Wat is Jezus' geheim?

Bijbelstudie naar aanleiding van Lukas 2:40 en 52

Over Jezus’ jeugd, of zelfs over de eerste dertig jaar van zijn leven op aarde, lezen we nauwelijks iets in de Bijbel. Om precies te zijn: het voorval uit Jezus’ jonge jaren dat Lucas in hoofdstuk 2:40-52 heeft weergegeven is het enige in de Schrift, waarin we Hem sprekend en handelend tegenkomen. Die schrale oogst onderstreept de woorden uit de geloofsbelijdenis van Nicea alleen maar: ‘geboren, niet gemaakt’. Wie het diepste geheim van Jezus op het spoor probeert te komen door in te zetten bij zijn menselijke familie, zijn geboortestreek, vreugdevolle of ook traumatische ervaringen in zijn jeugd, loopt hier tegen een stille terechtwijzing op. Jezus is geboren, Hij is geen ‘product van zijn opvoeding’. Hij is waarachtig mens geworden, zeker, maar dat wil niet zeggen dat we Hem kunnen onderbrengen en ‘vangen’ in de diverse categorieën en kaders die we voor onszelf en anderen aanleggen.

Groei

Het eerste woord in vers 40 lijkt wat ik hiervoor schreef te weerspreken. ‘Het kind groeide op.’ Kan het gewoner, menselijker? Nee, gelukkig niet. Stel je voor dat er iets anders stond! Dan zou Jezus niet voluit mens zijn. Maar dat was Hij wel, Hij heeft de ontwikkeling doorgemaakt die bij een kind hoort. Hij leerde praten, werd zindelijk, speelde, leerde lezen, ging mee naar de synagoge, kortom: Hij groeide op. Het is precies hetzelfde woord als wat in Lucas 1:80 voor Johannes de Doper gebruikt wordt.

Als we van groei horen, bij Jezus net zoals bij Johannes, zullen we dan toch maar meteen onze gedachten over ontwikkeling van een identiteit op deze tekst loslaten? Dan moeten we ons alleen wel realiseren, dat we dan zo ongeveer alles in de tekst moeten inlezen. En dat geldt voor Jezus, het gaat ook op voor Johannes.

We kunnen onze fantasieën dus maar beter niet de vrije loop laten. De vraag waar Lucas op zinspeelt, levert meer op. Hij heeft duidelijk de eerste hoofdstukken van 1 Samuel in gedachten gehad, waar Hanna haar lofzang zingt en de jonge Samuel opgroeit bij de Here (1 Sam. 2:21). Gaandeweg krijgt hij meer aanzien en gunst, zowel bij de Here als ook bij de mensen (1 Sam. 2:26). Als Lucas de eerste hoofdstukken van 1 Samuel erbij in gedachten had, zegt het mogelijk iets dat er voor Jezus niet bij staat: ‘bij de Here’. En begrijpen we ook waarom Jezus op een keer achterblijft in de tempel, het huis van zijn Vader. Anders dan de jonge Samuel, die Here niet kende, is Hij er Kind aan huis.

Net als Johannes is Jezus opgegroeid. Heel gewoon. Of gewoon? De ontwikkeling van een mens – wat is daar gewoon aan? Het is een geweldig wonder. Dat we het gewoon vinden zegt misschien veel over ons. We hebben zulke technische ogen gekregen, we denken zo in termen van maakbaarheid, dat we het wonder van de stille, maar onstuitbare groei als werk van God niet of nauwelijks zien.

Gegroeid – het is ook een belangrijk beeld in het spreken over het Koninkrijk van God. Dat komt niet met wonder en geweld, maar stil, in het verborgene. God breekt niet in, en Hij forceert niet. Het groeit.

Ondergaan wat God doet en eruit leven

Meteen volgt: Jezus werd gesterkt. De NBV zegt: werd sterker. Ik weet niet goed wat ik daarbij zou moeten denken. Was Jezus ziekelijk? Was Hij fysiek niet zo sterk? Wat ik wel weet is dat zo’n vertaling het geheim laat verdwijnen. ‘Werd gesterkt’ staat er heel bewust en wil zeggen: God is aan het werk. Dáár moet je het geheim zoeken.

Van Johannes wordt ook nu weer hetzelfde gezegd. Daarin komt niet alleen uit dat Jezus echt mens is geworden, maar óók dat ‘gesterkt worden’ voor ons allemaal van wezenlijk belang is. Dat een mens aan stevigheid wint, meer en meer gaat beseffen waar het op aankomt en daar zich aan geeft, dat is niet maar een binnen-menselijk proces – en dat is het dan. Nee, dat is werkzame tegenwoordigheid van de Here. Het geloof erkent dit geheim: het eigenlijke is wat God aan en met een mens doet. Luther heeft er de benaming ‘vita passiva’ voor gesmeed. Daarmee duidde hij de kern van wat menszijn is aan: ondergaan wat God doet – en alleen maar te zeggen: ‘Mij geschiede naar uw Woord’.

