Het kinderboek als bron van cultuur
De neiging tot verzamelen is deel van het mens-zijn. Hoe klein de verzameling ook mag zijn, het verlangen om voorwerpen samen te brengen die iets gemeenschappelijks hebben en daarmee de wereld compleet maken, is universeel. De individualiteit van de mens uit zich in het aanleggen van een verzameling. Aan deze neiging, die soms aan fanatisme grenst, hebben we prachtige collecties porseleinen voorwerpen, beeldhouwwerken en schilderijen te danken. En uiteraard ook boeken.
Talloos zijn de verzamelingen boeken op filosofisch en literair gebied. De aard van de verzamelingen verandert met de ontwikkelingen binnen de cultuur. In tijden van ontdekkingen op het gebied van de natuurwetenschappen, zoals in de negentiende eeuw, is het verlangen groot om de bestaande kennis samen te brengen in reeksen. Gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw stonden verslagen van ontdekkingsreizen naar continenten die voor de Europeaan onbekend waren, in het middelpunt van de belangstelling. Dergelijke boeken in je boekenkast lieten zien dat je niet van de straat was.
Het kinderboek is er binnen het verzamelwezen tot het begin van de twintigste eeuw bekaaid afgekomen. Afgezien van ABC-boekjes, andere voor het onderwijs bestemde boeken en boeken ter verduidelijking en verbreiding van de geloofsleer waren kinder- en jeugdboeken geen onderwerp voor een openbare verzameling. Het gevolg van de geringschattende bejegening van het kinderboek was dat openbare bibliotheken tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw op de volle planken ruimte creëerden door de zichtbaar gebruikte kinderboeken af te schrijven en als oud papier op te ruimen. In wetenschappelijke bibliotheken leefde de vraag naar kinderboeken niet, omdat ze geen object van wetenschappelijk onderzoek waren. De zeldzame uitzonderingen die wel het belang van het jeugdboek inzagen, waren de ontwikkelingspsychologe Charlotte Bühler en enkele onderwijzers als bibliofiele buitenstaanders. Het kinderboek functioneerde als gebruiksvoorwerp dat na gedane opvoedkundige arbeid naar zolder kon om daar te verstoffen en uiteindelijk te verdwijnen.
Bedreigd genre
In 1918 constateerde de Duitse filosoof Walter Benjamin dat kinderboeken nauwelijks serieus werden verzameld, maar dat je in antiquariaten bijzondere kinderboeken op de kop kon tikken. Deze winkels waren rond 1920 derhalve een bewaarplek voor waardevolle kinderboeken, zij het met commercieel oogmerk. De antiquaars die dan ook nog catalogi van hun aanbod samenstelden, brachten daarmee ook een schat aan kennis bijeen. Zij liepen vooruit op de belangstelling die tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw begon en die nu, anno 2017, ongekend grote proporties heeft aangenomen. Deze brede belangstelling is een mondiaal verschijnsel.
Het jonge voorlees- of leespubliek van het kinderboek maakt het tot een bedreigd genre boeken. Kinderen zijn de meest consequente boekenliefhebbers en eigenen zich de wondere wereld van het boek toe door er fysiek iets mee te doen, eraan te sabbelen, plaatjes eruit te scheuren, tien keer hun naam erin te zetten of met behulp van kleurpotloden de zwart-wit-illustraties in te kleuren. Kinderen doen dingen met het boek die de volwassene vermijdt en in zijn/haar leesproces heeft verinnerlijkt. De levenskansen van het door kinderen verwerkte en toegetakelde boek waren en zijn daardoor gering. Een lelijk boek is geen sieraad voor de boekenkast.Het kinderboek stoort
zich niet aan
nationale grenzen
Twee belangrijke redenen verklaren de rehabilitatie van het kinderboek. De eerste ligt het meest voor de hand: nostalgie. Het van vroeger vertrouwde kinderboek laat het verlangen opkomen naar een gekoesterde tijd waarin de volwassene zelf kind was en zonder bijgedachten gelukkig kon zijn. Het kinderboek uit de eigen jeugd in handen hebben is ontroerd zijn over het kind dat je ooit was. Omdat het symbool van de kinderjaren dikwijls niet meer in de nabijheid is, leidt deze nostalgie tot een hartstochtelijke zoektocht naar dat specifieke boek, bijna als het ultieme bewijs dat de kinderjaren ook echt hebben bestaan. Dit kan een verzameling van buitengewone proporties tot gevolg hebben. Het terugvinden van Bob, Bep en Brammetje van W. G. van de Hulst kan dan het startmoment zijn van het streven naar een volledige Van de Hulst-collectie.
