Slavernij door de calculator
De belangrijkste les van de Brexit: zonder een hoopgevend perspectief op culturele geworteldheid in een globale wereld rest niets anders dan de uitgang. Het is een gedachte die nauwelijks lijkt door te dringen. Debatten over Europa worden overstemd door economisch denken. Voor een zinvol debat over Europa is het noodzakelijk om een culturele benadering als startpunt te nemen.
Het referendum over de Brexit heeft de Britten een dilemma voorgespiegeld dat bij de grote globaliseringsissues steeds te zien is: kiezen we voor meer of minder globalisering? Kiezen we voor supranationaal gezag, of voor de oude grenzen van de natiestaat of zelfs de regio?
Zo dichotoom geformuleerd, moest het debat onvermijdelijk leiden tot twee onverzoenlijke posities. Dat bleek wel. Het Brexitkamp koos voor een ‘vlucht naar achteren’: voor een overzichtelijke en vertrouwde wereld en voor menselijke verlangens als geborgenheid, eigenheid en trots. Je kunt daar denigrerend over doen, je kunt dat wegwuiven als nostalgie, maar het is een reëel verlangen naar nationale of regionale eigenheid in een globale wereld, handig uitgebuit door populistische partijen. Het andere kamp, de euro-believers, nam juist de ‘vlucht naar voren’. Het was het calculerende gedrag van een technocratische elite die vooruitgang beloofde, of zelfs uiting gaf aan een verlangen naar een nieuw, illusoir ontwerp voor ‘nog meer Europa’.
Daarmee laat de Brexit een kloof zien die samenlevingen uiteen drijft: anti-establishment tegenover pro-establishment, bestuurderspartijen tegenover protestpartijen, aan traditie gehechte ouderen tegenover internationaal georiënteerde jongeren, ‘globaliseringswinnaars’ tegenover ‘globaliseringsverliezers’. In de analyses over de uitslag van het Brexit-referendum stond deze globaliseringskloof centraal. Dat is op zichzelf begrijpelijk, en er schuilt ook veel waars in, iets wat de gematigde middenpartijen zich mogen aantrekken. Juist het midden zocht – gedragen door een overtuiging die sociale klassen oversteeg – altijd naar consensus, naar nuchtere oplossingen en begaanbare wegen. Toch ontbrak er iets in de commentaren op de Brexit, namelijk de diepere crisis waarin de Europese Unie zich bevindt: het probleem dat de legitimiteit van de EU slechts ontleend wordt aan economisch vooruitgangsdenken.
Uitgestoken hand
Dat terwijl er aan de Europese Unie hooggestemde en gedeelde idealen ten grondslag liggen. Hans-August Lücker, een katholiek CSU-politicus uit Duitsland, heeft eens verteld hoe hij, begin jaren vijftig bij de start van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, voor het eerst René Charpentier ontmoette, een van zijn Franse collega’s van de christendemocratische Eurofractie. Deze Charpentier was een Franse boer. Hij was in de Tweede Wereldoorlog gemarteld in Dachau. Zijn beide benen waren verbrijzeld en hij liep op krukken. Lücker wist dat, en hij was als Duitser dan ook zeer nerveus voor die eerste ontmoeting. Maar Charpentier kwam met uitgestoken hand op hem af en zei: ‘Jij bent Hans-August Lücker. Ik heb over je gehoord. Ik kom naar je toe, omdat ik jouw vriend wil zijn.’ Toen Lücker iets van zijn verlegenheid kenbaar maakte, zei René Charpentier: ‘Zit er maar niet mee. Ik heb het overleefd!’
Dat was Europa: een gemeenschappelijk streven naar vrede, vrijheid, gelijkheid en menselijke waardigheid onder het motto ‘eenheid in verscheidenheid’. Die gemeenschap van gelijkgestemden als onderpand voor een langdurige vrede was veel meer dan een plannetje van voornamelijk christelijke staatsmannen. Ze drukte een diep verlangen uit naar vrede: niet alleen een verlangen naar vrede in de externe betrekkingen tussen landen en volken, maar ook een verlangen naar interne vrede, naar vergeving, naar het overwinnen van de haat en de erkenning van de ander met alles wat hem of haar eigen is. Joseph Weiler, jood en hoogleraar Europees recht, heeft laten zien hoezeer in deze Europese gedachte van de founding fathers het specifieke concept van christelijke liefde en genade doorklonk.
