Het gewone leven onder Gods beslag

Zoektocht naar oorzaak hernieuwde belangstelling voor Kuyper en Bavinck

Waar komt, in sommige werelddelen, die plotselinge belangstelling voor Abraham Kuyper, Herman Bavinck en voor het neo-calvinisme in het algemeen in sommige werelddelen toch vandaan? Voor Nederlanders (en zeker voor Nederlandse theologen en filosofen) mag dit toch wel een wat wonderlijk verschijnsel worden genoemd. De belangstelling voor deze traditie lijdt in ons land al langer een kwijnend bestaan. Als er al interesse is in Nederlandse theologie uit de 19e eeuw gaat die eerder uit naar de ethische theologie als erflater.

Waar komt, in sommige werelddelen, die plotselinge belangstelling voor Abraham Kuyper, Herman Bavinck en voor het neo-calvinisme in het algemeen in sommige werelddelen toch vandaan? Voor Nederlanders (en zeker voor Nederlandse theologen en filosofen) mag dit toch wel een wat wonderlijk verschijnsel worden genoemd. De belangstelling voor deze traditie lijdt in ons land al langer een kwijnend bestaan. Als er al interesse is inNederlandse theologie uit de 19e eeuw gaat die eerder uit naar de ethische theologie als erflater. De uitgave van het werk van J.H. Gunning jr is hiervan een goed voorbeeld. Ook voor de 20e-eeuwse theologen geldt dat de meeste aandacht juist niet uitgaat naar de erfgenamen van het neocalvinisme, zoals K. Schilder. Het werk van K.H. Miskotte, O. Noordmans en A.A. van Ruler heeft bij velen de grootste invloed en de beste naam. Over deze drie laatste theologen hoor ik soms spreken als ‘de grote drie’. Waarbij opvalt dat uitgerekend de enige Nederlandse protestantse theoloog uit de 20e eeuw die internationale vermaardheid geniet, wordt overgeslagen: G.C. Berkouwer.

Er is nogal wat verschil in perceptie tussen de waardering in Nederland en de manier waarop buitenlandse ogen naar deze Nederlandse erfenis kijken. Kuyper geldt hier te lande al decennia lang als gepasseerd station. Zijn naam roept eerder meewarigheid op, om niet te zeggen een zekere schaamte en ongemak. Zelfs het televisieprogramma dat George Harinck maakte over zijn reis rondom de Middellandse Zee heeft dat niet kunnen veranderen. Voor velen die de Nederlandse Hervormde Kerk als de vaderlandse kerk liefhadden gold hij als scheurmaker, voor de liberalen was hij de breker van de natie, de populist die het volk aan de macht hielp, en voor hen die uit een rood nest kwamen blijft hij de man die de Spoorwegstaking brak. Kuyper is Nederland een controversiële gestalte, nog steeds.

In Nederland is Kuyper nog steeds een controversiële gestalte

Toen ik als student theologie in 1972 mijn eerste kamer betrok bij een hospita in de Watergraafsmeer volgde ik daar een andere theologische student op die er naar mij werd verteld jarenlang in volle tevredenheid had gezeten. Ik was iets minder tevreden en vertrok weer na een half jaar – de Watergraafsmeer voelde als een verbanningsoord, te ver weg van alles – maar had intussen wel een kist boeken in de kast gevonden die mijn voorganger, gesjeesd theologisch student, voor me had achtergelaten: Een kist vol Kuyperiana. Toen al waren de boeken van Kuyper op de markt geen stuiver waard. Niettemin, ik begon te lezen, ik las en las en raakte geïnteresseerd: de Gemeene Gratie, de Encyclopedie, vele deeltje meditaties. Het was mijn eerste kennismaking met het werk van Kuyper. Nog steeds staan deze boeken op een van onze zolderkamers. Als er Amerikaanse studenten van Fuller Theological Seminary bij ons te gast zijn, schep ik er genoegen in ze te vragen of ze op de Kuyper-kamer willen slapen of op de Schilder-kamer. Ze kijken dan verrast op, een beetje geamuseerd ook, want beide namen kennen ze. Richard Mouw, die met de historicus George Marsden en de filosofen Alvin Plantinga en Nicholas Wolterstorff tot de ‘big four’ wordt gerekend van Calvin College, heeft zijn studenten met deze theologische namen bekend gemaakt.

