‘Ik zou graag willen weten hoe God het gedaan heeft’

In gesprek met Jan van Bemmel over big bang, evolutie en schepping

Fysicus Jan van Bemmel houdt er een interessante positie op na in het debat over schepping en evolutie. Hij is zeer kritisch als het gaat over de evolutietheorie, maar is beslist geen creationist. Zijn leven lang houdt hij zich al bezig met dit thema. Wapenveld bezocht Van Bemmel om nieuw licht te laten schijnen over platgetreden paden. 

Van Bemmel heeft als hoogleraar medische informatica zijn sporen verdiend in de wetenschap. Van 2000 tot 2003 was hij rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook na zijn pensionering is hij niet gestopt met het schrijven van publicaties op het gebied van geloof en wetenschap. In zijn studeerkamer vertelt hij over zijn boek dat binnenkort uitkomt bij Buijten en Schipperheijn. De titel is veelzeggend: Waar was je? Geloven na Darwin en Hubble. Net als Job waren we er niet bij toen God de wereld maakte. Van Bemmel heeft er lang aan geschaafd. Verschillende van zijn niet-gelovige oud-collega’s hebben het al gelezen. ‘Die lazen het met rode oortjes. Zij hebben vast wel bepaalde ideeën over hoe men hierover denkt in de Biblebelt, maar vinden het interessant om te lezen hoe ik de wetenschap serieus neem en tegelijk aangeef waar mijn denken stopt.’

Als het gaat over de oorsprong van het heelal en het ontstaan van het leven op aarde, blijft Van Bemmel graag bij de feiten, voor zover we die kennen. De ouderdom van het heelal, bijna 14 miljard jaar, is er daar één van. Ons eigen zonnestelsel is van recenter datum, nog ‘maar’ 4,5 miljard jaar oud. Hier is het leven ontstaan dat wij kennen, eerst ogenschijnlijk eenvoudig, maar later veel complexer. Ruim 500 miljoen jaar geleden verschijnen er dan - ook tot verbazing van Harvard-evolutiebioloog Stephen Gould - binnen geologisch korte tijd verschillende complete levensvormen: een grote verscheidenheid aan primitieve, maar complete dieren. Dit staat bekend als de Cambrische explosie. Maar hier eindigt onze kennis wel zo’n beetje. Hoe precies het eerste leven is ontstaan uit de zogenaamde oersoep is wetenschappelijk een gigantisch raadsel. En hoe het daarna verder ging, de opeenvolging van de soorten, is voor Van Bemmel eveneens een mysterie. De soorten zijn elkaar in de tijd opgevolgd, zoals blijkt uit fossiele vondsten. Maar veel meer weten we niet. Hij is steeds minder en in feite geheel niet overtuigd van het voorkomen van macro-evolutie (toeval, natuurlijke selectie), sinds Darwin een van de pijlers van de evolutiewetenschap.

Van de fameuze tussenvormen bestaan volgens Van Bemmel, ondanks beweringen van evolutiebiologen, weinig tot geen overtuigende voorbeelden. Van Bemmel heeft oprecht geprobeerd het te begrijpen, maar een overtuigend voorbeeld van een tussenvorm heeft hij nergens gevonden. ‘Het is veeleer zo dat uit het fossiele bodemarchief blijkt dat er voortdurend  vrij plotseling geheel nieuwe soorten zijn ontstaan zonder tussenvormen. Bovendien zijn er miljarden soorten organismen geweest en die zijn in aantallen alleen maar afgenomen. Een walvis zou ontstaan zijn uit een evenhoevig landdier, bijvoorbeeld een nijlpaard. Men concludeert dat op basis van verwantschap in hun DNA. Blijkbaar hielden nijlpaarden op een gegeven moment hun snuit telkens langer onder water en langzaamaan is er wat veranderd. Maar daar is geen enkel bewijs voor. Eigenlijk hebben we geen goede verklaring voor die verwantschap die je ziet in het DNA, tenzij je de speculatieve gedachten van Darwin aanvaardt.