Inmiddels lijkt er op het Nie wieder Krieg-argument een taboe te liggen; de Tweede Wereldoorlog mag er niet meer bij worden gehaald om de euro te rechtvaardigen. Het Brexit-debat liet zien wat er in plaats van de oorspronkelijk gedeelde idealen is gekomen: het veiligstellen van de eigen welvaart. Hoor wat de Britse oud-premier Cameron in de aanloop naar het referendum de Britten voorhield: de Brexit kost de Britse huishoudens 4.300 pond tot 2030, de prijzen stijgen, banen gaan verloren, in ‘The City’ vervallen liefst 285.000 arbeidsplaatsen. Hoor wat premier Rutte opmerkte toen hem werd gevraagd naar een Nexit: ‘volstrekt onverantwoord’, het is ‘slecht voor de economie’ en zou ‘instabiliteit’ op de financiële markten brengen.
Natuurlijk, deze factoren tellen mee, ze zijn belangrijk, maar ze blijven steken in economisch, materialistisch denken. Het klinkt bijna als in het marxisme: de onderbouw (het economische systeem) bepaalt de bovenbouw (de sociale verhoudingen, religie, cultuur). Het is tekenend voor de staat van de Europese Unie: politici die denken dat politiek ten diepste gaat over beurskoeren en die gedeelde idealen stilaan hebben opgeofferd aan de belangen van de portemonnee van burgers. En zo is Europa van een cultureel beschavingsproject tot een economisch belangenproject verworden. Een vrijer leven was het doel, slavernij door de calculator is het gevolg. En intussen leidt die euro, ooit symbool van hoop en vertrouwen, alleen nog maar tot verdeeldheid en wantrouwen. Tel uit de winst.
Gezonde vorm van nostalgie
De onvrede die een ieder voelt over de wijze waarop nu over de Europese Unie wordt gesproken, kan maar op één manier worden verzacht. Dat is door het debat over economie in een meer politiek-cultureel discours te vatten. Politiek is het debat over waarden, en daar moet het dan ook over gaan.
Zo’n politiek-culturele benadering biedt verschillende voordelen. In de eerste plaats hoeft de legitimiteit van de EU dan niet ontleend te worden aan het veiligstellen van welvaart, maar aan de verschillende wijzen waarop de lidstaten vorm geven aan de idealen van democratie, rechtsstatelijkheid en subsidiariteit. Alleen zo zou de Europese Unie als waardegemeenschap een institutionele vertaling kunnen krijgen.
In de tweede plaats kan zo’n benadering wel eens meer kunnen aansluiten bij burgers zelf. Als de EU een technocratisch project blijft, zal het draagvlak onder burgers alleen nog maar verder afkalven en blijft de Unie een gemakkelijke prooi voor populisten. Een meer cultureel discours opent de mogelijkheid om een ‘thuis’ in een globale wereld te ontwikkelen. Dan gaat het om een gezonde vorm van nostalgie; één waarin ons ‘thuis’ geen object van blinde liefde of fobie is, maar een plek waar we ons daadwerkelijk thuis kunnen voelen zonder te vluchten voor de spanningen die globalisering nu eenmaal met zich meebrengt. Globalisering en behoud van eigen identiteit en traditie hoeven niet noodzakelijkerwijs op gespannen voet met elkaar te staan. Ze kunnen juist complementair zijn; je kunt misschien wel pas echt kosmopoliet zijn als je gehecht bent aan een directe leefomgeving.
Bescheidenheid
In de derde plaats, daarbij aansluitend, zou een culturele benadering, meer dan een economische benadering, de feitelijke verscheidenheid in Europa zichtbaar kunnen maken. De ideële eenheid van Europa ligt niet zozeer in iets vaags als een ‘gedeeld waardenpatroon’, maar volgt eerder uit het gesprek over wat werkelijk van waarde is. Dat betekent dat de eenheid per definitie een ‘eenheid in verscheidenheid’ is en slechts bestaat uit een gedeelde publieke ruimte die de verscheidenheid en de onenigheid zichtbaar maakt.
‘Eenheid in verscheidenheid’: het is nog steeds een zinvol adagium voor het beschavingsproject dat de EU ooit was. Het geeft een dubbele boodschap af: het doet een appèl op onze verantwoordelijkheid voor elkaar, en het waarschuwt ons tegen al te veel centralistische overmoed. Het eerste vraagt om engagement, het tweede om bescheidenheid. Is dat te veel gevraagd?
Pieter Jan Dijkman is werkzaam bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA als hoofdredacteur van Christen Democratische Verkenningen. Hij is lid van de redactie van Wapenveld en becommentarieert actuele politieke kwesties.