Vertalingen

Wat maakt Kuyper, Herman Bavinck tot figuren die gelezen worden in Noord-Amerika, in Schotland, in Zuid-Korea, in Japan, in Indonesië? Laat ik eerst de focus richten op Bavinck. De belangstelling voor zijn theologie heeft een hoge vlucht genomen. Daarin evenaart hij momenteel Kuyper. Het antwoord heeft veel te maken met de cruciale vraag of het werk in vertaling beschikbaar is. Voor Kuyper gold die beschikbaarheid al gedeeltelijk. Met name zijn beroemde Stone Lectures, gehouden in 1898 in Princeton aan het Princeton Theological Seminary, waren onmiddellijk in Engelse vertaling verkrijgbaar. Ook later is er werk van Kuyper vertaald, maar steeds in kleine delen. Zijn analyse van het neo-calvinisme als een stelsel dat een visie op God, wereld en cultuur gaf, is goed verbreid en door de decennia heen ook gelezen. Voor Herman Bavinck gold dat niet. Hij heeft het lange tijd moeten doen met veel minder belangstelling, tot een paar jaar geleden, toen er een volledige vertaling van zijn Gereformeerde Dogmatiek op de markt kwam. De verschijning van de Reformed Dogmatics is de verdienste van John Bolt, die er zijn levenswerk van gemaakt heeft het werk en gedachtengoed van deze gereformeerde dogmatiek voor een Engelstalig publiek toegankelijk te maken. En met wat voor een resultaat! Het is niet minder dan overweldigend wat dit project teweeg heeft gebracht.Bavincks dogmatiek wordt niet alleen in Noord-Amerika en Canada gelezen, maar ook in Schotland en in Korea heeft Reformed Dogmatics zijn weg gevonden. En terecht, het is wat men noemt een classic: een toonbeeld van een eigen verwerking en herneming van gereformeerde theologie in de moderniteit. De ‘Dutch Translation Society’ heeft intussen veel meer werk van oudere Nederlandse theologen in vertaling uitgebracht.

De vrijheid van de burger tegenover de almachtige greep van de overheid

Ik heb de indruk dat het succes van de uitgave van Bavincks dogmatiek de weg geëffend heeft voor een grotere aandacht voor heel deze Nederlandse theologische traditie. Er wordt enorm veel gedaan om het werk van Kuyper in vertaling beschikbaar te maken. Drijvende krachten achter dit initiatief zijn Dr. Rimmer de Vries, een Amerikaanse immigrant die onder meer de ‘Kuyper Chair’ en jaarlijkse ‘Kuyper Prize’ in Princeton financiert, en dr. Mel Flikkema, die het Kuyper Translation Project leidt. Het geheel valt binnen het Acton Institute, een machtige organisatie met ‘pushing power’. Als ondertitel voert dit instituut in het vaandel: Intergrating judeo-christian truths with Free Market Principles. Het is uitermate boeiend om op de website van dit instituut te zien hoe er gedacht wordt over de verhouding tussen overheid, sociale instituties en vrije markt. Tevens is duidelijk waarom juist dit instituut de verbreiding van het werk van Kuyper wil bevorderen: de vrijheid van de burger en van maatschappelijke instituties tegenover de almachtige greep van de overheid. Maar hebben ze de architectonische kritiek op de samenleving van Kuyper in de gaten?

Publieke theologie

De beschikbaarheid van een vertaling is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor hernieuwde belangstelling. Er moet ook een inhoudelijke reden zijn, en die wordt duidelijk als men de noemer waarneemt waaronder het werk van Kuyper wordt verspreid, namelijk als specimen van publieke theologie. Onder de titel 'publieke theologie' verschijnt er van alles op de markt. Het is een label waarmee men adverteert. Het bijvoeglijk naamwoord publiek suggereert dat het geen theologie is die alleen van belang is binnen de kerkmuren. ‘Kerkelijk’ klinkt naar ‘incrowd’, alleen verstaanbaar voor ingewijden, ‘publiek’ naar openheid. In het geval van Kuyper zijn beide predikaten juist: het gaat om volbloed theologie, die van belang is voor de samenleving. Kuypers werk is onversneden theologisch, in de zin dat hij theologische begrippen en onderwerpen opneemt en ze hergebruikt. En tegelijkertijd worden de theologische begrippen bij Kuyper in dienst gesteld van een maatschappelijk, publiek doel. Daarin was hij voluit een kind van de 19e eeuw. De samenleving kan profiteren van wat het christelijk geloof en de christelijke kerk heeft te bieden.

