Redactioneel
Niet lang geleden was ik in de gelegenheid een Nederlandse kerkdienst mee te maken in Rome. Dat gebeurde in de kerk der Friezen aan het Sint-Pietersplein, op 500 meter afstand van het graf van Petrus. Deze diensten zijn er niet alleen in de zomermaanden, maar elke zondag. Het is daar een komen en gaan van Nederlandse rooms-katholieken die met hun pastoor een weekend in Rome zijn. Hun eigen pastoor mag tijdens de viering plaatsnemen naast de rector van de kerk der Friezen, niemand minder dan emeritus bisschop Antoon Hurkmans van Den Bosch.
Ik voelde me wel thuis daar. We zongen gezangen van Ad den Besten en rector Hurkmans hield een protestantse preek. Als hij een zwarte toga had aangetrokken was hij nauwelijks te onderscheiden geweest van een klassieke hervormde dominee. Hij sprak de schare vaderlijk toe. Hij vermaande ons om minstens een keer per dag uit de Bijbel te lezen en voor de vaders en moeders had hij nog een speciale boodschap: bid hardop met uw kinderen.
Ik ondervond het aan den lijve: 500 jaar na de Reformatie zijn de tegenstellingen minder groot geworden. De tijd van de karikaturen is voorbij. Maar dat wil nog niet zeggen dat rooms-katholieken en protestanten elkaar alleen maar moeten knuffelen. Ook tussen broeders en zusters onderling valt af en toe een hartig woordje te spreken. In dit nummer van Wapenveld doen we daarom op de valreep nog mee met de herdenking van 500 Reformatie. Een edel drietal wijst ons daarin de weg: Kierkegaard, Newman en Fraanje.
Klaas van der Zwaag schrijft over de bevindelijke fietsenmaker Fraanje uit zijn geboortedorp Barneveld. Hij had wat met het woord katholiek. Voor Van der Zwaag is het aanleiding genoeg om te vermoeden dat in de doorleefde vroomheid van behoudende protestanten een verlangen school naar de ongeschonden eenheid van de kerk.
Arjan Plaisier neemt ons mee naar een van de grote theologen uit de 19e eeuw: de anglicaanse theoloog John Henry Newman, die op later leeftijd door de paus tot kardinaal werd benoemd. Plaisier schrijft aanstekelijk over deze grote prediker. Newman werd naar eigen zeggen door de kerkvaders in Rome gebracht. In een eeuw van bindingloosheid is binding nodig. Die is, hoezeer die ook kan schuren, heilzaam voor intellectuelen. Is het toeval dat ik bij het lezen van Plaisier moest denken aan de latere landgenoot van Newman, G.K. Chesterton? Chesterton was een rooms-katholieke bekeerling over wie Plaisier eerder een fijnzinnig portret schreef in Wapenveld (55/6). Met bekeerlingen als Newman zijn protestanten niet zomaar klaar. Daar komt Plaisier aan het eind van zijn artikel over te spreken. Zijn pleidooi voor nederigheid zou een goed programma zijn voor een Reformatieherdenking. Nederigheid bij protestanten die meenden in de plaats van Rome te zijn gekomen en nederigheid bij rooms-katholieken die meenden de protestanten niet nodig te hebben.
Plaisier noemt in het voorbijgaan de lastige waarheid dat de Reformatie, zij het onbedoeld, heeft bijgedragen aan de secularisatie van de Europese samenleving. Weer zo’n vraag die protestanten niet zomaar links kunnen laten liggen. Udo Doedens pakt deze vraag op door te luisteren naar de reactie van Kierkegaard op Luther. Kierkegaard krijgt in de loop van zijn leven meer en meer moeite met Luthers vrijheidsidee. Het lukte Luther niet om zijn revolutionaire vrijheidsidee door te zetten op het terrein van politiek en maatschappij. De enkeling die voor God staat is de grandeur van het protestantisme. Maar tegelijkertijd hebben de historische omstandigheden ertoe geleid dat deze enkeling de radicaliteit van het evangelie niet heeft doorvertaald naar de maatschappij. De secularisatie is zo bezien een teken van onmacht van de kerk om maatschappelijk present te zijn. Kortom, 500 jaar Reformatie is reden tot dankbaarheid voor de weg van de Heer door de geschiedenis, maar niet voor tevredenheid.