Kafka als bijvoeglijk naamwoord

Woorden als werelden

Weinig schrijvers zullen hun naam vereeuwigd zien als bijvoeglijk naamwoord. We kunnen spreken over een ‘Shakespeariaans’ koningsdrama, de Brechtiaanse ‘vervreemding’ in het theater of over de ‘Petrarkistische’ liefdespoëzie, maar dan blijven we nog altijd binnen de sfeer van de letterkunde. Het begrip ‘dantesk’ omvat inhoudelijk misschien meer dan alleen de verwijzing naar het werk van de dichter Dante. Het lijkt alsof ‘dantesk’ zich als een van de weinige afleidingen van dichtersnamen van de bron heeft geëmancipeerd en als algemenere betekenis op een levensreis door helse diepten slaat.

 

De naam Franz Kafka heeft zich, uitgaande van de inhoud van zijn romans en verhalen, gevestigd als een aan ‘grotesk’ verwant begrip. ‘Kafkaësk’ heet een situatie waarin de mens terechtkomt zonder dat hij weet waarom hij hierin is beland en eveneens zonder dat hij inzicht heeft in de verlossing uit deze netelige situatie. In de Nederlandse dagbladpers gaat het bij dit woord ‘kafkaësk’ vaak om een conflict met de overheid en bovenal met de dienaren van de overheid, de ambtenaren. De ambtenaar wordt ervaren als een functionaris die een vast patroon van werken heeft waar hij niet van afwijkt. Dit patroon, aldus het vooroordeel, is heilig en pantsert zich tegen de nieuwsgierige burger door ondoorzichtige regels en onnavolgbare hiërarchieën. 

‘Grotesk’ en ‘kafkaësk’ overlappen elkaar, waarbij ‘grotesk’ het pad voor ‘kafkaësk’ in de eeuwen vóór Kafka’s leven heeft geëffend. ‘Grotesk’ is een begrip uit de historische ontwikkeling van de beeldende kunst en heeft betrekking op de schrikbarende vervorming van een niettemin herkenbare werkelijkheid. De schilderijen van Hieronymus Bosch laten groteske beelden zien, maar het belastingstelsel anno 2016 is kafkaësk.

Met de ontwikkeling van de naam van de schrijver Franz Kafka naar een bijvoeglijk naamwoord, een merknaam die aanvankelijk alleen de bijzonderheden van diens werk omvatte, is niet alleen winst maar ook verlies verbonden. Het verlies ligt in de vervaging van het primaire, benauwende effect van Kafka’s vertellingen. Vervreemding, uitzichtloosheid en thuisloosheid vormen een substantieel deel van onze menselijke ervaringen. Kafka is tot de ervaring gaan behoren, zelfs in het basisgevoel van het menselijk bestaan opgegaan. Het beeld van Kafka is belangrijker geworden dan de ontmoeting met zijn lastig te duiden werk. 

Dat de naam ‘Kafka’ een begrip is geworden, blijkt ook uit het noemen van deze naam in nieuwe boektitels. Hiermee wordt gesuggereerd dat datgene wat volgt ‘kafkaësk’ is. In titels van boeken zoals Achmat Dangors Kafka’s Curse (1997) of Kafka on the shore (2002, Nederlandse vertaling Kafka op het strand, 2006) van de Japanse schrijver Haruki Murakami wordt Kafka als het ware opgeroepen. Veronderstellen deze boeken dat de lezer het werk van Kafka kent en wanneer hij bij Dangor bijvoorbeeld de gedachte van de metamorfose tegenkomt, deze gedachte met Kafka’s verhaal ‘De gedaanteverwisseling’ verbindt? Of is het oproepen van Kafka meer een algemene herinnering aan een sfeer, een dreigende, ondoorzichtige sfeer? Deze vraag is met betrekking tot Murakami moeilijk te beantwoorden. De hoofdpersoon uit Kafka on the shore noemt zich Kafka Tamura. Hij werd bij deze naamgeving geïnspireerd door een popsong met de titel ‘Kafka’. De roman speelt met de betekenis van Kafka, respectievelijk het Tsjechische ‘Kavka’. Met ‘Kavka’ is de vogel kauw bedoeld. Als embleem van zijn firma koos Franz’ vader Hermann Kafka de kauw. Murakami veronderstelt deze kennis om zijn spel enigszins te begrijpen. Daarmee is de interpretatie van Kafka on the shore echter nog nauwelijks begonnen. 