Ik geef een paar voorbeelden. Kuyper heeft bijv. al heel vroeg het begrip verkiezing gebruikt als een middel om de waarde en het zelfbesef van de enkele persoon een fundament te geven, juist in het geval dat die gewone man niet van ‘goede’ afkomst was, een adellijke titel had of anderszins tot de bevoorrechte klasse behoorde. Het begrip verkiezing werd op die manier tot instrument om de gewone man te mobiliseren, hem en haar zijn of haar waardigheid tegenover God indachtig te maken. Daardoor kregen gewone mensen die in het maatschappelijk leven van geringe komaf waren en weinig aanzien genoten, een rechte rug; ze konden gaan staan, als het moest. Kortom: theologische begrippen doen dienst om mensen te mobiliseren, in beweging te brengen. Het hielp mensen om tegenover wereldlijke autoriteit, gezagsdragers en bazen een zelfbewuste positie in te nemen. Er is welbeschouwd maar één autoriteit, en dat is God. Hij alleen is soeverein. En al het andere gezag is afgeleid gezag. Dat betekent dat alle gezag gemeten mag worden aan dat hoogste gezag, en op de normen van het evangelie kon worden aangesproken. De ‘kleine luyden’ die Kuyper gelezen hadden in zijn talloze ‘driestarren’ en uiteenzettingen over allerlei onderwerpen, waren bewuste mensen, door het sop gehaald van een door theologische noties bepaalde wereldbeschouwing en maatschappijvisie. Het stimuleerde tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid.

God regeert ook over werk, politiek, stad, geld, economie, cultuur en mode

Visie op de cultuur

Een zelfde soort beweging kan men waarnemen ten aanzien van het begrip algemene genade. Ook hier wordt een theologische theorie inzichtelijk in haar maatschappelijke waarde. Kuyper heeft het concept van algemene genade, dat in de gereformeerde theologie al lang aanwezig was, uitgebouwd tot een brede theologie van de cultuur. Wat hij leverde was niet minder dan een visie op de moderniteit. De modernisering van het leven, industrialisering, ontwikkeling op het gebied van wetenschap, nijverheid, onderwijs en medische zorg, werd in een christelijk perspectief geplaatst. Kuyper heeft noties waarover hij in jaren 80 van de 19e eeuw al had geschreven in zijn werk over de Heilige Geest, later uitgewerkt tot een leer van de ‘Gemeene Gratie’, De titel was al een anachronisme in Kuyper’s eigen tijd. Hij gaf zijn zeer moderne cultuurtheologie daarmee het cachet van ouderdom, in het moderne vernis van zijn theologie bracht hij opzettelijk wat craquelé aan. Het was nieuw, maar moest oud lijken. 

De verdienste van de leer van de ‘Gemeene Gratie’ is en was dat hij zijn tijdgenoten een perspectief op hun werkelijkheid gaf, die het mogelijk maakte aan die veranderende wereld deel te nemen, kritisch, maar tegelijkertijd met een positieve, aanvaardende grondhouding. De moderne ontwikkelingen waren geen bedrijfsongeval, waar een gelovige zich van diende te distantiëren. De ontwikkelingen waren in feite ontvouwingen van wat God al in de schepping had ingelegd. Gods eer is ermee gemoeid dat de grootse onderneming van de heilsgeschiedenis tot bloei en voltooiing wordt gebracht. En die heilsgeschiedenis omvat niet alleen het heil van mensen, van personen, maar ook de rijkdom van culturen. Wedergeboorte, ‘palingenesis’, is bij Kuyper dan ook niet alleen een woord dat betrekking heeft op persoonlijke wedergeboorte, maar op heel de kosmos en zijn ontwikkeling. Men kan kritiek hebben op het optimisme dat in de uitwerking van deze theorie meekomt, maar ik acht het nog steeds van enorme waarde en een uitdaging voor de huidige theologie.

Parmantig

Op grond van het voorgaande is de stap die ik nu moet maken niet zo heel groot en moeilijk. Wat maakt dit neocalvinisme aantrekkelijk in sommige delen van de wereld? Uit eigen ervaring heb ik gemerkt dat het vooral aantrekkelijk is voor studenten die opgegroeid zijn in de sfeer van het methodisme, of preciezer: in een milieu waarin er een scherpe scheiding bestaat tussen geloof en samenleving. Redding, zo hebben ze geleerd, is redding van de ziel voor het eeuwige leven. De wereld, de samenleving is een ander ding, met haar eigen wetten en onvermijdelijkheden. Wanneer christelijk heil alleen iets is wat de ziel aangaat, is de boodschap van het neo-calvinisme verrassend. Gods wil en regeren gaat over het gehele leven, ook over werk, politiek, de stad, geld, economie, cultuur, mode. Het gewone leven komt onder Gods beslag.

Dat kan natuurlijk een assertieve of parmantige vorm van christendom opleveren. Daar hebben wij in Nederland ervaring mee. De eerder genoemde Miskotte en Noordmans behoren tot de bekendste critici van een gereformeerde mentaliteit die zich stevig gevestigd had in deze wereld. Het is die assertiviteit en dat parmantige dat velen heeft afgestoten en dat neocalvinisme een twijfelachtige naam heeft bezorgd, tot op de huidige dag. Die theologie en spiritualiteit, zo luidt het bezwaar dat men steeds weer hoort, hielden te weinig rekening met het voorlopige, met het verborgene van het koninkrijk. Het was te weinig eschatologisch, wilde te veel opleggen en tot één omlijnde levensvorm komen.

