af voor de te kennen werkelijkheid daar zijn Paul en De Knijff het wel over eens. Ik denk dat De Knijff hier oog had kunnen hebben voor wat er in het geleefde leven nog meer speelt en er goed aan had gedaan over de grenzen die hij zichzelf in zijn boek heeft gesteld heen te kijken. 

Het leven is sterker dan de leer
De Knijff luidt terecht de noodklok over de teloorgang van tegenwoordigheid van geest. De gevolgen ervan doen zich al voelen, maar als de ontwikkelingen doorgaan zullen we nog wat kunnen beleven. Van de Engelse cultuurcriticus Theodore Dalrymple heb ik begrepen dat het verontrustende vandaag is dat de ideeën die de gedachtevorming in de samenleving sturen niet meer van ‘boven’ (de intelligentsia) naar ‘beneden’ (zeg maar: Ingrid en Henk) gaan, maar omgekeerd. Waarom zou je correct Nederlands willen spreken en schrijven?! En als je je wilt onderscheiden is een tatoeage ook voor ‘boven’ een heel reële optie. De ‘geest’ is niet meer zo idealistisch, zelfbewust en cultuurbepalend als hij ooit was. Lamme en Swaab hebben niet deze degeneratie van de geest op het oog en zullen ook niet bedoelen die te voeden en te versterken, maar ze leveren ook bepaald geen bijdrage om het tij te keren.

De Knijff laat er geen misverstand over bestaan dat de naturalistische tendens in de wetenschap, met als meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld de neurowetenschap, niet de laatste en onweerlegbare waarheid is waarvoor zij gehouden wordt. De huidige stand van het neurowetenschappelijk onderzoek mag dan de boodschap uitstralen dat God – en wij zelf als zelfbewuste en vrij willende wezens! – afgedaan hebben, van Lamme zagen we dat hij die consequentie zelf niet trekt. Hij blijft van zijn vrouw houden. Het leven is echt sterker dan de leer. Dat dat zo is, is geen menselijke zwakheid of rationele ongerijmdheid, maar het heeft de kracht van bewijs. De onderzoeken van de neurowetenschap mogen dan correct zijn uitgevoerd, de conclusies die eruit getrokken worden kloppen niet op het leven. En dan zit er iets niet goed.

Het is goed voor ogen te houden dat ‘zuivere’ wetenschap altijd een abstractie van het leven is ‘Zuivere’ wetenschap is altijd een abstractie van het leven. Het is niet voor niets dat tijden waarin de ratio bovenaan geplaatst werd, telkens een tegenbeweging hebben opgeroepen: de Romantiek was dat twee eeuwen geleden, en het postmodernisme in onze tijd. Maar het gaat niet alleen om een golfbeweging in de cultuur. ‘Jede Epoche ist unmittelbar zu Gott’, zei Leopold von Ranke, en hij had gelijk. Misschien is onze ‘fout’ vandaag wel dat we God daar zoeken, waar mensen zich een voorstelling van Hem maken, in de wetenschap dus, – en Hem vervolgens dan ook met een ‘wetenschappelijke theorie’ ook uit het hele stuk dat leven heet wegschrijven.