De tweede reden voor de huidige aandacht voor het kinderboek is de ontdekking van de esthetische en cultuurhistorische waarde van kinderliteratuur. Bij de esthetiek van het kinderboek is te denken aan de kunstzinnige opbouw van de vertelling en aan de bijzondere schoonheid van de illustraties. Bij de door de gebroeders Grimm verzamelde sprookjes werden vanaf 1820 illustraties afgedrukt die kleine kunstwerken op zich zijn. Het waren niet de minste kunstenaars die tekeningen bij sprookjes als Jorinde en Joringel en Hans en Grietje maakten. Heinrich Vogeler was een van hen. Het verschijnsel ‘illustratie’ speelde tijdens de negentiende eeuw ook binnen de volwassenenliteratuur een voorname rol. Bloemlezingen van gedichten gingen in deze tijd gepaard met verfijnde tekeningen of litho’s in kleur. Een curieus voorbeeld van het belang van illustraties in kinderboeken is de Russische literatuur uit de jaren waarin het ‘socialistische realisme’ tot marxistische kunstnorm was verheven. De kunstenaars weken uit naar de kinderliteratuur, die om deze reden een vrijhaven voor de avant-garde was. De geschiedenis van de beeldende kunst tijdens de negentiende en twintigste eeuw was en is niet te beschrijven zonder aandacht voor de rol die het geïllustreerde kinderboek vervulde. Voor de 21e eeuw is dit verband tussen de voor verschillende leeftijdsgroepen bestemde kunstvormen inmiddels een vanzelfsprekendheid.
Culturele continuïteit
Wanneer het om de cultuurgeschiedenis van het literaire segment van het kinderboek gaat, treden gedachten over esthetische en ethische vorming op de voorgrond. Het eerste gebied waar deze vorming een rol speelt, is dat van de adaptatie, van het geschikt maken van volwassenenliteratuur voor kinderen. Voorbeelden van adaptatie zijn de romans Robin Hood, Gullivers Reizen, Schateiland, de verhalen van Baron von Münchhausen en de verhalen uit de Bijbel. Tijdschriften en almanak-uitgaven voor de jeugd en jaarboeken voor meisjes en jongens publiceerden de klassieke werken in een vereenvoudigde vorm, steevast met verklarende illustraties. Dat verschafte leesplezier. Daarmee bouwden de tijdschriften voor kinderen een brug tussen de volwassenen- en de kinderliteratuur. Kinderen raakten via deze adaptaties vertrouwd met de grote thema’s van de wereldliteratuur en zagen geen barrière wanneer zij de vertrouwde titels later in een ander kader weer tegenkwamen. Zo kwam en komt culturele continuïteit tot stand.
Omdat een schrijver niet als schrijver geboren wordt, maar eerst lezer moet zijn om schrijver te kunnen worden, is het ook vanuit de gedachte van culturele productiviteit gezien van wezenlijk belang dat de culturele erfenis levend wordt gehouden. Culturele productiviteit omvat een hele reeks mogelijkheden, van het herschrijven van oude stof zoals de liefde van Romeo en Julia of de mens Faust, die zijn ziel aan de duivel verkoopt, tot het kunnen herkennen van culturele bijzonderheden en het vermogen om het juiste citaat op het juiste moment te gebruiken.
Kinder- en jeugdboeken zijn in heel Europa een belangrijk – en plezierig – object van wetenschappelijk onderzoek geworden. Van dat plezier getuigen de publicaties van onder meer de hoogleraar jeugdliteratuur Helma van Lierop uit Tilburg en van de hoogleraar Illustratie Saskia de Bodt van de Universiteit van Amsterdam. Met de oprichting van het Kinderboekenmuseum, als onderdeel van het Letterkundig Museum (thans: Literatuurmuseum) in Den Haag, werd het belang van kinderboeken voor de algemene cultuur onderstreept.
Wie zich met de geschiedenis van het kinderboek bezighoudt, doet een mooie ontdekking. Het kinderboek stoort zich namelijk niet aan nationale grenzen. Rie Cramer was buiten Nederland even bekend als binnenslands, terwijl de in Nederland niet bepaald vermaarde Henriëtte Willebeek le Mair in Engeland nog altijd een grote beroemdheid is. Voor de Duitse kinderkledingfirma Bleyle maakte de Nederlandse Berhardina Midderigh-Bokhorst de reclameboekjes. De boekillustraties in heel Europa waren beïnvloed door de tekeningen van de Engelse Kate Greenaway. De wisselwerking en de kruisbestuiving waren groot. En ze zijn het nog. Harry Potter heeft zelfs de wereld veroverd. Dat betekent dat kinderen in Europa een gemeenschappelijke basis van kinderliteratuur hebben en dus in principe met elkaar kunnen communiceren. Voorwaarde is wel dat volwassenen deze kinderen voorlezen of de edele leeskunst zelf beheersen.
Dr. J. Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA) en was lange tijd universitair docent in Nijmegen. Hij is medewerker van enkele dagbladen.