Van Jezus staat er nog bij dat Hij ‘werd vervuld met wijsheid’. Die heeft Hij nodig. Hij leeft tussen de mensen. Hij gaat zijn weg als priester, dan moet je de mensen kennen. En je moet weten waar het om gaat in het leven van de mensen. Het is: een opmerkzaam hart krijgen. Die wijsheid verkrijgen wij door met het Woord van God te leven. Je ziet het aan de twaalf jaar oude Jezus in de tempel. Thuis in de Schriften is Hij. De mensen zijn verbaasd over zijn vragen en antwoorden. Het was niet dat ze ineens een hoogbegaafd jongetje in hun midden hadden, maar in de tempel gaat het altijd om wijsheid. De uitzonderlijke wijsheid van Jezus is enkel en alleen te danken aan zijn zich láten vervullen, zich láten doortrekken van de Geest en het Woord van God.

Het handelen van God gaat voorop, maar in vers 52 komt opnieuw de wijsheid ter sprake. We horen van toename: Jezus groeit in wijsheid en statuur. Onder de hand van de Vader en de adem van de Geest wordt Jezus vervuld met wijsheid en neemt erin toe. Hij zóekt het, dít zijn ‘de dingen van zijn Vader’!

Daarnaast neemt Jezus ook toe in grootte. Dat is: statuur. Aanzien. Autoriteit. Statuur is niet wat je bevecht, verdient, maar wat je bij wijsheid toe krijgt. Mensen beseffen: ‘Hij roept niet zo maar wat, dit is geen holle frase, onderbuik of eigenbelang in andere verpakking. Nee, ik wil naar Hem luisteren, Hij heeft me iets te zeggen waar ik niet doorheen zak.’

God en de mensen kijken met vreugde met Hem

Dan dat laatste, waar we misschien even vreemd naar hebben zitten kijken: Gods genade is op Jezus – en Hij nam toe in genade bij God, én bij de mensen!

Genade? Gods genade is op Jezus, en Hij neemt ook toe – in genade?! Heeft Jezus genade nodig? Het gaat hier echter niet over Gods genade voor verloren mensen, genade die de goddeloze rechtvaardigt. Dat Jezus in genade toeneemt bij God en de mensen wil zeggen dat God en de mensen met vreugde naar Jezus kijken. Om déze genade, deze vreugde, gaat het ook in Gods genade voor verloren mensen. De Here heeft er vreugde in als Hij zijn genade aan ons kwijt kan, het brengt blijdschap in de hemel teweeg.

Als we doorlezen is het wel weer gauw met de vreugde aan de kant van de ménsen gedaan. Twee hoofdstukken verder, in Lucas 4, wordt Jezus afgewezen in zijn eigen stad Nazareth. Waarom? Omdat Hij zegt: ‘Denk niet dat je een streepje vóór hebt bij God, dat je dichter bij Mij bent omdat je met Mij bent opgetrokken en we hele gesprekken hadden. Het gaat erom je behoud in Mij te vinden, in Mij alleen.’ De synagoge van Nazareth is te klein. De stemming slaat helemaal om, ze willen Jezus van de rots af gooien. In de verte zien we al het kruis.

Maar aan het begin van het boek Handelingen lezen we weer net zoiets. Jezus is dan gekruisigd en opgestaan, de Heilige Geest is uitgestort, er is een gemeente die leeft bij het onderwijs van de apostelen en in saamhorigheid met elkaar. En dan staat er: ‘Ze vonden genade bij het gehele volk’ (Hand. 2:47). Het leven uit en met God heeft iets aantrekkelijks. Ook in Handelingen is het echter niet het laatste woord. Er volgt verzet, vervolging. Maar dit is de eerste reactie: Genade. Men is blij met wat hier zichtbaar wordt.

En verderop laat Lucas zien hoe Jezus weer naar de mensen toekomt – in Zijn Woord. En van dat Woord vertelt Lucas in Handelingen op een paar plaatsen dat het Woord groeit en sterker wordt. Dat wordt gezegd, waar mensen zich bekeren. Dat wil zeggen: mensen gaan sterven aan zichzelf. Zo wint het Woord van Christus terrein, in hen en door hen heen.

Zo werkt Gód. Bij Jezus kon Hij vanzelf terecht. Bij ons moet Hij een opening maken en ons in Christus rechtvaardigen en door zijn Geest vernieuwen. Dit nieuwe leven maken we niet, het wordt geboren. Van boven.

Prof. dr. G.C. den Hertog is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.