Redactioneel

Het nummer dat u nu in handen heeft, heeft een klein strikje. Wapenveld bestaat 65 jaar. Net als veel andere 65-jarigen werken we nog even verder en is er nog weinig tijd voor zelfreflectie. Sommige lezers zullen enig wapengekletter vermoeden bij de naam van ons tijdschrift. Helemaal onterecht is dit niet, al is de echte reden natuurlijk dat de oprichters van ons blad in 1949 met elkaar confereerden op camping ’t Klooster in het dorpje Wapenveld. Founding father Gerard van Leijenhorst schreef in die beginjaren: ‘Met het wapen dat we van huis uit meegekregen hebben, moeten we de ideeën van humanisme, existentialisme en pragmatisme bestrijden.’ Dat strijdbare zijn we in de loop van de jaren een beetje kwijtgeraakt. Ook Wapenveld is immers kind van zijn tijd, vroeger en nu. Dat neemt niet weg dat er ook continuïteit te ontdekken valt. Het artikel van Henk Jochemsen in dit nummer is ongetwijfeld herkenbaar voor de strijders van het eerste uur. Jochemsen vraagt hoe christenen op een kritische manier kunnen bijdragen aan de samenleving, en wel zo dat ze ‘de vrede van de stad’ dienen. De toon van de antithese is verdwenen, maar de inzet is niet veranderd.

En zo zijn er nog wel meer overeenkomsten te noemen. De mannen van het eerste uur  (vrouwen waren er ook, maar pas later) wilden kunnen ‘zwemmen in Calvijn’. Wij vatten dat nu op als een verwijzing naar de grote geloofstraditie van het Westen. Op dit punt aangekomen mogen we ons na 65 jaar een kleine mythe veroorloven, met dank aan Jan Nitrauw uit Wapenveld.  Camping ’t Klooster ligt op het terrein van het voormalige klooster St. Hiëronymus, gebouwd door fraters van de Moderne Devotie. Op de fundamenten van dit klooster is het blad Wapenveld geboren. Fundamenten, want al in 1578 werd het klooster door de beeldenstormers met de grond gelijk gemaakt. Misschien vonden de strijdbare Wapenvelders van destijds hier inspiratie in. Hoe dan ook, het heeft niet kunnen verhinderen dat de wortels van ons blad verder teruggaan dan de Reformatie. Het kan niet missen: Wapenveld stamt in rechte lijn af van de Moderne Devotie. Die op haar beurt weer schatplichtig is aan Jan van Ruusbroec, de grote mysticus van de lage landen die het geloof voor het eerst in de volkstaal tot leven riep en op die manier bedding gaf in het leven van burgers. De eenheid van het actieve en contemplatieve leven, noem het de eenheid van het natuurlijke en geestelijke – ooit in Wapenveld op een onvergetelijke manier verdedigd door de Utrechtse theoloog A.A. van Ruler –, het is Wapenveld ten voeten uit.

Onbedoeld maar ongetwijfeld niet toevallig komen juist in dit jubileumnummer de middeleeuwse mystici aan bod. Herman Oevermans vraagt zich af of de gereformeerde theologie zich niet nog grotendeels in de greep van een versleten metafysica bevindt. Die versleten metafysica met veel aandacht voor wetenschappelijke objectiviteit en veel minder voor de existentiële dimensie van het leven vormt de achtergrond van onze westerse cultuur. De denkers die Oevermans via het werk van filosoof Gerard Visser als gids gebruikt, wijzen terug naar de mystici van de middeleeuwen. Dat doet ook Wouter Kusters die in dit nummer wordt geïnterviewd: ‘In het reiken naar oneindigheid bij mystici is er sprake van een overstijging van het atomistische en individualistische Westerse Zelf.’ Of dit allemaal nog te maken heeft met die zomer in Wapenveld onder de rook van het klooster, weet ik niet. Dat Wapenveld toen begonnen is aan het vruchtbaar maken van de traditie voor de vragen van nu, is zeker. Soms zaten we er een beetje naast, ook dat blijkt in dit nummer, maar we blijven het telkens opnieuw proberen. Op zoek naar meer ademruimte voor de ziel dan waar westers smalspoor ons brengt.