Het kan in de literatuur ook anders verlopen en dan gaat het lezen over Kafka en het activeren van een herinnering als sfeer over in een hernieuwde ontmoeting met het bijzondere van zijn werk. In dit geval betreft het een poging om het raadsel van het ‘kafkaëske’ op te lossen. Voor een dergelijke ontmoeting zorgt de Israëlische schrijver A. B. Yehoshua met zijn in 2011 verschenen roman Chesed Sfaradi, die in 2015 in Nederlandse vertaling uitkwam onder de titel Het eerbetoon. De titel verwijst naar een terugblik op het werk van de Israëlische regisseur Jaïr Mozes. Deze in het Spaanse Santiago di Compostella plaatsvindende terugblik is bedoeld als eerbetoon aan de vernieuwende ideeën van Jaïr Mozes. Een van Mozes’ films is gebaseerd op Franz Kafka’s tamelijk onbekend gebleven verhaal ‘De synagoge van Thamühl’ uit 1922. Dit verhaal begint met de volgende zinnen: ‘In onze synagoge woont een dier dat ongeveer zo groot is als een marter. Je kunt hem vaak goed zien. Hij laat mensen tot op een afstand van twee meter komen. Hij is helder blauwgroen. Niemand heeft zijn vacht nog aangeraakt. Zodat daar niets over te zeggen valt.’ Mozes vertelt in Santiago over dit verhaal uit Kafka’s nalatenschap. Hij ziet overal paradoxen in dit verhaal en noemt die ‘charmant kafkaësk’. Veel belangrijker dan deze omschrijving met een knipoog is de inhoudelijke verklaring van het verhaal door Jaïr Mozes. In zijn toespraak in Santiago verbindt hij Kafka’s verhaal zeer strak met Kafka’s persoonlijke leven en met het Jodendom algemeen: ‘Het was ditmaal niet mogelijk om het verhaal los te zien van de joodse identiteit en van de dagelijkse werkelijkheid, want de schrijver die zo veel slimme en gekwelde dieren in zijn verhalen stopte – apen, honden, muizen en zelfs een kakkerlak – huisvestte ditmaal, in het ironisch vuur van zijn gedachte, een diertje, deels angstaanjagend, deels vreedzaam, in een joodse synagoge, die door de verteller zelf regelmatig werd bezocht, een diertje dat door zijn zwijgen voor de verandering een extra dimensie gaf aan het raadsel van het joodse bestaan, dat altijd een bedreiging is voor zichzelf.’

Aan het raadsel Kafka heeft Yehoshua een eigen raadsel toegevoegd: het raadsel van het Joodse bestaan. Wie het verhaal over het raadselachtige diertje in de synagoge vanuit de kennis van religieuze rituelen probeert te begrijpen, zal struikelen over het woord ‘gebed’. Het synagoge-diertje komt namelijk tevoorschijn wanneer het het geluid van het gebed hoort. De reden voor zijn verschijning is: angst. Yehoshua zegt over deze angst: ‘… misschien herinnert het zich iets uit het verleden, of is het bang voor de toekomst’. Yehoshua hoeft over dit verhaal van Kafka niet het laatste woord te hebben. Het belangrijkste in Yehoshua’s weergave van het verhaal is dat hij geraakt is door dit verhaal en het met zijn scenarioschrijver creatief omzet in een film. Kafka’s verhaal laat Yehoshua nadenken over zijn eigen Joodse identiteit. Voor de lezer van Kafka’s verhaal over het diertje uit de synagoge blijft de borende kwestie van ‘gebed’ en ‘angst’ onopgelost.

Wie door Franz Kafka wordt geïnspireerd, kan gemakkelijk afdwalen van de oorspronkelijke leeservaring van Kafka’s drie romans en zijn vele verhalen. Het werk appelleert zo sterk aan bewuste en onbewuste lagen binnen de menselijke psyche dat een geheel eigen dynamiek van interpretatie vanuit de eigen levenservaring van de uitlegger ontstaat. Anders zijn de tienduizenden wijzen van uitleg van Kafka’s werk niet te begrijpen. 

Om Kafka weer op aarde terug te brengen of binnen de kaders van zijn vertellingen vast te houden, zijn twee strategieën gevolgd: de eerste richt zich op de nauwe relatie van Franz Kafka met de stad Praag, met de gebouwen en stegen van Praag, en het tijdens zijn leven afgebroken Joodse getto. 

De tweede strategie gaat uit van de behoefte om aan de hand van de opbouw van Kafka’s vertellingen aan te tonen waarom dit werk tot zeer uiteenlopende interpretaties leidt, welhaast provoceert. Al die uitgelokte verklaringen zijn gestimuleerd door de structuur van het oorspronkelijke werk.

De arme beginnende lezer raakt dus van twee kanten in de knel: door de verteller Kafka zelf en door de tot kafkaëske proporties uitgegroeide literatuur over de schrijver uit Praag. Deze situatie roept om nadere bezinning.

Hans Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA), en was lange tijd universitair docent in Nijmegen. Hij is redacteur van onder meer Deutsche Chronik en Maandblad Zuid-Afrika, en is medewerker van enkele dagbladen.