Te weinig eschatologisch? Ik kom zelf uit deze kring en heb van dat parmantige niet veel gemerkt. Het had wel stijl, vorm, zeker. Geloof had te maken met het gewone leven. Ik ben er nog altijd blij mee.

Aanzet tot handelen

 En nu? Wat maken wij ervan? Is de verlegenheid zo groot dat we onderhand alle levensvorm kwijt zijn, en ons van lieverlee overgeven aan wat deze tijd biedt? Of zijn er ook andere tekenen? Wat ik waarneem is een nieuw zoeken naar betekenis, nu het Nederlandse christendom in een marginale positie terecht is gekomen. De taal en stijl zijn anders. Men spreekt nu over een tegencultuur, over een priesterlijke levensvorm die dienstbaar wil zijn aan het samenleven van mensen, maar zonder veel pretentie. Daarmee ben ik gekomen bij mijn vermoeden waarom dat bij ons zo bekritiseerde neocalvinisme aantrekkingskracht uitoefent op andere culturen en constellaties. De aantrekkelijkheid is dat het tenminste uitnodigt om over de eigen samenleving na te denken, over de wereld van cultuur, politiek, werk en economie in het licht van het evangelie. En het zet niet alleen aan tot denken, maar ook tot handelen, tot initiatief.

Een tweede kenmerk van het neocalvinisme is dat het heeft gewerkt en nog steeds werkt in situaties van onmondigheid, in allerlei vorm. Waar mensen te maken hebben met een autocratische overheid, met traditioneel sterke gezagsstructuren zoals in Azië, kan het neocalvinisme helpen het gevoel van eigenwaarde op te bouwen. Het is – nogmaals – de theologische notie van de soevereiniteit van God, die alle aards gezag relativeert en die het eigen bestaan onmiddellijk onder het gezag en de belofte van de drie-enige God stelt. Dat geeft eigenwaarde aan de persoon. Eigenwaarde omdat de eeuwige God jou in Christus ziet en jou bij bij name kent. Teruggrijpend op een oude metafoor: je bent een koningskind, al ben je van lage komaf. Je bent gedoopt, en daarom verbonden met de drie-enige God, onderdeel van een geschiedenis waarin de opgestane Gekruisigde voor de zijnen instaat. Zulke vormen van basale geloofskennis, mits ingeoefend door gebed, gezang, gesprek en onderlinge gemeenschapsoefening, geven gebinte aan een gemeenschap. Het is een verhaal dat doorsijpelt, en kan worden tot transformerende kracht in een gemeenschap. Het gaat niet langer enkel over individueel heil, het gaat om leven, om gezamenlijke toekomst, om het nemen van verantwoordelijkheid. Het zijn juist die theologische noties die een uitwerking hebben in de publieke sfeer.

Wat is het tegoed van Kuyper en Bavinck? Het is niet alleen aan vertalingen te danken dat er nieuwe belangstelling is voor die neocalvinistische erfenis. Er is een inhoudelijke reden en die heeft te maken met die gedachte van Gods soevereiniteit over heel het leven. In dit verband dienen denkers te worden genoemd die noties van het neocalvinisme hebben opgepakt en opnieuw doordacht. Ik denk hier aan het werk van Bob Goudzwaard, dat op vele continenten bekendheid kreeg. En er is het werk van de filosoof Nicholas Wolterstorff. Vanaf zijn Kuyper-voordrachten in Amsterdam in 1981 tot op heden werkt hij aan een oeuvre, waarin de bijbelse noties van vrede en gerechtigheid uitgewerkt worden in hun betekenis voor de samenleving. God is Heer van de wereld. Dat betekent dat christenen juist rondom de avondmaalstafel de primaire vormen van samenleven ontdekken waarin eigen falen wordt herkend en erkend en waar wordt geleerd wat gerechtigheid betekent. Dat sluit aan bij primaire noties die het neocalvinisme in Nederland ooit tot een vernieuwingsbeweging maakte: een beweging waarin het koningschap van God over het gehele leven erkend werd, tot nadenken bracht en tot handelen aanzette.

De manier waarop dat vorm kan krijgen zal in elke context verschillen en hoeft niet de assertieve vorm te hebben die het in ons land soms had. Dat de manier waarop Christus koning is in onze wereld dikwijls de gestalte van het kruis heeft, mag niet vergeten worden. Maar dat er zoiets is als een claim van God op het leven, op heel het leven, dat lijkt me te behoren tot het evangelisch tegoed van deze beweging.

Prof. dr. C. van der Kooi is hoogleraar westerse systematische theologie aan de VU en directeur van het CERT, het Center for Evangelical and Reformation Theology.