De sfeer van het wetenschappelijke vertoog is van de tweede orde. Daarvóór al is God met óns bezig, dieper en wezenlijker ook, waar we tegen grenzen oplopen en niet weten hoe dat komt. We komen overal met God in aanraking, schreef Calvijn op de eerste bladzijden van de Institutie. Hij zoekt ons, biedt ons zijn vriendschap aan, zegent ons en komt ons tegen [19]. Centrale bestaansvragen houden mensen vandaag ook bezig: geboorte en dood, schuld en vergeving. In de rechtspraak zijn begrippen als straf en vergelding onderwerp van discussie, rond geboorte en dood speelt in ziekenhuizen en elders de vraag wat leven nu eigenlijk is en waarom er zoveel verandert als je net doet alsof het enkel natuurgebeuren is, en – om niet meer te noemen – in de politiek en in de moderne literatuur komen we de vragen van schuld en vergeving tegen op een manier waar niemand omheen kan. Het meest zorgelijke vind ik daarom niet de neurowetenschap, maar dat we in de theologie vandaag zo weinig antwoord hebben op deze vragen. Buiten de kerk vraagt men wat vergeving is, binnen de kerk weten velen geen raad meer met de boodschap van het kruis. Men doet het kruis af als symbool van een wrede God, van wie we maar gauw afscheid moeten nemen. Het gevolg is een drukkende sprakeloosheid, waar het om de echte levensvragen gaat. We komen in ons eentje niet ‘klaar’ met de dood en evenmin met onze concrete schuld. Daarin meldt God zich, die er als enige ook raad mee weet God weet als enige raad met onze schuld. Toen het evangelie Europa binnenkwam, is het niet direct doorgestoten naar de wereld van de wetenschap van toen, maar is het de levens van de mensen binnengegaan, in de vorm van vergeving en vernieuwing van leven en denken. Tegenwoordigheid van geest kunnen wij niet bewerken en de ziel van Europa kunnen we niet redden, maar waar we ons laten veranderen door de vernieuwing van ons denken zal dat zijn uitwerking in de wereld van de cultuur en de wetenschap niet missen.

Ten slotte nog een keer terug naar het boek van De Knijff. Hij pleit ervoor ‘het telkens weer oplaaiende protest van de levende, humaniteit zoekende mens’ [20] terdege te horen, ook en misschien wel juist als het zich articuleert als protest tegen iedere vorm van afhankelijkheid van God. Waar de ‘levende, humaniteit zoekende mens’ protesteert, is het dan niet zaak hem en haar vanuit ‘het geloof in de bijzondere God van de bijbel’ uit te leggen wat echte en onechte onafhankelijkheid en mondigheid is? Vanuit de inzet bij ‘het geloof in de bijzondere God van de bijbel’ kunnen we de uitdaging aangaan met de héle mens in gesprek te komen, over diens ‘menselijk tekort’ en wat dat aan schuld met zich meebrengt en over de onvermoede bevrijding die ons in het evangelie beloofd wordt.

Prof.dr. G.C. den Hertog (1949) is hoogleraar systematische vakken aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

  1. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van Geest als Europese uitdaging. Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof, Zoetermeer 2013 (zie mijn ‘Klemmend pleidooi voor de vernieuwing van de geest van Euro¬pa’, Theologia Reformata 56 (2013) p. 262-269).
  2. Dick Swaab, Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer, Amsterdam/Antwerpen 20104, p. 264.
  3. Victor Lamme, De vrije wil bestaat niet. Over wie er echt de baas is in het brein, Amsterdam 201112, p. 274.
  4. Victor Lamme, De vrije wil bestaat niet, p. 206.
  5. Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd. Een Nederlands dorp in de twintigste eeuw, Amsterdam / Antwerpen 19981¬2, p. 111.
  6. Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 111.
  7. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 18.
  8. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 27.
  9. Karl Barth heeft gezegd dat de Heilige Geest een intieme vriend van het gezonde mensenverstand is (Christus und wir Christen, Zürich 1947, p. 9; Die Kirchliche Dogmatik IV.4. Die Taufe als Begründung des christlichen Lebens, Zürich 19671, p. 31).
  10. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 325.
  11. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 33.
  12. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 274.
  13. H.J. Iwand, ‘Dogmatik und Ökumene’, Die neue Furche 5 (1951) p. 9: ‘Durch den Glauben binden wir uns; durch das Denken befreien wir uns.’
  14. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 22.
  15. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 22.
  16. H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, p. 22v. De Knijff verwijst naar Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 225: ‘Op 24 december 1971 werd in de kerk van Jorwerd het eerste alternatieve kerstfeest gevierd, onder het motto: “Voor het stervende kind”. Ik vond een oud kranteknipsel met het programma. Door de straten van het dorp zou een protestoptocht gehouden worden tegen het oorlogsgeweld, in de kerk zou de film Z gedraaid worden, de popgroep Earth People zou optreden, er zou een alternatief kerstdiner gehouden worden en voor de liefhebbers werd er bovendien “alternatieve chocola” verkocht.’
  17. Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 283.