Recent onderzoek laat bovendien zien dat groei en ontwikkeling van organismen heel wat complexer zijn dan aanvankelijk werd gedacht in het (neo)darwinisme. Dit alles is er de oorzaak van dat steeds meer bio- en andere wetenschappers zijn gaan twijfelen aan de juistheid van de darwiniaanse evolutietheorie en zich de vraag stellen of er niet een totaal ander paradigma nodig is om de wetenschappelijke bevindingen in de biologie te kunnen verklaren. In elk geval is het model van het darwinisme, in welke vorm dan ook, steeds onwaarschijnlijker en in feite volkomen onhoudbaar geworden. Dit heeft grote gevolgen voor denkbeelden over evolutie in het brede spectrum van de wetenschap. Ik heb de hoop dat er, zoals in de natuurkunde en de kosmologie, ooit een grote geest komt, die een stap naar een ander paradigma kan zetten.’

Biologische big bang
Van Bemmel sluit in zijn analyse aan bij een groep wetenschappers die kritiek hebben op het mechanisme van evolutie via natuurlijke selectie. Een tijdje terug schudde de bekende filosoof Thomas Nagel de wereld wakker door unverfroren te beweren dat er geen goed wetenschappelijk verhaal bestaat over hoe de ene soort uit de andere ontstaat. Zo zijn er meer: atheïsten die echt niet op zoek zijn naar een schepper, maar toch de evolutietheorie onvolledig vinden. Van Bemmel is zelf op het spoor gekomen van een talentvolle Amerikaanse evolutiebioloog van Russische afkomst: Eugene Koonin. Hij spreekt over een 'biologische big bang' tijdens de Cambrische explosie en daarna. Hij werkt bij de gerenommeerde National Institutes of Health (NIH) bij Washington D.C. Koonin veronderstelt een big bang omdat het plotseling verschijnen van allerlei nieuwe vormen van leven een groot raadsel is. In wetenschappelijke Engelse zinnen formuleert Koonin wat Van Bemmel in rond Hollands schrijft. 'In de Cambrische explosie zie je ineens binnen 10-20 miljoen jaren dieren met onder meer een maagdarmkanaal en een bloedsomloop. Hoe ontstond dit? Niemand weet het. Koonin ziet geen andere mogelijkheid dan dat er een soort big bang van het leven is geweest. Het interessante van hem is dat hij zich niet distantieert van de evolutietheorie, want dan is hij out, hij zit immers bij NIH.’

Van Bemmel is christen en wetenschapper tegelijk. Zijn fascinatie voor onderzoek werkt aanstekelijk. ‘Ik zou ook best willen weten hoe God het gedaan heeft. Wij willen graag via onze wetenschap erachter komen hoe de wereld in elkaar zit. Maar het is ook pure nieuwsgierigheid. Ook het feit dat we er nog steeds naast kunnen zitten fascineert me. Wetenschap is immers altijd voorlopig. In de kosmologie hebben we bijvoorbeeld het bigbangmodel. Ik denk dat het juist is, maar als het onderuit wordt gehaald, dan sta ik open voor nieuwe modellen. Denk aan het recente werk van de theoretisch fysicus Erik Verlinde van de Universiteit van Amsterdam, die de bigbangtheorie verwerpt en met een nieuw model komt. Er zijn weinig mensen die zijn interessante nieuwe theorie begrijpen maar wie weet heeft hij gelijk! Ook als het gaat over het ontstaan van leven ben ik razend benieuwd wat voor ideeën er nog gaan komen.’

Ben je blij dat je in deze tijd leeft en niet in de Middeleeuwen of in de tijd van de Bijbel?
‘Ja, ik vind het fantastisch; wat zullen we allemaal nog wel niet meer ontdekken? Soms denk ik aan het volk Israël dat door de woestijn dwaalde. Zij hadden hetzelfde DNA als wij, dezelfde breininhoud. Wij weten nu dingen die zij totaal niet konden bevroeden. Natuurlijk, wij hebben niet alleen de lusten ervan, maar we merken ook de lasten van alles wat wij weten. We maken er helaas niet steeds een betere wereld van.‘

Het ontwerp van de Schepper
Van Bemmel heeft zeer veel sympathie voor de Intelligent Design-beweging (ID). In Nederland werd deze beweging bekend door boeken van Cees Dekker en anderen, nu al weer meer dan 10 jaar geleden. 'Aanhangers van ID, zoals de Amerikaan Michael Behe, laten zien dat de huidige wetenschap niet bij machte is om het ontstaan van complexe moleculaire systemen te verklaren. Ik vind Behes analyse zeer indrukwekkend. Met alleen evolutionaire verklaringen kom je er niet; er moet een achterliggend ontwerp zijn. De voor de hand liggende kritiek op ID is dat op die manier God als verklarende factor wordt ingevoerd in de wetenschap. Toch zou het in principe mogelijk moeten zijn volgens ID’ers - onder hen zijn ook atheïsten - om over ontwerp te spreken los van een ontwerper. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd.' Blijkbaar hielden nijlpaarden hun snuit telkens langer onder water

Van Bemmel is zich bewust van de vragen die gesteld kunnen worden bij ID, maar toch kan hij niet anders dan de hand van de Ontwerper uitbundig zien in de natuur. In zijn boek beschrijft hij een aantal concrete voorbeelden. ‘In de biologie heb je een ander soort verklaringen nodig dan alleen het mechanisme van natuurlijke selectie. De redeneringen van ID-wetenschappers als Behe en Dembski zijn zoveel mogelijk wetenschappelijk. Ik vind het heel valide om dat in verband te brengen met een ontwerp. Of je dan op deze manier bij God uitkomt, is zeer de vraag.’

God is toch geen ingenieur?
‘Ik denk wel dat je kunt zeggen dat God ook een soort superingenieur is, een superwiskundige, zoals de astronoom James Jeans een eeuw geleden al schreef. Je ziet het om je heen en boven je. God is niet een ingenieur in de zin dat Hij een technisch ontwerp maakt en dat is het dan. Er is veel meer aan de hand. Daar heb je als verklaring de Bijbel bij nodig. Maar als je objectief kijkt naar de werkelijkheid, dan kun je er niet omheen: daar is over nagedacht.‘ 

Je zegt dat God de grote ingenieur is. Kom je dan verder dan het deïsme?
‘Nee, niet als je het daarbij laat. Als je de Bijbel niet zou hebben, zou je hoogstens op een eerste oorzaak, een eerste beweger (Aristoteles en Thomas van Aquino) terecht komen. Wij weten als christenen wie Hij is. Dat neemt niet weg dat de Heere God kennelijk een onvoorstelbaar groot denkvermogen heeft.‘ 

Maar zijn natuurrampen ook op die manier bedacht?
‘Dat weet ik echt niet. “Waar was je?” zeg ik in mijn boek. De carnivoren waren er ook in de tijd van de Hof. Adam wist wat dood was; hij zag het om zich heen. Over de schepping zijn zoveel vragen, maar dat Gods hand erachter zit, is wel duidelijk. Ik kan me niet voorstellen dat, nadat Adam in zonde viel, de satan nog een keer een soort extra schepping in werking heeft gezet waardoor alle ellende ontstond. Bijvoorbeeld dat de satan ervoor heeft gezorgd dat er speciale kiezen kwamen bij leeuwen en tijgers.’ 

Als je probeert de miljarden jaren van het heelal samen te brengen met het ontwerp van de Ontwerper, zeg je dan ook dat er op bepaalde ogenblikken een versnelling geweest is, bijvoorbeeld in de Cambrische explosie, of het moment waarop de mens naar Gods beeld is geschapen?
‘Ik noem liever de schepping van al die dieren en de mens interventies van God. In de miljarden jaren heeft God steeds ingegrepen, zoals Hij dat nog steeds doet; de schepping is geen statisch geheel. Hoewel, inmiddels is ook bekend uit wetenschappelijk onderzoek dat het basisontwerp van het leven (zoals DNA, RNA, aminozuren, genexpressie) niet is geëvolueerd. Bacteriën hadden drie miljard jaar geleden al hetzelfde mechanisme van DNA, genexpressie en eiwitten als wij hebben.’ 

Jij zegt: God heeft geïntervenieerd. Maar loop je dan niet het gevaar dat God ook weer kleiner wordt zodra er een verklaring wordt gevonden? Misschien kunnen we straks het ontstaan van nieuwe soorten narekenen met een ingewikkeld computerprogramma?
‘Voor het argument van de God van de gaten ben ik helemaal niet bang. Laat vooral de wetenschap spreken bij het ontstaan van de kosmos, het ontstaan van de soorten en van leven. Maar houd wel in de gaten dat wat de wetenschap zegt altijd voorlopig is.’ Het belangrijkste is: God greep in.

Adam en Christus
Ook al is Van Bemmel kritisch over het huidige evolutiemodel, ook hij accepteert dat het heelal een lange historie heeft waarin de soorten na elkaar maar binnen korte tijd zijn verschenen, en soms ook weer massaal verdwenen. Van Bemmel wil zijn wetenschappelijke kennis niet in conflict zien met het scheppingsverhaal. ‘Als het gaat over het Bijbelse scheppingsverhaal en de natuurwetenschap wil ik niet de weg op van een harmoniemodel. Door Adam en Eva voor te stellen als neolithische boeren overschrijd je naar mijn mening onze kennis en begeef je je op het terrein van de speculatie. “Waar was je toen ik het nijlpaard maakte?” Job zegt dan: “Ik leg de hand op mijn mond; hiervóór had ik van U gehoord, maar nu hebben mijn ogen U gezien.” Ik heb in dit verband veel geleerd van C.S. Lewis. Hij geeft een mooi voorbeeld: “Ik geloof in het christendom net zoals ik geloof dat de zon is opgegaan: niet alleen omdat ik dát zie, maar omdat ik daardoor al het andere kan zien.” Zo zie ik ook het geloof in God als Schepper. Door de openbaring van Jezus Christus als de Zon zie ik de werkelijkheid anders. De God van de Bijbel is ook de God van de werkelijkheid die wij onderzoeken. Dat is toch grandioos?’ 

Het lijkt alsof je met de gedachte van interventie de schepping van Adam of het ontstaan van leven in de Cambrische explosie in verbinding brengt met onze kennis van de fossiele historie. Probeer je niet de openbaring wetenschappelijk te duiden? Moet je niet zeggen: zoek niet naar die verbinding.
‘Nee, dan begrijp je me verkeerd. Ontwerper is geen ander woord voor de Schepper. Als christen weet je wie Hij is. Als het gaat over het scheppen van Adam zie ik een analogie met de komst van Jezus Christus als tweede Adam. God intervenieerde toen ook. In Maria groeide leven dat werd, zoals wij hadden moeten zijn. Is zo Adam ook niet geschapen? Ook de maagdelijke geboorte moet je niet biologisch willen begrijpen, zoals de kerk in de Middeleeuwen dat probeerde. Het belangrijkste is: God greep in. Je gaat een grens over als je dat verder wilt invullen. De analogie van de geboorte van Jezus Christus en de schepping van Adam helpt om woorden en metaforen te vinden om erover te spreken, zonder dat je dat biologisch kunt verklaren. ‘

Dr. H. de Leede is emeritus predikant van de PKN en redacteur van Wapenveld.

Dr. A.J. Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de afdeling Radiologie van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en is hoofdredacteur van Wapenveld.